Ingenieurs en de kunst
Het leven te verfraaien

Alex Baert, Bruno de Corte e.a., Ingenieurs en hun erfgoed, Een educatieve verkenningstocht naar de technische relicten van Belgische ingenieurs
SIWE, (Steunpunt voor industrieel en wetenschappelijk erfgoed), prijs 10,- €, 12,-
€ met portkosten

25 Belgische ingenieurs passeren in dit cahier de revue en laten ons zien hoe onze materiële wereld tot stand gekomen is. Hoewel sommige van de bijdragen iet of wat hagiografisch ogen, lijkt het me een uitstekende aanzet om over een thema waar we zelden veel aandacht aan besteden, de debatten te openen. Daar is alle reden toe omdat men niet tegelijk kan spreken over innovatie en creativiteit en tegelijk nauwelijks of geen belangstelling koesteren voor het werk van de ingenieur(s). Neem nu het verhaal van ingenieur Vierendeel en zijn brug te Brugge, de nu gesloopte Scheepsdalebrug. Toen ik jonger was en we van den Haan kwamen, was dat een vast ijkpunt, maar toch, de bijzonderheden van de brug werden me pas later duidelijk en ooit schreef ik er een versje over, over de witte brug, want soms werd ze opgekalefaterd en geschilderd. Maar, helaas, de brug voldeed niet meer om het drukke verkeer te verwerken en bovendien bleek het mechanisme om de brug open te draaien niet meer voldoende bedrijfszeker. En toch, de brug had iets, met de grote rechthoekige openingen, was het een naar verhouding fijn werk. Dat het om de eigenschappen van de materialen ging, dat de wijze van hechten de mogelijkheden van spaarzaam omspringen met staal in functie van een groot draagvermogen vergroten, leerde ik in dit boekje kennen. Er is immers niet zo heel veel materiaal beschikbaar om die inzichten van Vierendeel te leren kennen.

Het komt wel vaker voor dat we verbaasd staan over het gebrek aan verspreiding van informatie die toch zo belangrijk is voor onze manier van leven, omdat het of te saai of te specialistisch zou zijn. Nu we vernemen dat journalisten de opinie toegedaan zijn dat we een goede historiografische documentaire over 50 jaar onafhankelijk Congo niet zouden losten, lijkt het duidelijk dat er over wat boeiend en wat saai is, nogal wat misverstanden te verstaan. Waarom niet eens echt kijken naar hoe vensterglas pas laat op groot formaat kon gemaakt worden, getrokken. Of hoe een ingenieur ontdekte waarom de inguanadon niet zo een plomp dier geweest kon zijn, maar een reus op twee achterpoten, blijft ons intrigeren, vooral omdat in dit boekje die bevinding niet helder wordt gemaakt.

Ook de andere ingenieurs, 25 in getal, die zich met staal en bacteriën, met glas en beton hebben ingelaten, opgeleid werden of, zoals Simon Stevin wellicht, Walschaerts ook, die door omstandigheden zichzelf tot een hoog niveau tillen. Zelfs een bouwer van een raket ontbreekt in het rijtje niet. Dat moet ons niet zozeer met trots vervullen, wel met verwondering en vooral aandachtig maken voor de relatie tussen deze beperkte selectie van ingenieurs en de rijkdom die in de afgelopen eeuwen werd opgebouwd. Het ontgaat ons, we moeten het herhalen, waarom men die kennis niet relevant vindt. Men heeft de laatste maanden en jaren heel wat inspanningen geleverd om innovatie en creativiteit te verhogen, maar de studies van burgerlijk ingenieur, maar ook van industrieel ingenieur blijft men stelselmatig miskennen. De duurzaamheid van producten, de houdbaarheid van voedsel, de medische instrumenten om borsten bij te werken, zonder ingenieurs gaat dat niet.

Het komt ons bijgevolg van groot belang voor dat, wil men innovatie bevorderen, men het klimaat ernstig moet verbeteren. De discussie over grote infrastructuurwerken, zoals de Lange Wapper, laat zien dat men de inspanningen van ingenieurs om een oplossing in een onmogelijke situatie te vinden, niet weet te waarderen. De planningsdeskundige meent dat zo een brug de stad zou verdelen, maar het gaat om een hoge brug. Men speelde op de geluidshinder en de fijnstofproblematiek, maar de eindbalans werd naar ons inzicht niet gemaakt. Moet men dan ingenieurs hun ding laten doen? Maar dat was hier zelfs niet de vraag, want men heeft gewoon het project van tafel willen vegen. En de reacties in de media maakten duidelijk dat men die ingenieurs niet vertrouwen wil. Hoe we dat gaan oplossen, lijkt me niet zo eenvoudig omdat ook in andere dossiers de wil tot ondernemen en grootschalige projecten, maar evengoed, het kleinschalige ondernemen vaak met dédain en afwijzing bejegent.

Besluit is dus dat dit cahier onze aandacht waard is, maar dat we ons afvragen of we in de toekomst nog wel een draagvlak hebben voor ondernemerschap, innovatie en creativiteit.

Bart Haers
zaterdag 6 februari 2010

Nota Bene: het aanprijzen van dit boekje kost ons weinig inspanning, maar we betreuren wel het gebrek aan eindredactie. Nu ja, wie zegt het, zal u zeggen.

Reacties

Populaire posts