Hoe natuurlijke angst bestrijden?

Islamofobie
Pleidooi voor wederzijds respect

Gordoba
We zullen het geweten hebben: de samenleving die we kennen kraakt in haar voegen. Nieuw is dat besef niet, natuurlijk en ook de oorzaken kan men met gemak aanduiden: vergrijzing, ontgroening, massamigratie, veranderend normbesef, technologische revolutie… Maar ook en uiteraard kijken we anders aan tegenover religie, levensvisies, levensbeschouwingen. De drie noties dekken niet dezelfde lading, maar staan bovendien niet los van de visie op samenleven, cultuur of de idee van beschaving. En in dat kader past evenzeer de discussie over Islamofobie. De ene acht het een zware zonde, de ander is ervan overtuigd dat de Islam een soort vijfde colonne van de barbaren zou zijn en met de grootste waakzaamheid gevolgd moet worden.

Dit weekend hebben een behoorlijk grote groep prominente leden van onze samenleving een oproep gelanceerd in de media om het respect te laten wederkeren in de maatschappelijke omgangsvormen. De aanleiding is genoegzaam bekend, de sluier, hoofddoek en de betekenis hiervan voor de betrokken meisjes en vrouwen, de moslims en de autochtonen. De discussie zelf verloopt grillig, soms zeer heftig en het resultaat van het debat ligt eindelijk niet duidelijk vast: wil men de maatschappelijke cohesie herstellen? Een debat over religieuze praktijken? Verbod van religieuze symbolen en dus impliciet van religieuze opinievorming? Hoe ver reikt de vrijheid van het individu? De discussie zelf gaat nu over de toelaatbaarheid van religieuze symbolen in de klas van het officieel onderwijs, ook gekend als het GO!.

Maar ergens sluimert een oude vraag die onze samenleving al een paar eeuwen bezig houdt: de aannemelijkheid van religie in de samenleving. Een andere kwestie die minstens even zwaar doorweegt is de vraag of men enige angst mag koesteren voor de komst van een nieuwe religie, die intussen al 1300 – 1400 jaar de Europese geschiedenis mee kleur en vorm heeft gegeven. Maar toch, waarom vindt men Islamofobie niet kunnen? De vraag houdt ons al enige tijd bezig, omdat er een sterke moralistische geur aan hangt en in schril contrast staat met de idee dat mensen nu eenmaal ook emotioneel geraakt kunnen worden.

Men ziet ze nog wel eens hangen, de vergeten affiches met “zonder haat straat”, waar ik toch wel van ben geschrokken, omdat we haat, redeloze haat niet zo zelden ontmoeten in deze samenleving. Misschien daarom heeft men zich op de angst voor de islam gericht, om het probleem uit de wereld te helpen. Nu, dat is dan aardig tegengevallen, want de gemoederen zijn verhitter dan ooit geraakt. Maar ook zijn de tegenstellingen tussen de zogenaamde gewone burgers en de bestuurlijke elites sterk toegenomen. Ook daar hangt de vraag in de lucht of men nog wel respect kan opbrengen voor andere zienswijzen. Daarom is het belangrijk de aard van de Islamofobie te onderzoeken.

Duidelijk is dat een fobie een blijvende, woekerende angst is die ons in onze handelingen belemmert: wie vliegangst heeft, neemt bij voorkeur de tgv of het schip, wie pleinvrees heeft, blijft bij voorkeur thuis en wie smetvrees heeft zal niet graag handjes geven. We zijn er ons overigens van bewust dat fobieën ernstige vormen kunnen aannemen en niet weg te redeneren vallen. Maar met de bange blanke man zit dat toch anders en al helemaal met de zeer gerichte Islamofobie, want daar gaat het om het maatschappelijke verkeer en om de aanwezigheid van nieuwkomers in de samenleving. Het lijkt er sterk op dat men hier het irrationele strafbaar of minstens verdacht wil maken, zonder er oog voor te hebben dat deze aandoening inderdaad zelden tot grote uitbarstingen van geweld of revolte aanleiding geeft. Gelukkig maar en toch, het maakt de afwijzing van Islamofobie er alleen maar lastiger om.

Nu, we weten dat het om cultuur en cultuurbeleving gaat en dat men Islamofobie graag koppelen wil aan het antisemitisme dat zeventig jaar geleden zoveel bloed heeft doen vloeien, onschuldig bloed van mensen die zich niet konden verweren, omdat zij op iets aangesproken werden, waar ze helemaal niets aan konden of zelfs mochten verhelpen. En de uitroeiing van de Joden in Europa had tot doel, zo menen eminente historici in hoofde van Hitler en de zijnen de Europese beschaving te redden van de ondergang. Alleen door de echte Ariër zeggenschap te geven, zou dit lukken. Dat het op een onvoorstelbare manier mislukt is, na vijf, zes jaar oorlog en een onderneming die in gruwelijkheid en resultaatgerichtheid geen voorgaande kent in de geschiedenis, de Holocaust, heeft voor een grote gevoeligheid gezorgd die men enkel kan delen: redeloze afkeer van de ander, omwille van zaken waar deze niets aan kan veranderen, ras, geslacht, geaardheid, daarover is men het eens dit te verwerpen. Maar hoe zit het met de Islam. In feite richt men zich dan op moslims uit verschillende hoeken van de wereld, Turkije en Marokko. De Islam zelf is een religie die na Jodendom en Christendom ontstaan is en een grote aanhang heeft in de wereld. Uiteraard is de Islam op velerlei manieren zelf drager van een cultuur en uitdrukking aan het geloof geven ligt besloten in de culturele aannames. Men kan derhalve in het debat voortdurend wisselen van spoor en nu eens de religie benaderen en dan weer over de cultuur spreken. Dat is niet enkel verwarrend, het is ook riskant om die wisselwerking tussen cultuur en religie niet te onderkennen, want daardoor blijft men in het ongewisse over hoe men de verhoudingen kan normaliseren in het kader van tolerantie en maatschappelijke rust.

Ook bij ons, in onze cultuur dus, springt men gemakkelijk over van levensbeschouwelijke issues naar culturele gebruiken, inzichten, opvattingen, waardoor men wel het nadeel heeft dat men in het debat de indruk wekt eigen culturele verworvenheden af te doen als misplaatst superioriteitsgevoel of net als de kern van het debat. Populistisch rechts heeft zich de afgelopen jaren van veel van deze issues meester gemaakt, terwijl politici met soundbits de inhoudelijke, maatschappelijke en zelfs ethische aspecten van de moderniteit tekort hebben gedaan. Natuurlijk staan we voor de scheiding van kerk en staat, voor de gelijkheid van man en vrouw, maar de inhoudelijke betekenis van deze gedachten blijft onbelicht en daardoor doet zo een slogan afbreuk aan de gedachte zelf.

Want opvallend is dat hoewel de strijd tussen de gezindten, vooral katholieken versus vrijzinnigen al enige tijd beslecht lijkt, vrijzinnigen nog graag het kind met het badwater weggooien en de vermeende kwalen van de eens machtige en machtsgerichte katholieke kerk op het geheel van inzichten en overtuigingen overdragen, meer nog, zeer ahistorisch de fouten van het “Westen” graag op rekening schrijven van die Kerk en van de andere denominaties in de christelijke wereld. Men hoeft de inquisitie niet te vergeten als men vaststelt dat het juist via de inquisitie is geweest dat een humanisering van het recht tot stand kwam. De inquisitie is ontaard, maar is vooral door een veranderend normbesef in diskrediet geraakt, naarmate het humanisme nieuwe noties over rechtvaardigheid en rechtvaardige straf, over vrijheid en vrijheid van opinie ontwikkelde. De Nederlanden hebben hierin een grotere rol gespeeld, dan men doorgaans pleegt aan te nemen, net omdat men voorop liep in de stedelijke autonomie maar ook omdat er hier over het recht veel is nagedacht. Maar in wezen ging en gaat het om de verdraagzaamheid die het samenleven van onderscheiden mensen meer gesmeerd moest laten verlopen. Verschillen van (geloofs-)opvattingen werden niet weg geveegd, maar raakten wel geleidelijk op de achtergrond, niet zonder grote godsdienstoorlogen, zowat overal in Europa.

De Verlichting heeft hierin een belangrijke rol gespeeld en het rationalisme, de aanname dat we met de rede het menselijke lot kunnen verbeteren en als personen een beter leven kunnen leiden, maar toch zien we dat vandaag het rationalisme zeer strijdbaar uit de kast komt, terwijl al een aantal decennia geleden mensen als Foucault en Adorno, Derrida, maar zeker ook Wittgenstein en Stephen Toulmin ook vraagtekens bij de reikwijdte van het rationalisme hadden geplaatst. Overigens, al vroeger hebben mensen als Multatuli en Schopenhauer bij de excessen van het systeemdenken kanttekeningen geplaatst.

Het gevolg is en was, daarin ondersteund door bevindingen van de antropologie, etnologie en cultuurwetenschappen, de eigen zelfzekerheid en zeker de aanspraken op superioriteit ernstig op de proef werden gesteld. Deze evolutie kan en moet ons bezig houden, al was het maar omdat we er heel wat aan kunnen ontlenen voor onze mens- en wereldbeelden. Jawel, we kunnen nu zonder van een schizofrene houding beticht te worden meerdere mens- en wereldbeelden hanteren die het ons mogelijk maakt betere en meer redelijke afwegingen te maken.

Het komt ons voor dat deze houding niet beperkt is tot een kleine kring van intellectuelen, maar dat de verdraagzaamheid binnen de Europese samenleving een voorwaarde is (geweest) voor vooruitgang en persoonlijke ontplooiing. Want misschien is dat wel het meest opvallende van de westerse samenleving, dat het individu niet fatalistisch het eigen lot hoeft te aanvaarden, maar zelf aan dat lot kan ontkomen door eigen inspanningen. In dit herdenkingsjaar rond Calvijn is dat overigens een idee die niet meer zo centraal staat in onze opvattingen. Politici en intellectuelen, ook kunstenaars neigen meer en meer tot determinisme in hun opvattingen over de menselijke vrijheid, terwijl wij menen, zelfs hartstochtelijk geloven dat het verliezen van deze notie dat zelfontplooiing en zelfbeschikking centraal staan in onze cultuur een groot verlies is. Overigens met zelfontplooiing staat ook een andere notie centraal, namelijk het vermogen zichzelf te corrigeren na redelijke en gedegen zelfevaluatie.

Hoe plaatsen we nu het debat over de plaats van de Islam in onze samenleving en de oproep tot respect voor moslims? We nemen aan dat mensen bezorgd kunnen zijn over de wijze waarop moslims in onze samenleving niet lijken te aarden, maar ook dat zij menen zich opzij gedrongen worden, ook al zou dat niet zo zijn. Aan de andere kant merkt men dat moslims nogal gemakkelijk, overigens met de argumenten van de academische kringen het Westen een en ander nadragen. Behalve racisme is dat dan vooral de houding van het Westen tegenover de Islamitische wereld en vooral de vernederingen die de eens zo trotse gemenebest van kalifaten en sultanaten hebben moeten dulden, na de ondergang van het Ottomaanse Rijk. We menen wel eens de argumenten van een erudiet wereldburgerschap terug te vinden in de wijze waarop pleitbezorgers van de Islam zich verweren tegen de inderdaad soms zeer onheuse opmerkingen die men tot hen richt. Met andere woorden, de situatie is niet alleen complex, zij is ook in hoge mate gepolitiseerd en dat had men kunnen en moeten vermijden, want nu moet men bijna bij voortduring naast beschouwingen over cultuur en religie ook nog eens de politieke implicaties in het oog houden. Niemand kan aannemen dat alles politiek is, al beseffen we dat bijvoorbeeld de juridische problemen van storend gedrag een oplossing moet krijgen, die alleen na politiek beraad tot stand kan komen. Maar gepolitiseerd is het hele debat door pleitbezorgers van deze en gene zijde omdat zij elkaar alles behalve als gelijken en tegenstanders zien in het debat, maar niet ophouden elkaar ook als vijanden te beschouwen en elkaar demoniseren. Tegenstanders zijn toch vijanden? Niet helemaal, tegenstanders erkennen elkaar als gelijken die om een zegepraal strijden, maar elkaar niet willen vernietigen. Vijanden hebben wel die aandrift en discussiëren slechts tot handgemeen meer voordeel kan brengen. Overigens kunnen woorden ook heel wat schade berokkenen.

In deze context wil men iedereen die zich aan Islamofobie bezondigt met het schervengericht bedenken en volgt uitsluiting zonder genade uit de gemeenschap van de weldenkenden . Dat Islamofobie als term plots zo sterk is gaan spelen en dat men nu op het emotionele af roept om respect, moet ons doen nadenken. Die mensen leven hier nu eenmaal en soms zijn ontmoetingen aangenaam, maar ook hadden we minder gezellige momenten. Die realiteit kan niemand ontkennen, als men hangjongeren bezig ziet, terwijl je op de metro zit of rondstruint in een winkelcentrum.

Maar daar zit een soort ongenoegen over het verstoren van de rust, in wezen is de aard van onze samenleving in het geding en als we de reacties zien op de bijdragen van Benno Barnard en Geert van Istendael, dan baart ons dat zorgen. Ook Paul Scheffer mocht in de brokken delen, net als Joost Zwaegerman. En inderdaad, mevrouw Ayaan Hirsi Ali zijn we nog niet vergeten en zeker haar opmerkelijke film niet, die ze met Theo van Gogh maakte. De film was opmerkelijk omdat een van haar geloof gevallen dame haar interpretatie gaf van wat de Koran over de bejegening van de vrouw heeft te zeggen. De stilering van de film toonde aan hoe het aan zou kunnen voelen als men voortdurend te horen krijgt hoeveel handelingen niet met stok- of zweepslagen bestraft moeten worden. Het gaat om handelingen waar wij zelfs niet meer nadenken. En kan men dan, met de beste wil van de wereld, niet bevreesd zijn om wat het zou betekenen als de Islam nog meer in onze samenleving zou doordringen? Die vrees valt vooralsnog onredelijkheid uit, 250.000 zielen tegenover 6.000.000, maar het gaat natuurlijk wel om een cultuurstrijd als in onze publieke ruimte het debat mensen zo scherp verdeeld.

Men hoort beweren dat de Islam vredelievend is, dat de Islam respect betoont voor andersdenkenden en elke verwijzing naar een reële aanzet tot Jihad wordt afgedaan als dom onbegrip. Wie zegt ook weer dat men zijn geloof niet logenstraffen of afvallen kan? Wie meent dat de eigen godsdienst superieur, zeker tegenover het weloverwogen atheïsme? Laten we wel wezen, de religie draagt in zich onverdraagzaamheid, omdat mensen in hun verwoordingen de onzekerheid wel eens willen overschreeuwen. De erfenis van 1400 jaar samenleven in dit deel van de wereld kan men overigens ook niet negeren. Dus zal elke poging om de Islam beter voor te stellen dan die lijkt, op ongeloof stuiten. Inderdaad gaat het om schijn, voorkomen en perceptie: niemand kan de ene keer de perceptie belangrijk vinden en vervolgens, bijvoorbeeld in verband met de Islam, misleidend of vooringenomen.

Het zijn naar ons inzicht deze overwegingen die ons wat doen huiveren bij de wijze waarop het debat gevoerd wordt. Dat het de luidste stemmen zijn die we horen, Jahjah, Wilders, De Winter, Filip, niet Leon, Talhouil en andere al wat vager klinken, zoals Naema Tahir, die over de plaats van de vrouw in de Pakistaanse wereld een paar boeken schreef. Men kan best aannemen dat een gelovige niet zomaar van zijn of haar geloof afvalt, ook al vinden we dat geloof zelf maar niets, bedenkelijk of onredelijk. Het punt is dat de strijd tussen zij die de Islam uit de publieke sfeer verwijderen willen of minstens onzichtbaar zouden willen maken en zij die de Islam alle ontplooiingskansen willen geven, in de stille hoop wellicht dat zij de zegeningen van de Europese cultuur en vooral opvattingen wel zullen leren waarderen, ongemeen scherp is en in hoge mate ridicuul blijkt voor wie regelmatig met de kleine en grote ergernissen te maken krijgt: leerkrachten die niet over de evolutietheorie mogen gewagen of de big bang, de eigenaardige verdraagzaamheid jegens de extreme preutsheid, reden waarom men de openingsuren van publieke zwembaden gaat wijzigen – nog geen veertig jaar nadat het gezamenlijk baden van mannen en vrouwen net werd toegestaan in publieke zwemdokken – dat wekt ergernis, onbegrip en vervreemding.

Als men dus vreest voor de vervreemding van jonge moslima’s omdat zij onze scholen niet zouden mogen bezoeken, dan zou men er minstens mee rekening kunnen houden dat men aan de andere kant, bij de autochtone bevolking vervreemding kan opwekken. Politici en andere regenten dienen zich er dus rekenschap van te geven dat ze een moeilijke koers hebben gekozen en tussen Skylla en Charibdis door moeten varen. Dat is ook de rol van politici, de moeilijke weg tussen twee kwalen kiezen. Maar het geeft dan geen pas, menen we, de eigen achterban te pas en te onpas met verwijten, gaande van provincialisme tot Islamofobie te overladen. Overigens, sinds twintig jaar is die aanpak heilloos gebleken en dat is waarvoor auteurs als Barnard, Van Istendael en ook de sociaaldemocratische historicus René Cuperus waarschuwen: zolang we mensen gaan afrekenen op hun domheid, die men veronderstelt omdat ze geen wereldburgers lijken, zullen zij als egels hun stekels opzetten en vooral de bestuurlijke elites wantrouwen.

De oplossing kan men niet enkel in grote woorden zoeken als rechtvaardigheid of verdraagzaamheid, maar zal men vooral in de praktijk van het debat moeten aandragen, wanneer men de gevoeligheden van deze en gene zijde teveel ontziet of net de ene wel en de andere niet ter discussie stelt. Die gevoeligheden mogen onredelijk lijken in het licht van de onverbeterlijke wijsheid van de wereldburger, zij kunnen de zogenaamde gewone man, die evenzeer burger is als de ambtsdrager, diep kwetsen. Oproepen tot wederzijds begrip en wederzijdse verdraagzaamheid, klinkt vroom, maar is vooralsnog binnen onze publieke ruimte ver te zoeken. En dat hindert in hoge mate het debat en er niet toe leidt dat we pragmatische, levenskrachtige oplossingen vinden. Strijden tegen het racisme, dat er in wezen niet zo direct is, geeft ons de indruk dat men tegen windmolens vecht. Jawel, Addeco en andere bedrijven hebben het wel eens moeilijk om hun klanten allochtone werknemers te sturen, maar men kan pijnlijke ervaringen toch niet zomaar wegmasseren? Daar gaat het dan ook om, dunkt ons. En dan zal men in het onderwijs het rationalisme niet als een geloof naast christendom of Jodendom, laat staan islam plaatsen, want dat schept het vermoeden dat rationalisme inderdaad evenzeer een revelatie zou zijn, een opbaring, terwijl het wetenschappelijke kennen dat uit het verkennen van de wereld op grond van de rede en het experiment net van een volkomen andere aard is. Men zal ook aannames, zoals van de particuliere beleving van geloofspraktijk die in onze cultuur ter wille van de tolerantie zijn ontwikkeld niet opschorten voor nieuwe religies. Men kan er ook maar beter over nadenken hoe we onze wordingsgeschiedenis opnieuw gaan bekijken en adstrueren in het onderwijs, maar ook in de media, als een moeizame tocht van mensen, als individuen, en tegelijk als gemeenschap, naar wijsheid en inzicht, met inderdaad wrede krijg, roof, onrecht, maar ook met eerlijk en oprecht streven naar betere levensomstandigheden, betere beoordeling van misdrijven en een grotere rol voor de individuele persoon. Oppervlakkige benaderingen van de Verlichting, het christendom en – inderdaad – ook de Islam zijn dan zeker niet op hun plaats. Maar ook de filosofische traditie, van Thales van Milete, Herakleitos, Plato, Aristoteles tot Wittgenstein, zal men niet negeren, maar ook hier zal men ertoe bijdragen dat dit een verrijkende ervaring is, voor wie men ertoe kan brengen dit ernstig te nemen. Of het saai is? Fichte, Kant, Nietzsche? Het lijkt alleen maar zo, voor wie zich met de vele boeken inlaat en zich geen weg weet te banen.
Verdraagzaamheid opbrengen ligt, zo lijkt het ons, in onze aard, maar men kan van mensen niet verwachten dat zij steeds weer beledigingen over hun beperkte inzichten en wereldwijsheid incasseren. Ook moraliseren zal in deze niet helpen en dus menen we dat men niet zo hoeft te fulmineren tegen de Islamofoben, want zij zullen net verharden en volharden in de vermeende boosheid.

Bij deze hoop ik dat de lezer aanneemt dat we met deze lange tekst toch niet geprobeerd hebben het zo beknopt mogelijk te houden. Onze oproep tot respect vergde inderdaad dat we een aantal punten aanstipten, die naar ons inzicht niet voldoende aan de orde komen of net overtrokken aandacht krijgen. Het was en is ook een poging tot een vooral pragmatische bejegening van medeburgers te formuleren. De herinnering aan een bezoek aan Lyon, waar op een plein honderden Algerijnen met elkaar zitten te praten, maar waar geen Fransman te zien is, heeft ons ooit aangegrepen, net als de bijna racistische reacties van voor het overige beschaafde mensen, die me deden nadenken over het feit dat het morele gelijk bepaald machteloos blijkt, als de macht van de feiten dat morele gelijk gewoon onderschoffelt. Daarom dienen we in het debat niet zomaar te geloven dat elk argument over en weer als een wapen kan of mag gehanteerd worden. En ja, we hebben de opdracht, de maatschappelijke rust niet onnodig te verstoren. Maar nu vrezen we dat weinigen daarom geven. Maar ja, oorlog en twist zijn nu eenmaal de vader van alle dingen. En maatschappelijke rust, dat is zo vreselijk saai. 

Bart Haers
Maandag 28 september 2009

Reacties

Populaire posts