Tsunami aan parlementaire vragen

Het is ook nooit goed
Parlementairen stellen teveel vragen, maar schieten er niets mee op

In de krant staat een artikel over de klacht van Peumans, De Wael en uiteraard de regeringen over de vele vragen die in het parlement gesteld worden. Maar tegelijk hoort men dat er weinig debat is in het parlement en dat belangrijke vraagstukken pas in de eindfase aan hen voorgesteld worden. Men kan dit vooral zorgwekkend noemen, voor de kwaliteit van onze democratische instituties.

In de rapporten van de kranten en ook deze krant was één van de criteria het aantal vragen dat parlementairen aan ministers vroegen. De vraag of deze vragen iets nieuws toevoegden aan een hangende kwestie was zelfs afwezig. Om een goed rapport te krijgen moeten parlementsleden dus creatief zijn en daar wringt het schoentje. Over sommige zaken kan men inderdaad een goed debat organiseren met aan het eind een resolutie en dan kan dat een louter parlementair gebeuren zijn, dat de minister eindelijk slechts aanbelangt voor zover er een resolutie komt die hem of haar aanspoort het beleid in deze of een andere richting bij te sturen.
De veelheid van vragen verbergt ook een ander euvel: grote dossiers, zoals de voorgenomen onderwijshervormingen, c.q. het slopen van de schotten tussen ASO, TSO en BSO verloopt nu minder langs wegen van geleidelijkheid en nog minder op een onderbouwde manier. Het gaat om ideologisch en technocratisch gestuurd project, waarvan niet enkel de leerlingen schade ondervinden, maar ook de samenleving als geheel. Decennia lang zorgden liberale brouwers en ander goed in de slappe was zittende lieden ervoor dat talentvolle kinderen uit minder goed gesitueerde gezinnen toch konden studeren en zelfs hoogleraar en kamerlid werden. Het komt ons voor dat met de huidige golf aan voorgenomen hervormingen de democratisering, die men zegt te beogen, de nek omwringt. Toch komt daarover maar geen debat op gang. Maar ook de discussie over de mobiliteit en de organisatie van die mobiliteit laat zien dat parlementsleden op dat vlak weinig wensen te bij te dragen, omdat ze bang zijn voor een vervelende stempel. En toch blijft Antwerpen van Oostende, Brugge of Kortrijk via het spoor een ergerniswekkend verre bestemming, met haltes in negorijen en dergelijke. Vlaamse parlementsleden zouden zich ertoe kunnen inspannen dat de as (Rotterdam-)Kortrijk-Gent-Antwerpen(-Rotterdam een evenwaardige as wordt aan de as Kust Brussel. Maar dat blijft uit. Niet alleen de haltes zijn een tenenkrullend probleem, nog veel meer ergernis wekt het feit dat de bediening veel te weinig mogelijkheden biedt voor plezierreisjes en toeristische of artistieke genoegens.
Kortom, er zijn echt wel dominen denkbaar waar parlementsleden voldoende eensgezindheid vinden om voor 6 miljoen Vlamingen passend beleid te ontwikkelen. Dan moet niet op elke slak zout gelegd en kan men zich bezig houden met het algemeen belang.
Federaal moet men opmerken dat anders dan in de Nederlandse Tweede Kamer te weinig proactief over Europese dossiers ernstig van gedachten gewisseld wordt. Eerlijk is eerlijk, men probeert het wel, maar de verschillende politieke en publieke culturen maken dat men over belangrijke dossiers geen open debatten kan voeren. Men mag het begrip democratisch overigens niet teveel invulling geven, zonder het risico te lopen dat er van democratische controle geen sprake meer zou zijn. De tsunami aan parlementaire vragen laat hoogstens zien dat het besluitvormingsproces nog nauwelijks aan controle door de vertegenwoordigers van de natie kan gevolgd worden. En als er één voorbeeld is, waar dit absoluut geldt, dan de hervorming van justitie, waar desiderata door allerlei machinaties al 20 jaar op een welwillende afwijzing stuiten. Maar van het atomiumoverleg is relatief weinig vernomen. De media kunnen niet blijven beweren dat de parlementen nogal miezerig en kleinsteeds lijken en vervolgens de enige reddingsboei voor parlementairen om het zout op hun aardappelen waard te blijken, de parlementaire vraag, te hekelen.

Reacties

Populaire posts