Tegen het Einde

De geschiedenisleraar in de kiem gesmoord


Joris Note. Tegen het einde (2009) 208 pagina's  Uitgever: De Bezige Bij
ISBN: 9789023429852

Enige tijd voerde de Standaard een discussie over de vraag of de roman een hoofdpersoon moet hebben en of er ueberhaupt nog sprake dient te zijn van een ontwikkeling. Als we het wel hebben lijkt men van mensen niet meer te verwachten dat zij in de loop van een roman anders tegenover de dingen gaan staan. Ook de vraag hoe of we met de gebeurtenissen die ons leven van buitenaf raken, omgaan, lijkt niet meer zo relevant. Tot slot moeten we ook de indruk vermelden dat uit de discussie bleek dat fictie niet meer een onvertogen genre is, maar verre bij de realiteit achterwege blijft. Gelukkig heeft Joris Note met zijn roman, Tegen het Einde aangetoond dat men ook vandaag nog best een onversneden roman kan schrijven, waarin men een mens ziet evolueren en zich met zijn leven inlaten, worstelen zelfs.

Of het een steengoede roman is, laten we liefst in het midden, hoewel we moeten aangeven dat we er niet over zouden schrijven, als de roman ons niet bevallen was. Maar waarom dat zo is, blijkt hopelijk uit deze recensie.

Lerarenpijn

De hoofdfiguur, Maurice Loterman vertelt over de valse start die zijn loopbaan in het onderwijs nam, ten tijde van de Anjerrevolutie in Portugal. Maar hij vertelt ook over hoe hij naderhand een afstandelijke, vakbekwame en rustige leerkracht werd, die zijn werk goed deed, maar er verder niet veel hoop noch verwachtingen uit leek te putten. Zijn leven lag elders, thuis, bij zijn geliefde en in de boeken die hij las. De school was niet langer een plaats waar hij zich durfde uit te leven; Nu hij zich uit het actieve leven terug trekt, ziet hij terug op die episode, het omslaan van idealisme naar realisme, dat hem nu, zoveel jaren opnieuw lijkt bezig te houden. Het bestaan als leraar, is dat pijnlijk, of is het gewoon maar een job? De worsteling betreft het debat over hoe we geschiedenis adstrueren in het middelbaar onderwijs, maar ook hoe leerlingen en leerkrachten met elkaar omgaan, om nog te zwijgen van de leerkrachten die het onderling vaak niet eens zijn en bovendien ook een eigen pikorde kennen.

In de literatuur hebben de leerkrachten het de laatste decennia niet onder de markt, want het zijn geen helden meer, eerder bekrompen lieden, of dames die vooral bekommerd zijn om de puntjes op de i. Waarom ook zouden leerkrachten minder of meer kleinburgerlijk zijn dan andere mensen, al ziet men natuurlijk wel dat het leven van een leerkracht best boeiend kan zijn. Als we ons niet vergissen heeft Clem Schouwenaars ons nog een mooi portret van een leerkracht, leraar aangereikt, maar toch, de leraar speelt meestal niet de fraaie hoofdrol en Joris Note laat hier zien hoe het is een leraar te zijn die zich op de vlakte moet houden, omdat de wereld het echte engagement niet echt weet te waarderen.

De Franse Revolutie, altijd weer de revolutie

Een flink deel van het boek gaat op aan de Franse Revolutie, de gebeurtenis die in het onderwijs in Vlaanderen een ongemeen grote plaats krijgt toegemeten, maar waar we verder weinig mee lijken aan te vangen of kunnen vangen. Moeten we die gebeurtenis ab ovo, van begin tot einde uitleggen of het zo gekende schema van de revolutie meegeven, waaraan Lenin zelf zijn eigen vorm en betekenis heeft gegeven? Of moeten we nu net deze mythe deconstrueren? De periode en de gebeurtenissen zijn goed gedocumenteerd en hoewel we kunnen stellen dat er weinig aspecten onbesproken zijn, blijkt dat men doorheen de jaren deze geschiedenis steeds meer als een objectieve kennis is gaan voorstellen, maar ook als een soort waarschuwing over wat er kan gebeuren.

Joris Note laat zijn protagonist, Maurice Loterman optreden als leraar geschiedenis ten tijde van de Anjerrevolutie in Portugal. Hij vertelt het verhaal van beide revoluties en laat de leerlingen begrijpen wat er gaande zou kunnen zijn in Portugal aan de hand van het revolutionaire schema, maar legt aan de hand van de gebeurtenissen in Lissabon ook uit wat er in Frankrijk anno 1789 en volgende moet zijn gebeurd. Hoewel hij hoopt aan het einde van dat jaar te worden benoemd, een mijlpaal in de lerarenloopbaan, merkt hij niet of nauwelijks hoe hij door zijn enthousiaste verhaal over de geschiedenis van de Jacobijnen en Robespierre  veel op het spel zet. Juist zijn enthousiasme, zo vertelt de oude Loterman maakte hem blind voor het gevaar van leerkrachten die hun collegae eronder willen houden en dus was Loterman blind voor de feodale onderwerping waartoe een oudere leerkracht hem wilde dwingen.

Een leerlinge blijkt de stiefdochter te zijn van de potentaat en die jongedame laat hem weten wat de jonge Loterman allemaal vertelt in de lessen geschiedenis. Het noodlot slaat natuurlijk toe en Maurice Loterman ziet af van verdere bevlogenheid, om aan het einde van zijn leven te ontdekken dat het wellicht niet de beste oplossing is geweest.

De betekenis van de Franse revolutie intussen blijkt voor hem met jaren moeilijker aan te geven en mee te geven aan de leerlingen, onder meer omdat men over het comité de Salut publique en de terreur die zij zaaiden over Frankrijk niet zoveel hoeft te melden of mag melden. Het probleem blijkt te zijn dat het comité dat het publieke heil voor ogen had staan, steunend op de denkbeelden van Jean-Jacques Rousseau de samenleving diende te zuiveren van alle smetten en dus de adel diende te verdelgen. In werkelijkheid zijn tijdens de Franse revolutie vooral rijke grootburgers omgebracht die zich een bijna adellijke levensstijl hadden aangemeten. De hele discussie die Note te berde brengt, biedt de lezer de mogelijkheid opnieuw in overweging te nemen hoe we met geschiedenis, met geschiedschrijving omgaan. Men kan de eenvoudige schema’s onthouden, of men kan zich inlaten met meer specifieke aspecten van die geschiedenis. Het komt me voor dat Note zelf niet meer zo tevreden is over onze behandeling van het verleden, zeker niet in het onderwijs.

Loodvergiftiging en geestelijke verstrooiing

Doorheen het boek zien we een ander verhaal geweven waarin de houding van Loterman tegenover de actuele politici op de voorgrond treedt en waarin hij laat zien hoe politici, ambtenaren en burgers elkaar eindelijk niet begrijpen, of liever het verhaal over de vergiftiging van de bodem rondom een metallurgiebedrijf en de opeenvolging van paniekaanjagende en geruststellende reacties van de verschillende overheden komt mij bijzonder interessant voor. Het gaat om het niet dan wel opnemen van verantwoordelijkheden of zou het erom gaan dat we eindelijk dat verleden liever niet met ons meedragen, de industriële revolutie en alles wat daar mee samen blijkt te hangen?

Maar het volk komt in opstand of Lotermans zou wensen dat het volk in opstand kwam, maar hij merkt vooral een grote lankmoedigheid, een fraai theaterspel dat de volksvergadering oplevert, waarbij het volk het hart kan luchten en het overheidsapparaat laat zien hoe sterk het wel presteert ten behoeve van het algemeen belang. Op de achtergrond schuilt een ander debat, waar we met genoegen van gesnoept hebben, de erfenis van mei ’68, waarmee Joris Note bijzonder geraffineerd omspringt. Het gaat om het ervaren dat mensen die eerst in opstand kwamen, vanuit een doorgaans knusse situatie, vervolgens zelf de plak gingen zwaaien. Het andere aspect van Mei ’68 krijgt ook een plaats: de voortstormende vooruitgang vorm geven. Op verschillende manieren zien we Loterman, als hij zijn Catherine ontmoet zich ontplooien, maar niet meer in de school. Niet meer voor de leerlingen:

“par délicatesse
J’ai perdu ma vie”

Een mooiere semantische discussie is er haast niet te vinden, want ofwel betekent het dat ik mijn leven liet uit terughoudendheid, ofwel door genotzucht. Dat hij dit niet in de klas wil gebruiken, terwijl het een deur zou kunnen openen naar de weidse perspectieven van een genotzucht die ook delicaat is, lijkt hem niet te deren. Prachtig, zo een leraar die zich daarmee zou inlaten, maar hij laat er zich nog alleen thuis over uit, met zijn collega en geliefde. Hij kan immers in de klas niet meer het risico lopen dat leerlingen hem betrappen op originaliteit, op persoonlijkheid. Een hypocriet te wezen dan maar? Het lijkt erop en toch, we ervaren Loterman als iemand die zijn leerlingen wellicht meer heeft meegegeven dan hijzelf aannemelijk acht, juist omdat hij een andere hypocrisie afwijst.

De data

11 september laten dwalen door een hedendaagse roman, het valt zelden voor en nog minder krijgt de Val, 9 november 1989 een plaats. Het gaat hem erom dat die gebeurtenissen met zijn fascinatie voor de Revolutie een woest en afwijkend karakter hebben, waardoor hij wel opnieuw moet gaan nadenken over die periode.

Opvallend ook dat er heel wat namen vallen in dit boek en dat er een cultuur tentoon gespreid wordt. Theresa van Avilla? Een Jodin, die non werd en na verloop van tijd een eigen kloosterorde stichtte, maar haar hervorming liep al vlug op niets uit, dat wil zeggen, de orde werd al gauw in het gareel gedwongen. De karmelietessen werden opnieuw een slotklooster.

Het is deze benadering van de geschiedenis, de idee dat rebellie mogelijk is, maar altijd weer spaak loopt op de omstandigheden, op de zwakheden van mensen. Ook de obsessie met een model, een bepaald vooraf bestaand beeld van hoe het zou moeten zijn. De omkering die we zien in de figuur van Robespierre is bijzonder interessant omdat duidelijk wordt dat Loterman zelf zich meer en meer los wil maken van de omstandigheden. Althans, die indruk komt aan bod, maar er veranderen zaken en de oud-leraar neemt de zorg op zich van een vrouw die door een coma was getroffen en lijkt hij het leven meer te aanvaarden.

Robespierre

Deze roman is een pleidooi voor geschiedenis, dat wil zeggen voor een kennen van de geschiedenis dat niet zozeer betere mensen maakt van ons, maar dat, in de mate dat we dieper doordringen in het verleden heden, elk verleden heden, ons verbeelden van het wat het is mens te zijn, laat zien.

Zelf zijn we niet zo geporteerd door de figuur van Robespierre, noch door wat hij mogelijk gemaakt heeft, zelfs bewerkt. Hij was gedragen door een groot geloof in de inzichten van Jean-Jacques Rousseau, het sociaal contract en de idee dat een nieuwe samenleving mogelijk moest gemaakt, Bovendien weten we dat de Franse Revolutie als scenario diende voor Lenin en dan Stalin, in andere omstandigheden om hun beleid, te verantwoorden, zelfs aan te sturen.. Nu, voor Robespierre geldt dat laatste niet, wel dat hij zich een vaste idee had gevormd van hoe de samenleving gemaakt moest worden. Er spreekt een zekere haat tegenover de adel uit, maar in werkelijkheid raakte hij vooral de hogere bourgeoisie, waar hij zelf toe behoorde. Het is een van de redenen waarom de viering van de 200ste verjaardag van de revolutie in Frankrijk ook nogal wat geween en tandengeknars was bij die burgerij. Onder meer omdat de bevrijding van het Ancien Régime, van de oneerlijke fiscale regels, van de wetten die gelden voor de een maar niet de voor anderen en van de willekeur onvoldoende aan bod leken te komen. Onder president Mitterand werd de revolutie een feest van het socialisme, wat toch wel een verenging mag heten.

Toch kan ik met de benadering van Joris Note wel opgetogen zijn omdat het aspect van de historische benadering voluit tot zijn recht komt onder meer door het retrospectieve opzij te schuiven, het weten achteraf, en te proberen in de tijd zelf door te dringen. Ook de verwijzing naar Portugal 1974, de Anjerrevolutie in het verhaal te betrekken krijgen we een perspectief dat het concept revolutie nader bepaalt, wat belangrijk is voor het begrijpen van wat enerzijds rechtsstaten zo specifiek maakt, anderzijds dictaturen problematisch maakt.

Het verschil in opinie over de persoon en het optreden van Robespierre lijkt me geen reden om zijn visie maar meteen terzijde te schuiven. Ook laat dit toe het optreden van de goede en de andere leerkrachten geschiedenis terug te denken, omdat het vak vaak al te stiefmoederlijk behandeld wordt.

Een levensweg

Maurice Loterman laat ons een leraar zien in alle glorie, of toch niet? Het hangt er maar vanaf of men van een leraar bovenmenselijkheid verwacht, waarvan we in de dit boek een fraaie persiflage vinden. Ook de organisatie van de leraarskamer komt zonder veel schroom uit de verf en toch, Joris Note geeft niet af op de leraar, wel op de wijze waarop het onderwijs geleidelijk aan verkleuterd is geraakt. De frustratie van het gekwetste jeugdige zelfvertrouwen mag ons niet misleiden: deze leraar stond voor zijn ambt en wilde zijn leerlingen iets bijbrengen. Alleen, hij krijgt gaandeweg het gevoel dat hij het niet meer hoeft bij te brengen tijdens lessen en zeker niet mikken op het overdragen van inzicht.

Of een leraar boven de dingen staat, lijkt wel een mythe terwijl die mensen volop in de samenleving staan en niets menselijks is hen vreemd. Ook woede en ergernis, om de leerlingen, de collegae en de anderen, de bestuurders die met het onderwijs sollen, spelen een rol in het leven, maar ook geluk, doodgewoon geluk krijgt hier een plaats en betekenis. Het verhaal van zijn liefde voor Cathérina krijgt een bijna terloopse vermelding, maar het leven samen komt wel uit de verf.

En dan ontmoeten we de kwelduivel, Deetee, Valeer Verschueren, zoals het woordenboek. Zoals te verwachten, is de situatie dubieus en ambivalent. Een twintiger kent geen Nederlaag,, zoals we lezen en na het wegzenden op de eerste school komt het wel goed met hem. Maar de houding van de oude getrouwe en goed ingeleide leerkracht blijft hem parten spelen, ook al omdat hij ook na jaren nog contact krijgt met de man. Is het deze fuga die ons in het boek aanspreekt? Het lot komt niet zomaar vanuit de logica van het verhaal, maar wordt bepaald door de levensweg, waarin het kiezen en opties lichten, artistieke smaken ontwikkelen en mensen ontmoeten of juist van zich afhouden, dit verhaal structureert.

De vraag waarom Loterman zich het lot aantrekt van de stiefdochter van de collega van ooit, krijgt een antwoord doorheen de bladzijden, maar het hoeft niet echt voor Loterman, laten weten waarom hij dat doet. Een ander idee dan dat je niet alleen leven moet kan, maar is niet noodzakelijk de impuls. Waar het om gaat? De toevalligheden en dan weer niet…

Het cliché

Tot slot de vraag die minstens even belangrijk is, de onttovering van de taal waardoor meteen een nieuwe tover ontstaat. Joris Note speelt er een mooi spel mee, waarmee hij meteen ook aangeeft dat we met onze taal heel wat vermogen. Het komt ons voor dat we die rijkdom vaak uit het oog verliezen, terwijl de taal in dit boek een hoofdrol krijgt.

Het blijft, zoals uit het hoger geciteerde gedicht over “délicatesse” aan het licht komt van belang dat we ons met dit soort taalvragen inlaten, omdat de betekenis van woorden en gedachten soms zeer verrijkend kan zijn. Men kan wel eens iets anders uit een tekst halen dan de auteur erin heeft willen steken. In dit boek zien we dat Joris Note ons wil laten merken dat we op verschillende niveaus van taal leven, maar dat sommige mensen gevangen zitten in een taal, de taal van hun job of hun functie, zoals de burgemeester die over het probleem van de grondvervuiling een antwoord moet geven en met de taal zijn rol tracht te vervullen zonder echt een antwoord te geven.

Het is eenieder gegeven in bepaalde omstandigheden een bepaalde taal, een jargon of een register te hanteren, dat in de context wel van pas dient te komen. Natuurlijk kan het grappig zijn sommige personages een ietwat bevreemdend taalgebruik mee te geven, maar uiteindelijk zien we in dit boek dat de auteur er in slaagt verschillende taalregisters te bespelen, zodat we een authentiek tijdsgewricht verbeeld zien worden.

Besluit

We zijn het helemaal niet eens met de auteur over de historische figuur, de handel en wandel van Robespierre, maar we menen dat het boek juist de kans biedt die andere visie wel te waarderen. We danken de auteur ook voor het feit dat hij een heikele kwestie, de historische vervuiling van gronden rond een zinkfabriek als rode draad door het boek te weven en menen dat hij de manier waarop de overheden en het publiek hierbij optreden accuraat heeft weergegeven.

Wat ons vooral opvalt is dat de leerkracht hier op een interessantere manier dan doorgaans het geval is, aan het woord komt, in beeld wordt gebracht. Wat falen heet, blijkt een overdonderend misverstand tussen gevestigde instelling en individuele leerkracht te zijn. Het leven van de leerkracht zelf krijgt hier een dimensie die we al lang niet meer gewend zijn in de literatuur, namelijk de leerkracht in ruste die met enige zelfspot een culturele betrokkenheid zachtjes op flessen trekt, maar intussen laat zien dat als de school niet de kans biedt het eigen voortschrijdend inzicht met de leerlingen te delen, dan zal die leerkracht er zich niet van onthouden de eigen kennis en inzichten toch verder uit te werken. Meteen is het boek “tegen het einde” een aanzet om de verbroken relatie tussen enerzijds de leerkracht en de overheden, anderzijds tussen de leerkracht en de leerlingen onder de aandacht te brengen.

Een nieuwe wereld scheppen, zoals Robespierre wilde, door de vrijheid, de rede en de gelijkheid onverkort te laten zegevieren, wil de auteur duidelijk zelf niet zover doortrekken, wellicht omdat hij zich niet afsluiten wil van de goede dingen des levens. Dat, zo menen we, maakt de lectuur van het boek tot een aangename ervaring. En inderdaad, de roman roept discussie op, over geschiedenis in het algemeen en de Franse revolutie in het bijzonder.

Par délicatesse
On n’enseigne pas trop l’actualité

Bart Haers
maandag 16 maart 2009

Reacties

Populaire posts