Musicus in de wereld

Recensie


Ludwig van Beethoven

Creativiteit en volharding
Het leven in het laboratorium artficiosum


Het boek kreeg ruim bemeten recensies en de lof was niet van de minste, dus, we zouden ons kunnen bepalen tot het vertellen van wat de auteur ons wil aanreiken. Maar in een beknopte samenvatting krijgen de feiten iets chaotisch en hoewel het leven van Ludwig van Beethoven wel chaotisch lijken moet, zat er ook een sterke hang naar regelmaat in.

Men kan zich blindstaren op zijn neiging zijn financiële belangen te behartigen als een geslepen handelaar waarbij hij schuldeisers noch cliënten spaart. Tot de afnemers van zijn composities, vaak ook tegelijk zijn mecenassen of beheerders van zijn auteursrechten was de relatie wel eens gespannen. Maar Beethoven had geen officiële aanstelling; was geen directeur van een muziekconservatorium noch hofkapelmeester noch had hij een andere sinecure die hem hadden toegelaten van zijn spel en zijn compositie te leven. Juist dat aspect van zijn bestaan laat de biograaf overtuigend zien: de musicus Beethoven stond onbeschermd in het bestaan en de haaien van de muziekmarkt waren nooit veraf.

Hebben de levensomstandigheden de man gemaakt? Of hebben de man en zijn kunst de levensomstandigheden gemaakt? Te vaak, lijkt het ons, wil men uit de persoon de kunst of het kunnen afleiden, alsof er een causaliteit tussen de verschillende aspecten van zijn bestaan denkbaar zou zijn. Jan Caeyers zet wel eens een rijtje mogelijke verklaringen voor één en ander op een rij, maar zet toch, anders dan bij mindere biografieën het geval is, de creativiteit voorop, tegen de achtergrond van de omstandigheden, waardoor wel eens wonderlijke tegenstelling ontstaat.. De man en zijn eigenaardigheden brachten mee de kunstenaar voort, maar toch zouden we nooit aan die omstandigheden aandacht besteden, als de kunst en de nalatenschap niet zo een grote indruk had gemaakt en nog steeds maakt. Drankgebruik, een zekere koppigheid, misschien was hij niet altijd even hoofs en kon hij onverwacht in een franse kolere schieten, raptussen heet het ergens, of raptus, toch moeten we daarmee voorzichtig zijn want de biograaf laat zien dat niet alle getuigen even betrouwbaar zijn, sommigen hebben zelfs een eitje wensen te pellen met de componist, ook en vooral postuum.

Daarom verrast het ons nog maar eens dat men de muziekhistorische en muziektheoretische aspecten van deze biografie niet altijd in de recensies de aandacht krijgen die ze verdienen. Toch kan men in het geval van Ludwig van Beethoven niet aan die aspecten voorbij. Dan gaat het om creativiteit, inventiviteit en vooral, om gedrevenheid binnen het bestaande kader als het kan, erbuiten als het moet, oplossingen te vinden. Zou de leek echt blind zijn voor dit aspect van het bestaan als kunstenaar zoals Ludwig van Beethoven dat kende? Of zijn het de recensenten die dit vooropstellen? Toch merken we dat menig biograaf hierop afgerekend wordt en een boek onnodig zwaar heet als het teveel over de “techniciteit” zou gaan. Nu zagen we dat de recensenten de biograaf veel lof toe zwaaiden, maar haast beschaamd dit aspect over het hoofd zien. Hoe Ludwig van Beethoven er vaak in slaagde op schijnbare eenvoudige verzoeken onmogelijke antwoorden te verzinnen, die vooral de musici en de latere kenners blijvend zouden fascineren, vormt juist zijn bijzondere bijdrage. De creativiteit om met het bestaande materiaal nieuwe wegen te bewandelen, mag ons niet ontgaan, maar waarom net Beethoven en niet anderen de sonate tot zo een overweldigend complex van gedachten en structuren wisten te maken, zo lezen we, lag wellicht aan het feit dat Ludwig van Beethoven de muziek zelf wenste te laten spreken, waarbij de retorische elementen en technische mogelijkheden aan zijn kunnen de hoogste eisen stelden. Soms gaat het om een eenvoud, die bij het vertolken niet altijd zo gemakkelijk te bereiken valt.

Toch kon Beethoven dat ook maar omdat er een aristocratie bestond, althans tot rond 1815 ongeveer, die echt wel begaan was met de ontwikkeling van de kunst, zelf kenners waren en er een soort distinctieve dynamiek in vonden iemand als Beethoven alle kansen te geven. Over dat aspect heen was er de componist die met die atmosfeer behoorlijk zijn voordeel wist te doen, zoals hij later met muziekuitgevers, welbewuste burgers en andere kenners zijn artistieke vrijheid wist vorm te geven en te behouden. Kortom, zelfs al geloven we nog zo graag dat die aristocratie en later de bemiddelde burgerij vooral behoudend zouden zijn opgetreden, er waren er blijkbaar voldoende die net de nieuwe tijd alle steun gaven en ook in de kunsten bijzondere talenten hun kansen gaven.

Maar wat was er dan van aan dat Ludwig Van Beethoven een genie zou zijn geweest? Dat zijn muzikale vondsten en prestaties twee eeuwen later nog steeds een bijzondere betekenis hebben en mensen bij het beluisteren een grootse ervaring nalaat, blijkt telkens weer. Maar was hij dan een Genie? Anderen hebben hierover ampel gesproken, soms relativerend, soms exalterend, maar uit de vele componisten uit die tijd is hij naar voor gekomen als ongemeen belangrijk. In verschillende disciplines zijn er altijd mensen die boven de anderen uitsteken en Beethoven bleek bij leven en welzijn al grote bekendheid te hebben gehad, maar heeft die status ook behouden, zoals Mozart en Haydn, terwijl Mosheles, Hummel en Cerny, een leerling van de maestro meer voor de musici zelf bekend waren en zijn, maar niet meer tot het patrimonium behoren. Het genie van Ludwig van Beethoven? Niet enkel een idee hebben, maar die ook weten uit te werken. Dat bracht met zich dat hij op eenvoudige verzoeken vaak ongenadig - voor zichzelf - ging zwoegen, tot hij met een inzicht kwam waar hij muikaal iets mee kon aanvangen, dat soms mijlenver van de verwachtingen afstond en er ver boven uitstak.

De uitdaging waar de biograaf zich in zo een geval voor gesteld ziet, blijft de verwondering voor het voorwerp van zijn of haar biografie niet tot idolatrie te laten uitwassen, maar net te focussen op die redenen waarom de persoon een biografie waard is. Bij Ludwig van Beethoven gaat het om zijn pianospel en vooral wat hij ons naliet, de vele composities. Op het oog heeft Beethoven ongeveer 138 opusnummers nagelaten, maar vele werken werden uitgegeven zonder opusnummer, op verzoek van de componist zelf blijkbaar. Het werk van de componist was voor de biograaf de reden om er zijn energie in te steken, maar hij botste op een vooraf bestaand beeld, dat was opgehangen aan een mythologie dat groter moest maken wat op zich al groot genoeg was en aan de andere kant soms op onbegrip berust. De inbreng van nabestaanden is voor de nalatenschap niet altijd bevorderlijk omdat we niet altijd goed weten of hun beweegredenen wel eerlijk waren.

Enkele bestaande en hardnekkige verhalen over Ludwig van Beethoven, zoals over zijn verering voor Napoleon, over de Noodlotsymfonie of omtrent zijn (verre) geliefde waren niet geheel uit de lucht gegrepen, maar toch bedoeld om de componist belangrijker te maken dan het werk. Natuurlijk, als persoon was Ludwig voor zijn Josephine en andere al dan niet een gemakkelijke mens, was zijn relatie met Karl Caspar en Johann, zijn neef Karl soms moeilijk en voor hen en al die anderen die zijn natuurlijke biotoop bevolkten niet enkel de componist, maar geen van hen kon zich indenken dat hij niet een componist zou zijn en vanaf een zeker ogenblik zelfs niet de magister, de maestro.

