een netelige kwestie

Het kwade valt niet te verdelgen

Na de pijn
Nadat het nieuws over de steekpartij en de speculaties over motieven mij ongeveer van de kaart hadden geveegd, begon naast het treuren om onbekend maar onschuldig leven ook iets anders. Mensen waren boos, zij wilden de doodstraf voor zulke gevallen en ook ik speelde met de gedachte dat er op de bestaande regel een uitzondering diende te bestaan die door een college van 12 magistraten bekeken zou moeten worden en vervolgens alleen als de dader voor genezing of schuldbesef niet vatbaar bleek, waarbij een verblijf in de samenleving zeer gevaarlijk zou zijn, zou men de straf in overweging moeten nemen. We weten dat het voor het debat niet eenvoudig is op die manier de kwestie te behandelen, omdat tegenstanders van de doodstraf vooral een objectieve benadering van het probleem ter tafel brengen, maar het aanvoelen van de burgers niet echt een objectief gegeven vinden. Een ervaring van een emotionele schok zoals die velen onder ons gisteren overviel, maakt dat we moeten begrijpen dat een objectieve benadering van het concept en de maatschappelijke betekenis van een uitvoering van een doodstraf verschillende zaken zijn. We blijven tegen de doodstraf gekant, maar we begrijpen dat er zich een probleem voordoet, waar we het collectief en als personen moeilijk mee hebben.
Een van de aspecten bestaat erin dat we niet goed weten of het kwaad bestaat. Voorwaar een vreemde opmerking in een tijd waarin men van de metafysica afscheid heeft genomen, maar toch menen we dat er zich een probleem voordoet als we categorieën als het goede en het kwade uitschakelen. Laten we er ook opmerkzaam op zijn dat in die kinderkribbe zowel het kwaad als het goede aan het licht kwam, want die verzorgsters blijken niet enkel zichzelf verdedigd te hebben, maar ook de baby’s waarover ze de zorg hadden.
Weg met de metafysiek?
We leven vandaag met de opvatting dat mensen doen wat ze doen en dat we daarbij aangestuurd zouden worden door een intrinsiek overlevingsmechanisme. Volgens de evolutionaire biologie zouden we primair nog altijd dieren zijn die volkomen gedreven worden door basisdriften. De cultuur is in die optiek dan ook niets anders dan een dun laagje vernis. Of dit klopt, lijkt boven elke twijfel verheven te zijn en dus kan men over het kwade niet goed spreken, laat staan over het verdelgen van het kwaad. Zeker nu Mister President Bush de scène verlaten heeft, is men blij af te zijn van de strijd tussen goed en kwaad. Maar het is precies deze voorstelling van zaken die eindelijk niet aan de orde is. Omdat de strijdmiddelen ook het vermeende goede compromitteert, zodat die strijd nooit een zwart versus wit kan zijn. Goed en kwaad, vrije wil zijn begrippen die we hebben uitgeschakeld, maar in wezen blijven we bezig met de vraag hoe we moeten leven, zoals Socrates ons al wilde laten weten. Ken uzelf! Zou boven het orakel van Delphi te zien zijn geweest, maar we moeten beseffen dat zelfkennis een kwestie blijkt te zijn voortschrijdend inzicht, van ervaring en ook van een bepaalde normering, waardoor we weten wat past en niet. Vandaag menen we met het grootste gemak dat een verhaal zonder moraal ook voor kinderen beter is. Maar hoe kunnen we dan nog de fabels van Jean de la Fontaine lezen? Het zijn vragen die we niet meer behandelen op straffe van ostracisme wegens een conservatieve ingesteldheid, of erger.
Wat zeggen de boeken
En toch, zelfs als we het optreden van de neoconservatieven moeten beoordelen, moeten we onze afvragen of de oogmerken geoorloofd waren en of de gebruikte middelen niet enkel doelmatig waren, maar ook nog eens kwalijk, dat wil zeggen het kwaad wilden bereiken. John Lucaks heeft in een analyse van de biografieën die sinds 1946 zijn verschenen ook aandacht voor het probleem dat Hitler de biograaf op het oog andere problemen stelt dan de historicus, maar dat voor beiden de plaats van Hitler in de geschiedenis minder evident is dan men in het publieke debat graag voorwendt. Hij stelt vast dat Hitler door haat gedreven werd, een haat die alles oversteeg en dat hij dus in feite het kwade wel moest willen. Die haat belette niet, zo meent Lucaks ook, dat Hitler tot meer in staat was dan men doorgaans wenst aan te nemen. Zonder verder op het boek te kunnen ingaan binnen dit kader, komt ons vooral de vraag voor hoe we Hitler kunnen begrijpen zonder in te zien dat het kwade inderdaad mensen kan drijven. Dit is geen romantische noch een metafysische idee, al kunnen we wellicht pas na de feiten de vinger leggen op het feit dat hier iemand bezig was het kwade te realiseren. Hannah Arendt had het over de banaliteit van het kwade, zoals een Eichmann die volgens haar representeerde. Ook deze benadering vindt doorgaans geen genade in erudiete geesten omwille van het feit dat het kwade niet stoemelings bedreven zou kunnen worden, maar dan staan we toch wel voor een contradictie. Een ander argument tegen de idee van de banaliteit van het kwade is dat degene die doet wat Eichmann deed eindelijk vond goed werk te hebben geleverd. Een nieuwe biografie over Himmler blijkt dit ook probleem aan te brengen, dat de Nazi’s een eigen moraal zouden hebben ontwikkeld. Misschien is net dit een rationalisatie van het kwaad dat Hitler in de zin had en dat zovele mensen ten uitvoer hebben willen leggen. Maar ons probleem blijft dat dit niet helpt om te begrijpen wat er toen geschied is en dat de verschillende stappen die men moest zetten om te komen tot de Endlösung – hier past het deze term te hanteren, omdat we kijken naar wat er bij de daders is gebeurd – te komen. Reeds het uitzonderen van de Joden als burgers, het ontkennen van hun menselijkheid en vervolgens de moordpartijen in de veroverde gebieden in het Oosten, de vernietigingskampen – hoe lichtzinnig kan men dit alles niet schrijven – waren op zich zelf daden die men niet zonder een metafysische categorie als het kwade kan beoordelen. Men kan niet stellen dat het voldoende is rationeel te redeneren en argumenteren om aan te geven dat dit fout was én is. De rationele benadering brengt ons tot het inzicht is dat het fout is dat men mensen hun menselijkheid ontneemt, ontzegt omdat ze niet zouden beantwoorden aan de kenmerken van de mens als biologisch gegeven. De mens in zijn culturele context kan verschillen, maar het blijft een mens. Maar men kan niet beweren dat dit behalve een foute benadering in ontologisch en epistemologisch opzicht ook nog eens zou getuigen van kwalijke intenties, van diepe haat, een haat waar de meeste mensen wellicht niet toe in staat zijn. Maar ook kan men daarom niet aannemen, zoals ook Lucaks aangeeft dat Hitler niet een mens als u en ik zou zijn, hoe pijnlijk dat ook kan zijn voor ons zelfbeeld. De categorie van het kwade mag dan een kruk zijn om ons bevattingsvermogen te helpen, het komt ons voor dat we moeten begrijpen dat sommige mensen echt gedreven worden het kwade werkelijk te maken.
Overigens zou men het pathologische discours niet kunnen hanteren voor Hitler, omdat we dan juist het probleem uit de weg gaan. Mensen doen niet zomaar wat in hen opkomt, gedetermineerd door hun biologische gesteldheid. Met Susan Neiman ben ik de mening toegedaan dat men op zeker ogenblik toch moet oordelen, niet enkel over de intenties, maar ook over de wijze waarop we een doel willen bereiken. Het kan aannemelijk gemaakt worden dat we als mensen in een situatie komen voorbij goed en kwaad, maar hoe dat leefbaar zou zijn voor wie niet bereid is steeds weer de smalle brug tussen ons door driften bepaalde wezen en een wezen dat zich volkomen mens weet proberen oversteken. Bedenken we hierbij dat we als mensen fataal onvolkomen zijn, want niet volkomen gedetermineerd.
Onze menselijkheid erkennen
De vraag hoe we met het kwaad omspringen, zoals we nu wel gedwongen zijn te doen, omdat we nu eenmaal met een uiting van dat kwade geconfronteerd worden, kan men niet oplossen door te stellen dat die man een eigen logica zou gevolgd hebben. Wellicht was hij van God en de wereld los, maar dat maakt niet dat hij geen mens meer zou zijn, want dat zou in dit geval impliceren dat we de daad niet hoeven te beoordelen. En dat is precies wat wel moet gebeuren. Meeleven met de slachtoffers en hun familie doen we vanzelfsprekend, maar de vraag wat we met de dader aanvangen is een andere probleem.
Het valt zeer moeilijk aan te nemen dat het publiek vrede kan en moet nemen met de vaststelling dat de jongeman geïnterneerd zou kunnen worden of levenslang tbs krijgt. Maar het betekent ook dat we ons bij de vraagstelling over schuld en onschuld – voor velen onder ons zal die vraag wellicht irrelevant zijn – maar ook de passende strafmaat moeten bezinnen over de kwestie hoe we de samenleving tegen deze persoon kunnen beschermen, verhinderen dat hij nog zo een kwaad aanricht. Meerster Jef Vermassen zegde dat het uitzonderlijk was dat deze mens het overleefde omdat zij doorgaans ook de dood zoeken, maar het feit dat hij een kogelvrij vest droeg, laat veronderstellen dat hij meende zich tegen die dood te moeten beschermen. Het proces zal wellicht vlug gevoerd worden, maar het zal, zo kon men van vele mensen horen een onmogelijke zaak zijn deze betichte te verdedigen. Recht op een advocaat heeft hij, maar of hij die zelf ernstig zal nemen?
De basisvraag of we het kwaad zouden kunnen verdelgen, wat veel mensen blijken te hopen, kan men alleen maar negatief beantwoorden, omdat mensen in zichzelf passies vinden die met haat, afkeer, walging of frustratie te maken hebben. Maar het is wel zo dat lang niet iedereen zo ontploffen moet. Veel mensen worden ziek en zoeken hulp om hun leven opnieuw op de sporen te krijgen, wat niet altijd luk. Mensen hebben echter doorgaans veerkracht om terug boven hun malaise uit te stijgen. Vaak komt dit voor, maar het is pure speculatie omdat ze de toewijding van anderen ervaren als een steun voor hun eigen streven opnieuw zelf de zaken ter hand te nemen. Maar heel soms, zo blijkt, kan men mensen aantreffen die met die haat gaan leven en er vorm aan willen geven. Het destructieve karakter kan vormen aannemen die vele anderen meesleurt in de dood, dat weten we. Maar het helpt niet in deze benadering het kwaad niet te erkennen. We menen dat Rudiger Safranski hierover een belangrijke reflectie geschreven heeft, net als Peter Bieri hierover in zijn werk over de vrije wil als handwerk behartigenswaardige dingen gezegd heeft. Met tot slot in gedachten die jonge man uit Brugge, die in 2004 gedood werd door zijn stiefvader en moeder, niet enkel door verwaarlozing, maar ook door slagen en verwonding en ontzeggen van zorgen – al zal de jury hierover nog uitsluitsel moeten geven – menen we dat mensen inderdaad hun morele kompas volkomen kwijt kunnen raken en daden stellen, waarvoor wij, de omstanders geen woorden hebben. Juist daarom komt ons dan het beeld van de moeder die terecht stond omdat ze haar eigen vijf kinderen had gedood, maar haar eigen zelfmoord niet had gelukt. Dan komt ons vooral deernis gepast voor, al menen we wel dat een straf, hoe zwaar ook om dragen wellicht beter kan zijn, maar hier spreekt “Schuld en boete” van Dostojewski – meestal heeft men het over misdaad en straf – waar aan het einde Raskolnikov tot het inzicht komt dat hij een mens zijn en zijn daad daarom echt een zware zonde was. Hij komt tot inzicht en berouw, wat best in christelijke zin beschouwd mag worden, maar als mens ook een louter humane betekenis heeft.
Dat is dan ook wat ons intens bezig houdt: waarom gooien we zo argeloos een aantal concepten weg die we als mensen best kunnen aanwenden om onze eigen condition humaine beter te begrijpen en vooral om een enkele maal te proberen het goede te doen, als een volkomen belangeloze gift? John Lucaks eindigt zijn onderzoek van de biografieën van Hitler en naar de plaats van Hitler in de geschiedschrijving met de vaststelling dat zelden iemand zozeer geslaagd is in het bereiken van alles wat tegengesteld was aan zijn doelen: de macht van Europa en Duitsland werd diepgaan vernietigd, het communisme zou nog veertig, vijftig jaar een groot deel van Europa beheersen en Europa zou zelf na een herleving van de beschaving wel eens juist die beschaving kunnen verliezen.
Nu menen we, hoewel zekerheid niet aan de orde is, dat het ontwikkelen van gearticuleerde begrippen als het goede en het kwade tot de grondslagen van het humanisme behoort. Maar we begrijpen dat we vandaag, nu we de verlichting reduceren tot een paar namen en enkele mantra’s zoals daar zijn “de scheiding van kerk en staat”, “de gelijkheid van man en vrouw” en de Verlichting uitsluitend zien als tegengesteld aan geloof en meer nog aan wat men de Duitse Romantiek heeft genoemd, waarbij velen nauwelijks de ergernis, de afkeer kunnen onderdrukken, zonder met die ideeënhistorische ontwikkelingen maar vertrouwd te willen zijn. Het valt echter op dat deze banalisering van onze beschaving vandaag stilaan weerwerk krijgt, dat filosofen het werk van Bentham en John Stewart Mill, van Descartes en van Rousseau opnieuw gaan bekijken, maar ook beseffen dat wat men zo afkeurenswaardig vindt in de joods-christelijke traditie, het obscurantisme en de dwaze mythes moet bekijken. Natuurlijk hebben erudiete geesten als Erich Fromm en Levinas die tradities niet verloochend, heeft Gunther Anders in zijn ”de catacombe van Molusië“ juist de revolutionair meegaf dat wat goed is bevonden niet zomaar overboord gegooid mag worden en aandacht voor de traditie niet zonder belang is.
Buigen we ons over deze vragen, dan mag dat geenszins tot veronderstelling leiden dat we als mens zelf volkomen aan hoge morele standaarden zouden beantwoorden. Dat is ook geen zaak van publiek belang noch hoeft dat op hypocrisie te wijzen, wel op een intens begaan zijn met de gang van zaken in deze wereld.
Bart Haers
zaterdag 24 januari 2009
Nota bene dat deze tekst zaterdag ontstond uit arren moede, dat het proces in Brugge achter de rug ligt en dat we weten wie in Dendermonde toesloeg. Toch denk ik dat de idee die mij dreef wel aan het uitzonderlijke van het gebeuren gekoppeld is. Nieuwe reflectie dringt zich op, maar dit bericht houdt haar plaats

Reacties

  1. Vanzelfsprekend valt het kwade niet te verdelgen; dat is nogal wiedes.

    Het kwade kan immers niet aangeduid, (gedefinieerd of afgebakend worden en dus bestaan)zonder de aanduiding (definitie of afbakening van) het goede, en vice versa.

    Je kan evengoed beweren dat het goede niet te verdelgen valt.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts