De wilde natuur fascinans et tremendum

Fascinatie en verwondering
Het getemde en het wilde landschap

Simon Schama, Landschap en Herinnering, Olympus Non Fictie, 2007 pp 701, prijs: 17,50


Begin deze zomer vond ik een boek terug, dat ik jaren geleden, in 1996 had genoten en waarna ik het spoor ervan bijster was geraakt. Simon Schama is voor historici altijd al een uitdaging geweest omdat hij zich vaak op sporen begeeft die het bekende beeld in de war sturen kan en onze denkbeelden over natuur en cultuur op de helling zetten kan. De kwestie blijft hoe we de natuur, die we danig naar onze hand hebben gezet, kunnen blijven bejegenen als was die natuur nog vreemd aan ons. Niet iedereen was even opgezet met dit boek, wegens teveel en soms wat te gezocht, maar wellicht gaat het erom dat de gekende stemmen over bos en zee, berg en woud, rivieren en tuinen al eindeloos is uitgemolken, maar ook omdat al te vaak een discussie ging over principes en over de grote lijnen, zonder dit in de ervaring te gieten van het menselijke avontuur. We merken ook dat we onze ruimtelijke ordening niet zomaar kunnen aanpassen aan onze noden, al was het maar om onze voorraden grondwater op peil te houden. Bossen bijvoorbeelden houden heel wat water bij en geven het tijd om voldoende weg te zakken in de bodem.
Toen ik las hoe Dimitri Verhulst van een reisje van zijn moeder met haar nieuwe liefde naar het Zwarte Woud zo een kleinburgerlijke onderneming maakte, vond ik dat kenschetsend want in de jaren 1980 gingen nog maar weinig mensen naar de Jura of het Zwarte Woud, zeker niet als groepsreis. Het blijft wel aangenaam om er te wandelen, de stadjes te bezoeken en in sommige meren is het aangenaam zwemmen of zeilen. Maar tegelijk, de onderdoordringbaarheid is voor ons toch wel relatief, want er liggen goede wegen in het gebied en men kan zeggen dat het een prachtig park is. Sommigen zullen deze kwalificatie maar niets vinden, maar van de oude ongereptheid blijft niet zo heel veel over. In het spoor van Heine, Schiller en Goethe trokken we ook eens door het Thüringerwald en vonden we er heel veel rust en stilte, maar ook hier viel het ons op, van de gemakken van de beschaving komen we zelden los: bossen in overvloed, maar ook autowegen en natuurlijk mooie landhuizen, parken, hotels… prachtig was het wel, maar men komt er niet na veel inspanningen, maar via goed aangelegde wegen en met goede kaarten bij de hand. Toch blijven we graag de woudervaring koesteren. De beschrijving die Simon Schama geeft van deze parken, sorry, wouden, doorheen de tijden kan men best spectaculair noemen, omdat hij aantoont hoezeer we de natuurlijk gedachte natuur, vooral dan bossen, bergen en rivieren zo graag als sporen van het oude Europa zien, onaangeroerd door de mens, terwijl de mens van rivieren en bossen al lang een eigen creatie schiep, waarin deze zich thuis voelde. Het donkere van de wouden? We verlangen ernaar, maar we koesteren graag en bewust de illusie. Schama beschrijft de illusie van Yosemite, de sequoia-bossen, de big trees, om aan te geven hoe ook de oorspronkelijke bewoners van het gebied ermee omgingen. Maar indrukwekkend blijven ze wel. Alleen, de weg erheen is geen uitdaging meer of veel minder dan dit ooit het geval was.
Tacitus beschrijft Germania als een groot en ondoordringbaar woud, waar nauwelijks beschaafde mensen woonden, terwijl al langer duidelijk is dat de cultuur van de oude Germanen niet zo ruw was en ongekunsteld als de Romeinse auteur het wilde laten uitschijnen. Zijn opzet bestond er dan ook in de Romeinen een spiegel voor te houden en te laten zien dat als zij zich niet een weinig van hun steedse decadentie ontzegden, zij niet in staat zouden zijn de druk van deze wilde volkeren te weerstaan. De kritiek van Tacitus op de Romeinse zeden en gewoonten en de val van Rome kan men chronologisch niet samen zien, want Rome, het Romeinse rijk verdween pas een viertal eeuwen later en bleef in het Oosten nog 1400 jaar intact.
Ook de wandeling door Sherwood, het rijk van Robin Hood in het gezelschap van Simon Schama bracht ons heel wat leesplezier, maar ook het inzicht dat het Engeland, dat lange tijd fier was op zijn bossen en wilde landschappen al lang onder invloed van bosbouw en woudkap staat en dat er van die wildheid nog weinig rest. Laat u daarom echter het genot van een wandeling door Essex, Surrey of hoger op, voorbij Oxford niet ontzeggen, de bossen blijven er groter en indrukwekkender dan in Vlaanderen of Nederland, waar we al helemaal ons hele areaal aan de sturende hand van de houdvesters onderworpen hebben. Reeds Filips van den Elzas, graaf van Vlaanderen van 1154 tot 1191 vaardigde voorschriften uit om het koningswoud, waar nu het Zoete Waasland ligt, te beschermen, want alle hoge eiken leken als sneeuw voor de zon te verdwijnen.
We verwijzen niet zomaar naar Vlaanderen en Nederland, want in NRC was bij verschijnen van het werk van Schama in 1995 al de opmerking gemaakt dat deze gewesten niet aan bod kwamen, maar dat is bijna vanzelfsprekend, omdat in Vlaanderen en Nederland er nog heel weinig natuurlijk landschap over blijft en al helemaal geen bosgebieden van enige omvang. Polders en wateringen, aardige houtwallen en op heuveltoppen goed onderhouden bossen, eerder parkbossen maken het landschap tot fraai aangelegde recreatiezones waar stadmensen graag komen toeven en er al in de vijftiende eeuw huisjes en huizen van plezier zochten en vonden. De zondagse wandeling naar het Leen bij Eeklo of het bos van Lembeke? Dat zijn bescheiden bosarealen in een uitermate verstedelijkt gebied en eenzaam kan je er zelden wandelen.
Zou het toeval zijn dat Schama begint met de familiegeschiedenis en het feit dat zijn grootouders in het woud ten oosten van Polen, waar het bosbestand echter ook door onder meer handelaars uit Holland, Londen en Duitsland vanaf de zestiende eeuw ernstig onder druk kwam te staan. De familie Schama liet zich in met het transport van de afgezaagde bomen naar de kust, waar ze verscheept werden naar Europa, omdat hier de grote eiken en beuken, nodig voor de bouw van huizen en vooral schepen domweg al lang door houtvesters waren weg gestroopt. Gestroopt? Er valt doorheen het verhaal een merkwaardige tegenspraak op te merken tussen de officiële politiek van bescherming van de (Koninklijke) wouden en de feitelijke exploitatie van diezelfde rijkdommen. Alleen Frankrijk lijkt zich te hebben ontpopt, onder Colbert tot een strak georganiseerd systeem van woudbescherming, maar ook daar zal men vooral bosaanplanten vinden waar men (oer-)bos verwacht had.
Toen we goed dertig jaar geleden voor het eerst echt Oorlog en Vrede lazen en de troep van Kapitein Denissow naar Leipzig volgden, was het ons al op gevallen hoezeer Tolstoj erop wees dat Napoleon zich de ruigheid van het landschap niet had kunnen voorstellen, ook al was hij wel bekend met de geografie van de streken waar hij doorheen moest trekken op weg naar Moskou. Hij sprak over de weg van Smolensk naar Moskou, maar had zich als Europeaan niet verwacht aan de grote afstanden, de relatieve leegheid van het landschap en het feit dat de mens het landschap maar gedeeltelijk in cultuur had gebracht. Ook later, toen we met de veldtocht van Hitler naar Rusland bezig waren, viel het ons op dat we telkens weer te horen, te zien en lezen kregen dat het weer de successen van de eerste maanden in vastlopende fronten deed verkeren en vervolgens in een uitputtingsoorlog deden uitlopen. Zelfs Leningrad omsingelen bleek een moeilijke opdracht en al duurde die 900 dagen, kostte die onderneming het leven van vele inwoners van de stad, toch was de wildheid van de omgeving van de stad uiteindelijk de onoverkomelijke hindernis. In Stalingrad, een enorme industriestad aan de Wolga was al niet minder een probleem van landschap, of liever, van het ontbreken van wegen en leefbare omgeving. Voor de Russische troepen was dit telkens weer pas een voordeel als de generaals en troepen die gesteldheid in eigen voordeel wisten om te zetten. Vasily Grossman beschreef hoe hij bij zijn tocht in het spoor van de troepen vanuit het achterland van Stalingrad naar Berlijn getroffen werd door het verandering van de omgeving, van de woeste vlakten rondom Koersk naar het landbouwgebied van Oekraïne en vervolgens, een soort apotheose, het vertuinde Duitsland.
Merkwaardig dan ook dat net de ideologie van het Nazisme zich entte op zowel de traditie van het Teutoburgerwald, waar in de eerste jaren van onze jaartelling Varrus door de Germaan Hermann werd verslagen, in het jaar 9 en vervolgens, in 69 na christus nog eens herhaald door Julius Civilis, die de Bataven aanvoerde tegen de Romeinen. De bedenking dat de nederlaag door Varrus geleden zoveel invloed kon hebben, in een volop geïndustrialiseerd land blijft heel vaak onderbelicht, maar we hebben de indruk dat de uitgebreide lezing door Schama van Tacitus net hier een impliciete oefening op vormt: Hitler en de NSDAP waren en zijn in die zin een uitgesproken gevolg van de modernisering van Duitsland, alle verwijzingen en uitputtende exploitatie van de (romeinse) mythe over het oude Duitsland ten spijt. Schama wil aantonen dat de natuur door cultuur begeesterd werd en dat de sprookjes en verhalenschat over het woudleven in Duitsland al zo lang niet meer aan de realiteit beantwoordde dat het gebruik ervan al in de negentiende eeuw bij wijlen geforceerd was, onmogelijk te handhaven. Ook “de reis naar het Morgenland” van Herman Hesse, een scherpe criticus van het nazisme, van een Duitse hang naar een onherstelbaar verloren paradijselijk leven in het woud, laat zien hoe de stedelijke jeugd van Duitsland als Wandervögel de natuur gingen opzoeken. De reis naar het Morgenland was en blijft een ironische schets van hoe we ons uit de stedelijke en verstedelijkte terug willen trekken en in de natuur onszelf terug vinden. Uiteraard niet in de mooi afgebakende velden en beemden, maar net in het woeste land van de bossen.
Schama ontwikkeld een schema dat hij ook aan de rivier en het gebergte toetst, plaatsen waar de natuur ongerept zou zijn, terwijl zelfs daar de mens zich meester van heeft gemaakt. Chamonix vandaag? De Alpen, met de goed bewegwijzerde paden door het gebergte en zelfs het beklimmen van bergen verloopt grotendeels langs gebaande wegen. De opeenvolging van de expedities, van schetsen in woord en beeld van het hooggebergte, van de heuvels van Wales en Schotland, van Arcadië ook, hebben in de loop van de negentiende eeuw het toerisme naar het wilde van de bergen op gang gebracht. We stonden ook wel eens op de Sustenpas en waren ontdaan door het gemak waarmee reizigers van de wegen en paden gebruik maakten. We vonden het eindelijk bevreemdend en de reden?
Vanuit Innertkirchen voert de weg omhoog door het spaarzaam bewoonde Gadmental. Enkele kilometers voor het hoogste punt slaat naar rechts een weg af richting de 4,5 kilometer lange Steingletsjer waarvan het uiteinde op 1.940 meter hoogte ligt. Bij de gletsjertong ligt een klein meer, dit is vanaf de parkeerplaats in enkele minuten te bereiken.
Dit kan men lezen op Wikipedia. Erg verrassen kan het niet maar wel is het tekenend voor de wijze waarop we ons van de toegang tot dit gebied hebben verzekerd, net als de tandradsporen en de kabelliften. Het zijn prachtige uitvindingen, maar hoe schat men het verlies aan charme, aan uitwerking als je de hele weg op de weg kan blijven of onder de masten van de kabellift moet laveren? Toch, we zien hoe we van de infrastructuur bijna gedachteloos gebruik maken en zien nauwelijks nog hoe moeizaam het leven er ooit moet geweest zijn, al was het tegelijk wel zo dat men al heel wat langer dan wij geneigd zijn aan te nemen het leven geriefelijk wist in te richten. Dat spanningsveld brengt Simon Schama telkens weer aan de orde.
Et in Arcadia ego
Ook hier zien we hoe de betekenis van het Arcadia in de literatuur en de verbeelding aan de orde komt. Onvermijdelijk want Arcadia is zowat het icoon, het centrum van onze verbeelding van het wilde land, maar tegelijk ook, volgens Schama, volgens Mary Beart en John Henderson, het paradijs waar we ons kunnen laven aan de overvloed van het natuurlijke leven. Arcadië zou ons in een beweging alles moeten bieden, het vreselijke en gewelddadige waar Pan, Bacchus en de Amazones te vinden zijn, maar ook een gebied waar we kunnen ontspannen, waar we ons aan de geneugten van een niet door conventies en goede zeden hoeven gebonden te weten. Overal waar we er nog ruimte toe vinden richten we kleine stukjes Arcadië op. Voor elk wat wils, maar tegelijk, zoals we op onze reizen mochten merken geldt dit als een bedenkelijke verleidingstruck. Want als reisgidsen of literaire gidsen ons de weg wijzen vinden ook anderen de weg en is het gauw gedaan met de rust en zaligheid. Jawel, er waren plaatsen waar we die rust en stilte vonden, maar we mochten vaststellen dat we dan de tijd moesten nemen om te dwalen, te verdwalen ook.
De kritiek die over dit boek werd uitgebracht, mag niet doen vergeten dat het werk ons ertoe aanzet na te denken over onze verhouding tot de natuur, maar vooral dat we de natuur soms ver moeten zoeken. Wellicht moeten we die natuur ook verder zoeken als het ons eigen gedrag betreft, werden we het gewoon te menen als we ons al eens wild gedragen ons in onze natuurlijke staat bevinden. Recent vielen een aantal artikelen te lezen waarin over vrouwen verteld wordt die rond hun 30ste tot de bevinding kwamen dat hete betrekkingen met vrouwen voor hen toch wel iets kon betekenen. Men sprak van vervloeiende seksuele geaardheid. Of dit voor mannen ook geldt, blijft onduidelijk, maar feit is dat we ook in dit domein zoeken naar het natuurlijke, reden wellicht waarom zovele lezers en kijkers zich aan de Helaasheid der dingen konden laven, omdat het een beeld biedt van een wildheid die hen vreemd is. Wat ons niet zinde en zint is dat Verhulst dit voor een begin van de rit houdt, terwijl het wellicht eerder boeiend zou zijn die vermeende wildheid te cultiveren aan het einde van de rit. We hoeven dan niet te denken, zoals Schama stelt, aan een halve hectare grond om ons eigen tuintje te bewerken, maar kunnen in gedachten, woorden en daden, zonder schade een leven indenken waarin we weten dat we de disciplinering van de natuur wellicht onvermijdelijk is, ook onze menselijke natuur, maar ook en evenzeer, dat die disciplinering zonder momenten van loslaten, van dwalen en verdwalen wellicht zeer beklemmend kan werken. Daarom ook lijkt het ons dat Simon Schama met zijn onderzoek aandacht vraagt voor de illusie dat ons reizen naar goed van vele gemakken voorziene reisbestemmingen ons de illusie geeft de vrije natuur te vinden, zoals we in het uitgangsleven misschien wel eens ons vrije zelf denken te vinden, terwijl ook daar de illusie van het moeten en aangereikte de bevrijding zelf niet werkbaar blijkt. Het alternatief? Opnieuw de tijd durven te nemen om te dolen, Baedeckers, Michelins en andere “vaut le détour”achter ons te laten, wetende dat we in de polder of aan de oevers van een rivier toch nog altijd in cultuurland leven, maar te genieten van wat er echt is. Met andere woorden, Simon Schama spiegelt ons de charme voor van een begeesterd landschap, naar de hand van de mens gezet, maar dat opnieuw toch iets van wildheid kan krijgen, als we er zelf voor open staan. Arcadië kunnen we dan wel degelijk betreden en het hangt van ons af of we Pan, Bacchus ontmoeten dan wel een lieflijk Arcadië waar we een fraaie nimf het hof kunnen maken en haar verleiden kunnen tot hemelse vreugden, met erdoor heen geweven de draden van aloude wildheid, de natuurlijke drift als leidraad.
Het spreekt voor zich dat Schama zich niet aan de geijkte bronnen heeft gehouden, de historische kritiek ontbreekt niet noch de zin voor nuancering. We lezen dit boek daarom opnieuw met rode oortjes, want we herinneren ons wandelingen op de heuvels van de Beaujolais, van warme middagen in de buurt van de Saône en aan de kust van Bretagne. We ontdekken dat we ons terecht afvroegen waarom mensen zich naar de natuur zoeken te begeven en zich onderdompelen in dezelfde massa’s als ze in de stad plegen te doen. We kunnen de expedities nog wel achterna, voor ons blijft er maar iets te ontdekken als we onderkennen dat die vertuining van het landschap, de toegankelijkheid het resultaat is van een culturele dynamiek. Met Frank Ankersmit komen we op het terrein van de sublieme historische ervaring. Zoals we in Vladslo noch Passendale echt de oorlog kunnen vinden, maar ook in musea de werkelijkheid van WO I kunnen onderkennen, slechts bij het lezen van zowel Ernst Jünger als Erich Maria Remarque, Céline en Duhamel, kunnen we iets dichter bij komen. Een nacht in de herfst in een huisje in de Cayenne, de frontstreek in West-Vlaanderen zoals de intussen bijna vergeten Clem Schouwenaars dat beschrijft, kan de frontervaring benaderen, maar het bloed, het zweet en de tranen ontbreken dan nog, om het gedonder van het geschut niet te vergeten. Die wildheid hebben vele van de soldaten niet gezocht, al waren vele jonge mannen in Europa bereid voor wat glorie en decorum vrijwillig naar het front te trekken. Hoe na de oorlog dat verschoten landschap van de IJzervlakte liever niet hadden gerestaureerd, lijken we vandaag te vergeten. Ook de Vlaamse jeugd, jonge studenten die via Nederland in Engeland waren geraakt, bleken bereid zich voor die strijd vrijwillig te hebben ingezet, maar werden even goed dupe van hun offervaardigheid. Toch is de oorlog, zoals Jünger schreef een uitzinnige ervaring waarin mensen zich ook goed konden voelen, zich tot leven voelden komen. Het moet er ons op attenderen toen we, of liever de generaals aan beide zijden van het front het vertuinde landschap uiteen hadden geschoten, de wens om het vertrouwde te herstellen van Nieuwpoort tot Bazel al gauw de overhand kreeg en na WO II ook Duitsland al gauw die levenskracht hervond, althans het Westen. Het roept bij ons vragen op over wat we het Platoonse wereldbeeld zijn gaan noemen: dat er een soort ideale wereld zou bestaan, onvervangbaar, onverwoestbaar, waarnaar we onze eigen wereld vanzelf zouden schikken. U weet wel, niet elk paard is Brunello, maar elk wezen dat op Brunello lijkt, is een paard. Vandaar dat we vandaag nog denken dat we honden en andere dieren kunnen fokken naar een ideaaltype. Ook van de wildheid koesteren we zo een ideaalbeeld, sex, drugs ’n rock ’n roll, toch? Met andere woorden, hoe zou zo een studie over de menselijke psyche, maar ook over het menselijke lichaam en de betrekkingen tussen lichamen eruit zien, als we het boek van Schama als leidraad of schema zouden volgen?
Bart Haers
Dinsdag 31 augustus 2010

Reacties

Populaire posts