Het verhaal, doorweven met dat persoonlijke wedervaren, laat nu net zien dat de componist vaak het persoonlijke, eventueel ook momenten van ziekte of depressie telkens weer weet te overwinnen, omdat hij zich vaak, zeker tot 1825 voldoende weet waar hij heen wil. Men mag niet vergeten dat Beethoven een behoorlijke leeftijd bereikt, 56 jaar, al lijkt dat vandaag jong, maar over het algemeen zijn er te dien tijde genoeg levensbedreigende ziekten en aandoeningen die een leven echt kunnen verkorten. Schubert sterft op behoorlijk jonge leeftijd, 31 aan tyfus in 1828. Ook kan men niet voorbij aan de vaststelling dat zelfs wie al eens ouder werd, zoals Voltaire, of Goethe, Haydn, die zeventig of ouder werden niet altijd zo gezond door het leven gingen.

De kunst van Van Beethoven, zo meent Jan Caeyers bestaat erin dat hij met het bekende instrumentarium en de bekende muziektaal, zelfs met middelen als expressie, tempi en accenten een muziek weet te scheppen die meer dan zijn voorgangers niet enkel op het doorcomponeren van een inval berust, maar op het doorwerken en doordenken van die inventies. Hij slaagt erin een muziekstuk te maken op grond van de regels van de fuga en toch meer te maken dan een fuga, zoals in het kwartet opus 130 dat nadien in de Grosse Fuge nog eens herwerkt werd. Beethoven dacht en bedacht mogelijkheden en dat draagt ertoe bij dat sommige stukken leesmuziek lijkt, eerder dan om te spelen. Pas in de 20ste eeuw zal ook dit werk gespeeld worden en een publiek vinden. Men kan er ook niet omheen dat de componist zijn voorgangers, Bach, vader en zonen, Haendel en Mozart grondig bestudeerde en ook na zijn passages bij Haydn Albertsberger en Salieri bleef studeren op contrapunt, fuga en andere aspecten van het muzikale instrumentarium in zijn laboratorium, het laboratorium artificiosum..

Publiek en componist blijven in die omstandigheden een bijzondere band met elkaar behouden, waarbij naast de speelbaarheid het aansprekende van de muziek een element vormt, maar ook het begrip voor de muziek, dat betekent dan, menen we dat we het creatieve aspect en het sublieme resultaat van die verwerking in de partituur kunnen smaken en indien mogelijk doorgeven. Daarvoor zijn ook goede uitvoerders nodig, die het mogelijk maken die muziek ook te horen. Natuurlijk, er zijn cd’s, er valt een en ander op youtube te beleven, maar toch, in de concertzaal de pianoconcerti te beluisteren geeft aan de ervaring een dimensie die men niet mag onderschatten.

Jan Caeyers laat vele facetten van de levende Beethoven zien, soms bijna tastbaar en, al zijn we zelf niet vertrouwd met het lezen van bladmuziek; brengt ons bij het vakmanschap van Beethoven die het ambachtelijke overstijgt. Deze ervaring staat niet los van de leeservaring, waarin we een wereld leren kennen, die we via andere wegen al wel wat kenden, maar nu haast van binnenuit leren vatten: het Wenen en het Europa op het breukvlak van twee eeuwen, van twee cultuurperiodes. Hoe belangrijk het muziektheater toen was en hoe steden en aristocraten er zorg voor droegen, dat er een goed toegeruste muziekkapel zou zijn, met behoorlijk betaalde musici en tegelijk hoe een nieuwe burgerlijke muziekcultuur de oude aristocratische verving., krijgt net in het optreden van deze componist bijzondere betekenis. In die zin blijft het fascinerend dat Wenen, maar ook Parijs, Londen, in de loop van de achttiende eeuw broeiende kiembedden voor hoogtepunten van cultuur konden worden. Hoe zou het nu zitten met de continuïteit tussen de tijd waarin Beethoven zijn 9de symfonie schreef en dit werk een première kende en de wereld van Mahler, Schönberg en Webern?

Het slotwoord kan dan alleen de idee onderstrepen dat een burgerlijke cultuur, ook of juist als die zich tegen zichzelf keert, als die afbreuk doen wil aan het burgerlijke net hoogtepunten kan bereiken. Ludwig van Beethoven kon niet zonder financiële steun van een aristocratische elite, maar wist tijdig ook de geïnteresseerde burgerij aan te spreken. Steun van prinsen en burgermeesters, van adellijke dames en andere musici kon niet beletten dat de man zijn eigen wegen ging. De vraag is of we vandaag diezelfde onwrikbare visie op wat hij brengen moet nog denkbaar is. Wel heeft Beethoven met de primarius Schuppanzich van het strijkkwartet dat vorst Lichnowsky onderhield bepaalde werken doorgenomen en soms verbeterd. Op de lange duur en onder druk van omstandigheden kwam het ook met deze violist tot een breuk, zoals Beethoven zich blijkbaar met iedereen moest brouilleren. Toch, en toch kan men na het lezen van het boek van Jan Caeyers begrijpen dat Ludwig van Beethoven, als zaakvoerder van zijn eigen bedrijf niet bereid was op zekere terreinen concessies te doen. Let wel, hij kon ook voorkomend en hoofs zijn, maar blijkbaar was het verzekeren van een bestaan voor hem een grote zorg. De wens alsnog in dienst te treden van Aartshertog Rudolf, vriend en leerling, in 1819, toen de prins zijn ambt als aartsbisschop van Olomouc, Olmütz opnam leidde tot de compositie van de Missa Solemnis, maar die mis was pas klaar in 1824, waarbij Ludwig meer deed dan de mis op muziek zetten, maar vanuit een begrip van de teksten er een bijzondere muzikale invulling aan gaf. Beethoven heeft wat geleurd met zijn partituur, om zijn tijdelijke liquiditeitsproblemen op te lossen. Het is dit zoeken naar een adequate vorm; waarbij betekenis van de klassieke teksten gegeven wordt. Het betekent ook dat de componist die slechts een beperkte opleiding kreeg later het onderhouden en verbreden van zijn kennis van de klassieken, van schrijvers en hun werken echt wel ter harte nam.

Stellen dat Ludwig van Beethoven tot de middenklasse behoorde kan dus niet overtrokken heten, maar het krijgt pas de volle betekenis als we zien dat de kleinzoon van een bakkerszoon uit Mechelen, die zelf in Bonn tot een vooraanstaand lid van de muziekkapel van de keurvorst was opgegroeid, wel degelijk toegang had tot het hof en leden van de aristocratie. Overigens gaat dit ook op voor Mozart die als burger zelfs met Keizer Jozef II, toen die nog een kind was, gespeeld zou hebben. Ons beeld van de ondoordringbaarheid van de grenzen tussen de verschillende werelden mag best bijgesteld worden. Belangrijker nog is dat we zelfs over de Biedermeierzeit meer te melden hebben dan alleen het kleinburgerlijke en bekrompen leven binnen gestelde grenzen. Vormärtz heet het in Duitsland, maar vooral is het een tijd waarin Europa ondanks de kneuterigheid die op het oog de boventoon voert, door de technische, economische veranderingen ongemeen snel evolueert, ook in de Lage Landen, de Zuidelijke in het bijzonder. Aan de algemene ontwikkeling van en in de samenleving kan men aflezen dat die niet zomaar met een term af te stempelen valt. En daaraan, kan men stellen heeft de mens, de burger en vooral de componist Ludwig van Beethoven het zijne bijgedragen.

Nu we stilaan de helden van Woodstock en de Rock ’n roll op leeftijd zien komen en hun biografieën ook in de winkels, op het net zien verschijnen, vragen we ons tot slot af in welke mate Beethoven als eenling meer betekende dan dat complex van bandjes, muziekproducenten en de hele industrie van hitlijsten, mimetisme en wat al niet meer. De gedachte dat het anders was, zal niet volstaan, want ook in Beethovens tijd waren er tijdschriften, stemmingmakers en was er een industrie van instrumentenbouwers die de groeiende vraag zelf nog stimuleerde en er tegelijk die vraag graag inloste. De schaal, de media, het ontvankelijke publiek hebben van de sterren van nu miljonairs gemaakt. En ja, Beethoven dronk graag wijn, rookte pijp of sigaren, leefde graag en goed, maar voor zover we weten gebruikte hij geen opium, of het moest zijn tegen de pijn. Maar rond 1830 was Laudanum al redelijk verspreid en waren kunstenaars er verslaafd aan. Maar, overzien we het werk van Ludwig van Beethoven, dan zal hij, zoals ook de biograaf aangeeft ondanks alles - ziekte en pijnen - liefst bij helder verstand hebben gewerkt. En het resultaat blijft merkwaardig, kan, zelfs vaak voor rock ‘n roll van die tijd doorgaan, zo heftig als het slot van de 9de symfonie had men het immers niet bedacht en uitgewerkt tot dan toe.
Bart Haers
dinsdag 16 november 2010


Boekgegevens

  • Auteur: Jan Caeyers. Beethoven, een biografie
  • ISBN: 978 90 234 2906 7
  • Aantal pagina's: 672
  • Uitvoering: Gebonden
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • NUR: 661
  • Prijs: € 45,00



Reacties

  1. De 33ste pianosonate is een subliem meesterwerk, een schitterende parel muziek.
    De 9de symphonie is een draak, een schreeuwerig stuk lawaai.
    Deze twee zinnen maken veel geleuter over van Beethoven overbodig. En meer in het algemeen over alle componisten en nog meer in het algemeen over alle kunstuitingen.
    Het is verder mijn mening dat een zoektocht naar verbanden tussen een kunstwerk en het persoonlijk leven van zijn schepper, veel gepalaver en veel papier oplevert, maar geen enkele toegevoegde waarde heeft voor het kunstwerk zelf.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Tja, waar u de energie vandaal haalt om nog maar eens te vertellen dat het u worst wezen zal wat Caeyers schrijft en waarom ik er enige aandacht aan besteed, blijft mij een raadsel. Biografieën zijn niet per se hagiografieën, maar kunnen cultuurhistorisch panorama openen, waar we doorgaans weinig mee vertrouwd zijn. Het werk zelf heeft een eigen betekenis en spreekt voor zich, als men er al iets van te horen of te zien krijgt. Maar dan nog, de samenleving waarin Ludwig van Beethoven, of, Voltaire, Casanova hun bestaan beleven, vorm geven kan in het leven van die personen vorm krijgen en op die manier een meer analytische geschiedschrijving vormen. Naast het lezen van de bronnen van ambtelijke aard of bescheiden uit wakelijke archieven kan het leven van een baron van Swieten of een mr. Robespierre inderdaad verhelderend werken. U heeft er misschien geen belangstelling voor, maar daar heeft een ander ook geen boodschap aan. De 32 sonates van Ludwig van Beethoven of de variaties op thema's uit de Schotse volksmuziek dan wel de Kreutzersonate hebben zo hun betekenis, die behalve muzikale fijnproeverij ook inzicht bieden in de manier waarop de Europese muziekcultuur zich heeft ontwikkeld. Het staat eenieder vrij daarvoor interesse op te brengen. Meer valt er niet te zeggen. De discussies over de uitvoeringspraktijk kunnen wel eens debatten over het geslacht der engelen lijken, maar ook boeiend en inzichtelijk maken hoe muziek kan werken. Nieuwsgierigheid is niet voor iedereen een aangenaam levensgevoel.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @ Bart. Voor een liefhebber van namedropping zoals jij: Eduard Hanslick, Clive Bell, Roger Fry... Je laat je door een –schijnbaar- agressieve uitlating van een lezer opjutten, zonder er over na te denken. Denk je echt dat al je lezers idioten zijn? Dan maar zoals u zelf zegt: meer valt er niet te zeggen. Maar ik zal geen energie meer verspillen. Beloofd.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Denkt u nu echt dat het mij om namedropping te doen is, arme ziel. De recensie van het boek van Caeyers laat denk ik zien, zoals die van andere dat ik mij niet om namen of titels bekommer, enkel of ik bij het lezen iets vindt dat het delen met anderen de moeite waard is. En neen, anders dan u denkt, neem ik mijn lezers niet voor idioten, wel integendeel. Zoals u wellicht merkt, is er veel meer tussen hemel en aarde dan een enkeling bevroeden kan. En tot slot dit, wat het boek zelf betreft, de wereld van Ludwig van Beethoven van Liszt is ook mij zelf een nieuwe ontdekkingsreis waard, doorheen de muziek, uiteraard, maar ook doorheen wat een goed biograaf weet te brengen. microhistory heet dat. En ook al is de reactie niet altijd even vriendelijk, ik ben bereid, beleefdheidshalve, te antwoorden.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Ik vermoed dat Anoniem naar aanleiding van de bespreking van de biografie van van Beethoven, een thema wou aanbrengen dat je blijkbaar ontgaat: De kunstfilosofische opvatting die een louter formalistische benadering van kunst inhoudt. In die optiek zijn biografieën onzin, althans wat het uiteindelijk afgeleverd product betreft. Alleen het resultaat, het kunstwerk op zich, heeft waarde. Een biografie en een tijdskader heeft iedereen; dat kan best interessant zijn, maar niet voor de waardering van het kunstwerk. Consequentie van een formalistische houding is ook, dat voor het creëren van kunst slechts de loutere vorm telt. Morele waarden, historische dimensies, gevoelsmatige intenties, psychologie van de kunstenaar, zijn/haar biografische bijzonderheden: het heeft allemaal niets met kunst te maken. Voor de formalist is een kunstenaar iemand die werken maakt, die zichzelf uitsluitend op grond van hun eigen vorm kunnen rechtvaardigen, zonder beroep te doen op wat jij microhistory noemt. De door Anoniem gedropte namen hebben deze opvatting expliciet verdedigd en hun opvattingen zijn tot op heden in de kunstkritiek aanwezig.
    Spijtig dat iemand een blog onderhoudt waarop nauwelijks wordt gereageerd; en wanneer er dan al eens een reactie komt, de eigenaar van de blog haar (of hem) die reageert meteen de mond snoert, in plaats van een dialoog aan te gaan en het uitgezette visje te vangen. Vriendelijke groet.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Cor Carabas, ik heb ooit les gehad van de heer Raymond Vervliet en heb daar de autonomie van het kunstwerk, onder ogen gekregen, dus ook de opvatting van de formalistische school, al vond ik dat zelf enigszins overtrokken. Overigens schrijf ik in mijn kanttekeningen bij het werk van Caeyers dat het me verwonderde hoezeer die Beethoven ziet werken met de instrumenten die de voorgangers, Bach, Haydn e.a. maar die weet te overtreffen. Maar als je uitgaat van een louter formalistische benadering van het kunstwerk en de maker helemaal buiten beschouwing moet laten, dan lijkt me dat een ontmenselijkende houding. Het kunstwerk mag niet door de persoon van de maker overweldigd worden, maar er ook niet los van gezien worden. Net in het geval van Beethoven is het overigens zo dat hij de bestaande middelen en vormen ver voorbij de gedachte mogelijkheden heeft aangewend.
    Mijn correspondent kreeg antwoord op dezelfde toon als hij/zij schreef.Inderdaad had ik nader kunnen ingaan op zijn bezwaren tegen het verschijnsel kunstenaarsbiografie, waarover wel eens een boom opgezet kan worden. Over biografen van nog levende of net overleden kunstenaars deel ik overigens de mening van anoniem tot op zekere hoogte. En eerlijk gezegd, ik zal me blijkbaar nog eens in Fry en Hanslick moeten verdiepen, Maar eerlijk is eerlijk, ik had het altijd moeilijk met de autonomistische en formalistische opvattingen over kunst en kunstwerken, terwijl ik wel vindt dat biografische en andere informatie de waardering en ervaring bij het zien van een kunstwerk best kan zonder zich te bekommeren over iets anders dan het kunstwerk zelf.
    Maar goed, ik had dit de vorige keer al kunnen schrijven, maar een anonimus aanspreken is niet zo gemakkelijk en bovendien, gaf Caeyers, had ik de indruk er aanleiding toe te geloven dat zijn bijdrage toe was de kunstwerken die kunstwerken zelf toch hun autonome betekenis niet te ontzeggen. Die dubbelheid is er, vrees ik wel altijd.
    Wat me wel stoorde, misschien ten onrechte, dat de anonimus me verweet aan namedropping te doen. Soms kan men niet een hele redenering op te zetten over deze of gene maar dat de naam als vertegenwoordiger, betekenaar voor een bepaald concept te hanteren. Namen droppen associeer ik met een zekere elitaire aanvechting tot een club te willen behoren en dat is allerminst waar ik mee bezig ben. Vandaar mijn misschien wat botte houding. Excuses dus.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts