Wat schort er aan het socialisme?

Links in Vlaanderen haalt nog hooguit 20 % in Vlaanderen en ook elders in Europa lijkt het met die ideologie niet zo goed te gaan. Maar de wereld die het socialisme mee mogelijk maakte, heeft het socialisme deels onmogelijk gemaakt, deels overbodig, zelfs enigszins ongeloofwaardig. Maar de dragers van de ideologie hebben zelf ook een gebrek aan fantasie aan de dag gelegd de laatste jaren. Erger is dat ze zelden de inspanning lijken te doen de uitgangspunten van de ideologie opnieuw te bekijken. Koen Raes heeft daar in Knack een poging toe gedaan, maar het resultaat ontgoochelde ons. Het punt is met name dat niemand ons lijkt te kunnen vertellen waar het om gaat als men verontwaardiging als drijfveer inroept.

Verdwijnt gij oude vormen en gedachten
Peter Sloterdijk heeft met “Zeit und Zorn” een deel van het probleem glashelder geschetst door erop te wijzen dat het socialisme een bank was die het ressentiment van de arbeiders belegde en in de toekomst zal uitkeren, maar, zo blijkt, die dag komt nooit. Erger nog, te vrezen valt dat zij die hun verontwaardiging deponeren eindelijk geen redenen meer hebben om met het ressentiment en de verontwaardiging van de grote voorgangers rond te lopen, integendeel, zij zitten goed, zowel de kiezers, de leden als het politieke personeel. Dat draagt ertoe bij dat het discours, dat wil refereren aan de roos en het strijdlied “de Internationale” niet enkel oubollig klinkt, maar ook met de feiten van de deze tijd botsen:

Ontwaakt, verworpenen der aarde!
Ontwaakt, verdoemde in hongers sfeer!
Reedlijk willen stroomt over de aarde
En die stroom rijst al meer en meer.
Sterft, gij oude vormen en gedachten!
Slaafgeboornen,ontwaakt,ontwaakt!
De wereld steunt op nieuwe krachten,
Begeerte heeft ons aangeraakt!
refrein:
Makkers, ten laatste male,
Tot den strijd ons geschaard,
en D'Internationale
Zal morgen heersen op aard.
De staat verdrukt, de wet is logen,
De rijkaard leeft zelfzuchtig voort;
Tot 't merg wordt d' arme uitgezogen
En zijn recht is een ijdel woord
Wij zijn 't moe naar ander wil te leven;
Broeders hoort hoe gelijkheid spreekt:
Geen recht, waar plicht is opgeheven,
Geen plicht, leert zij, waar recht ontbreekt.
De heerschers door duivelse listen
Bedwelmen ons met bloedigen damp.
Broeders, strijdt niet meer voor andrer twisten,
Breekt de rijen! Hier is uw kamp!
Gij die ons tot helden wilt maken,
O, barbaren, denkt wat ge doet;
Wij hebben waap'nen hen te raken,
Die dorstig schijnen naar ons bloed.

Als men dit lied vandaag leest, laat staan hoort, dan is het wel duidelijk dat de verwantschap met de andere strijdliederen, zoals de “Vlaamse Leeuw” moeilijk te ontkennen valt. De revolutionaire zangen van Bertolt Brecht en Kurt Weill hebben ons altijd weten te bekoren omwille van de confrontatie van zachte naïviteit en brute wilskracht, maar in deze tekst is vooral een strijdvaardigheid aan het woord, die we vandaag in de SP-a niet terugvinden. Maar ook zullen er maar weinig mensen zijn die kunnen beweren in te stemmen met de regel : “De staat verdrukt, de wet is logen” want net de sociaal-democraten willen via wetten de staat tot een instrument van gelijkheid maken. De wet die moet bevrijden, zoals het zo mooi heet, de zwakke, kan dan geen leugen meer zijn. En hier wringt wellicht het schoentje, want het socialisme is er niet in geslaagd aan te tonen dat die wetgeving de mensen ten goede gekomen is, terwijl ondubbelzinnig kan gesteld worden dat de confrontatie tussen de grote ideologieën de afgelopen 100 jaar een nieuwe samenleving hebben voortgebracht. Niet die welke de voormannen van de BWP voor ogen stond, gewoon omdat ze van de moderne techniek en de veranderingen die de welvaart in de samenleving heeft gebracht. Voor de oude gedachten is er nu geen plaats meer.

Abstracte strijdkreten

Een eerlijke samenleving? Een rechtvaardige samenleving? Mooi niet dus, want dat zou een bepaalde deugdzaamheid vergen van eeniegelijk en zoals we weten, een deugdzame samenleving valt onweerstaanbaar stil. Maar kan men ook een eerlijke samenleving denken? Dan komt men toch bij de vraag terecht wat “eerlijk” moet betekenen? Op het eerste zicht is dat eenvoudig, maar vooral gaat het voorbij aan de vaststelling die al eeuwen het debat over de polis beheerst: wat is de goede polis, die zowel met individuele als het met individu overstijgende noden en behoeften rekening houdt. Dan is het al moeilijker een eerlijke samenleving te bedenken. Maar het ernstigste bezwaar luidt naar ons inzicht dat men er misschien van kan dromen dat elk individu doodeerlijk zou zijn in alles en altijd en dat lijkt me, gegeven de menselijke natuur onmogelijk. Niet dat mensen van nature oneerlijk zouden zijn, maar een volkomen eerlijkheid is het voor het individu per definitie onmogelijk omdat dit haar of hem het leven en functioneren onmogelijk zou maken.

Maar de adder heeft nog ander venijn in de tand, want de sociaaldemocratie staat niet meer zo stil bij ontplooiingskansen van het individu. Men kan niet voorbij aan het appel van de jongeren om te mogen leren, al lijken velen zich vooral te vervelen op school of erger. Maar men zich ook in ambachten bekwamen en dat is wellicht één van de zwakste punten van het “arbeiderisme” vandaag, dat men eindelijk niet meer weet wat het ambachtelijke kan bijdragen aan een samenleving.

Let wel, in onze opvatting – die we aan de hand van Richard Sennett hebben aangescherpt – betekent het ambacht meer dan alleen brood- of banketbakkerij, plaatslagerij of instrumenten-bouw, want het gaat om een arbeidsethos en dito betrokkenheid waarbij kennis en kunde van het individu in een sociale context zijn ingebed en het leren ook deels verloopt in een omgeving waar de meester de leerling echt wil ondersteunen. Het verlengen van de leerplicht heeft vandaag voor vele jongeren het gevolg dat ze eindelijk nooit aan de weet komen waar ze goed in zijn. Het geeft hen ook niet de kans zich te onderscheiden, omdat ze in een fuik zijn gestuurd van een algemene vorming en soms te gebrekkige technische opleiding. Schoolmoeheid noemt men het verschijnsel van jongeren die ongeïnteresseerd op de banken hun dagen en hun broek slijten, maar in wezen gaat het om losgelaten worden, niet meer betrokken zijn bij de dagelijkse dingen. Het onderwijs dient inderdaad beter op de mogelijkheden van jongeren gericht, maar onderwijshervormers dienen zich te ontdoen van een eendimensionele schoolse opleiding.

Vooruitgang

Het sausje waarmee de sociaaldemocratie haar verhaal overgiet heet vooruitgang. Dat komt ons steeds weer vreemd voor, omdat de vooruitgangsgedachte al enkele malen schipbreuk heeft geleden, zoals in 1914-1918, in het Nazisme, maar ook in het Marxisme-leninisme. Met het nazisme haalt men een eigenaardige goocheltoer uit, door op de verwijzingen naar oude Germaanse symbolen en voorstellingen te wijzen, tracht men aan dat het nazisme een kneuterig en kleinburgerlijk karakter mee te geven, terwijl, zoals J.A.A. van Doorn met vele en overduidelijke argumenten staafde, het nazisme de vooruitgangsgedachte in woord en geschrift zeer genegen was. Ook John Lukacs stelt dat men van het nazisme veel kan zeggen, maar niet dat het conservatief zou zijn geweest. De verdoezeling doet zich ook voor als men de nadruk legt op de kleinburgerlijke achterban van het nazisme wil wijzen, omdat die kleinburgerij net dankzij het socialisme en dankzij de reactie van onder meer Bismarck die met zijn antisocialisme mee de grondslag legde voor de lotsverbetering van de arbeiders. Het gevolg was dat in Duitsland rond 1910 een sterke en uitgebreide middenklasse het land een eigen karakter gaf en tot die middenklasse behoorden ook de arbeiders van de grote bedrijven, ambachtelijke ondernemingen en het ambtenarenkorps. Van Doorn wijst er ook op dat de SPD zich niet of onvoldoende gerealiseerd heeft dat haar achterban een sociale opgang realiseerde en ook niet merkte dat dit er aanleiding toe gaf dat die groepen zich minder egalitaristisch en internationalistisch betoonden. In 1918 zou de SPD zich verder van deze groepen verwijderen door de opstanden in Berlijn en andere steden met de hulp van de zeer rechtse vrijkorpsen neer te slaan. En vele van de betogers in november 1918 waren arbeiders.

De vooruitgangsgedachte die het communisme van Lenin en Stalin huldigden, kan men ook voorbijgestreefd achten, omdat ze uitkwamen op een door de staat geleide economie, waarin met uitzonderingen in de tijd en inzake sectoren de samenleving bijzonder veel oneerlijkheid te beurt viel.
En het enige andere perspectief voor vooruitgang, lijkt ideologisch bij de liberalen te zitten, waardoor men uitkwam in een soort derde weg, waar Verhofstadt en Frank Vandenbroucke elkaar vonden, gedurende enige tijd althans en waaraan Blair en Schröder ook hun eigen stempel hebben meegegeven, zonder verder het publiek te hebben overtuigd.

Rechtvaardigheid en vrede:
of waarom deze ideeën niet per se in
het socialisme vorm hoeven te krijgen

Als we de afwegingen bij elkaar brengen, dan moeten we ook de vraag stellen of zo een strakke doctrine, waaraan onder meer de SP-a haar betekenis ontleent, wel de beste vertaling biedt voor een samenleving die streeft naar vreedzaam samenleven, solidariteit mogelijk maakt op zowel informele als formele basis en mensen kansen biedt op persoonlijke ontplooiing. Maar zelfs dan benaderen we het probleem niet voldoende omdat we er dan vanuit gaan dat de beleving van die wereld voor brave jongens en meisjes misschien wel zeer saai kan uitvallen en weinig om het lijf lijkt te hebben.

Het vormt wat ons betreft de kern van de kritiek op deze ideologie, omdat het discours voortdurend verwijst naar inzichten van de ouden, van Bebel tot Schmidt, maar tegelijk de ideeënhistorische ontwikkelingen negeert. Daarmee staat het socialisme niet alleen, omdat we geconfronteerd worden met ideologisch jargon dat ahistorisch mag genoemd worden. Niet enkel verwijst het nog naar een historische realiteit waarvan men de pertinente noodzaak aan socialisme kan aflezen, maar ook is het dogmatisch geworden; nu, dat lag in de ontwikkelingen al besloten, omdat de schatplichtigheid aan Hegel het socialisme een wetenschappelijk karakter verleende dat alleen door dogmatische doctrinaire concepten kon aangetoond worden. Het dogmatische lijkt vandaag ver weg, maar de manier waarop men naar nieuwe termen zoekt om oude gedachten en vormen te doen herleven, maakt overduidelijk dat men niet meer over de flexibiliteit van geest beschikt om op die manier een gezond links nieuw leven in te blazen. Met gezond bedoelen we hier een door velen gedragen beweging die ook het leven zin kan geven.

Saint-Simon

Tot besluit lijkt het ons nuttig dat we gaan nadenken over de schaal van bedrijven en organisaties. Het valt op dat we nog nauwelijks in staat zijn van sommige bedrijven te zeggen wat ze juist doen. Of als het gewoon brouwers zijn, hoe ze in te schatten. De steun van SP-a om het grootbedrijf te bevorderen heeft ons altijd verbaast, behalve dan in de cynische zin dat giganten vlugger sneuvelen en de kloof tussen arbeiders en elite alleen maar doet groeien. Maar het komt ons een vorm van links denken voor die vanaf het begin en dus van bij Marx leed onder de eigen premissen: het proletariaat zal aan haar eigen lot ontsnappen door zich sociaal te ontvoogden, maar dan worden ze zelf bestuurders en bezitters. Dat overigens lijkt me ook de reden te zijn waarom velen niet meer naar de SP-a kijken voor oplossingen in deze diepe economische malaise.

Toch zou het goed zijn dat er een aantal ideeën, zoals die van de Saint-Simon of Ferdinand Lasalle opnieuw ter harte te nemen en Marx, Engels en Hegel niet te vergeten maar als een falend systeem te zien. Maar meer nog is het nodig nieuwe analyses van deze tijd te ontwikkelen en inderdaad begeesterende inzichten op het publieke forum te brengen. Daarbij kan men het behoren tot een gemeenschap, wat het socialisme nog steeds weigert, wegens het internationalisme, niet langer uit de weg gaan. Ook al niet omdat Frank Vandenbroucke bewijst, net als Joop den Uyl in de jaren zeventig dat nationale omschrijvingen nodig zijn om socialisme te realiseren. Die spagaat kan men vandaag niet accepteren en ook de andere van een gelijkheid, waarbij socialistische leiders eindelijk opmerkelijk gelijken op de leden van de bestuurlijke elite en dus ook weer een verschil tussen gedachte en ervaring bloot leggen.

Besluit

Links zit in een sukkelstraatje en we hoeven ons daar niet zo druk om te maken. Alleen laat dit veel ruimte voor populisme, vanwege links zelf en vanwege hun opponenten, wat het publieke debat onder druk zet.

Het falen van de SP-a zou men niet moeten toejuichen, maar tegelijk zien we dat het ideologische kader van de verschillende partijen zwaar onder druk is komen te staan.

Zelf menen we dat de waarden van het klassieke humanisme, persoonlijke ontplooiing, autonomie van de persoon, interesse in het algemeen belang en nadenken over de toekomst wel degelijk hun plaats hebben in het politieke debat. Of de socialisten in Vlaanderen nog een gewicht in de schaal kunnen leggen, zal van henzelf afhangen, maar het is wel van belang dat we het publieke debat niet langer laten beheersen door aftandse en vaak hypocriete voorstellingen van zaken, iets waar tot onze spijt de SP-a heel sterk in is. En ja, de gelijkheid in alles is een hypocriete positiebepaling, net als het internationalisme en zelfs het arbeiderisme. Wat van belang is dat we gaan kijken hoe we het persoonlijke en het gemeenschappelijke opnieuw een plaats trachten te geven, maar dat is wellicht meer iets voor een burgerlijke[i] partij als N-VA.

Bart Haers
dinsdag 10 maart 2009

[i] De term burgerlijk heeft een verachterlijke bijklank en zou verwijzen naar hypocrisie, machtsmisbruik, bekrompenheid en wat dies meer zij; maar het burgerlijke aspect van de westerse samenlevingen, ook van de Vlaamse bood juist openheid via de noodzakelijke weg van de kleine en grote ondeugden. Het komt ons daarom nuttig voor ook dit aspect van de analyse niet zomaar moreel te veroordelen.

Reacties

Populaire posts