De smidse van de Staat

Recensie

Hoe kolonies een staat werden

Conflict en verstandhouding

J.J. Ellis, De Grondleggers, De Revolutionaire generatie. Uitgeverij Elixir BV Uitgeverij. 422 pp. Prijs: 27,50 €

Het blijft merkwaardig te zien hoe een staat kon ontstaan op basis van zo verschillende inzichten als die van Jefferson, Adams en Washington en bovendien ook nog eens in een tijd dat communicatie via briefwisseling en pamfletten moest verlopen, dan wel via gesprekken. Al zal blijken dat afstanden voor intriges geen bezwaar blijken en al evenmin voor verstandhouding. Het essay laat ook zien dat geschiedschrijving over gekende topoi als de Amerikaanse Revolutie boeiend en relevant kan zijn. De historieschrijver ontpopt zich dan tot geschiedfilosoof, een term die sommigen niet echt lijkt te schikken.

Wat we weten over de VSA en het ontstaan van deze federatie blijft doorgaans beperkt en geënt op enkele clichés terwijl de ontwikkeling een merkwaardig synchroon verloop kent met wat in Europa in verschillende staten gaande is. Het verschil, tot 1945 is dat er in Europa tot dan machtspolitiek tussen de staten speelt en er voor samenwerking alleen via afschrikking plaats lijkt. Dat draagt er niet toe bij dat we de politiek in de VS echt ernstig nemen, zeker niet in de gewone opinievorming. De werkelijkheid dat ook in de VSA zelf een opgesierde versie van die geschiedenis bestaat, neemt niet weg dat het vormen van de structuren, vanuit de 13 kolonies aanleiding gaf tot een sterke band tussen het lokale en het algemene. Vandaag blijkt dit proces een storend element te vormen. De staat en vooral het centrale bestuur in Washington vormt het probleem, terwijl maar moeilijk betere oplossingen voor dit proces van lokale vertegenwoordiging in een geheel dat nu 50 staten omvat en waarbij verschillende werelden met elkaar verzoend moeten worden. Die realiteit vormt voor verkozen politici nu eenmaal de kern van hun opdracht, zorgen dat die aspecten op een gegeven moment tot een gezamenlijkheid verenigd kunnen worden.

Hoe en waarom bewegingen als de Tea Movement Party en andere sinds 20, 30 jaar de politiek van de VS konden aansturen blijft wonderlijk maar vooral tekenend voor de wijze waarop de media politiek, het politieke en politici behandelen. Er is noch voor de instellingen noch voor het gevoerde beleid enige aanleiding om dit strijdig te achten met de instellingen die de founding fathers voor ogen stond, wel kan men moeilijk miskennen dat de situatie vandaag grondig is gewijzigd en de samenleving opnieuw het evenwicht tussen publiek en particulier welzijn zal moeten ontwikkelen.


Verscheurende kwesties


Opvallend in het verhaal dat Joseph J. Ellis presenteert is dat hij de verschillende attitudes tegenover de ideaalbeelden en de praxis van de politiek aan de orde stelt. Vooral de houding van Adams en Jefferson laat hier zien tot welke verscheurende conflicten dit kan leiden: de rol van de president invullen blijkt een heikele kwestie omdat de ene, Jefferson, de Franse aanpak van de regicide, koningsmoord en merkwaardig genoeg een grote almacht voor de president verkiest, terwijl Adams de majesteit van de door het volk gekozen president wilde benadrukken en tegelijk pragmatisch de rol van het staatshoofd inperken wilde, onder meer door de rol van het Congres te versterken. Adams kreeg het verwijt een renegaat te zijn, een verdoken aanhanger van de monarchie en van een sterk centraal gezag. Hoe wezenlijk deze discussie wel is, blijkt nu de VSA na een crisis zonder veel voorgaande en uitzichtloze oorlogen, waar het congres zich onderworpen had aan de wil van President en Pentagon, niet goed bij machte blijkt de problemen die geschapen zijn door de vorige president op te lossen. Bovendien merkt men dat de snelle communicatie over de beslissingen en voornemens van president en congres de afstand is weg gevallen en de onmiddellijke reacties het beleid bijna tandeloos maken. De onbesluitvaardige overheid kan niet meer optreden om foute beslissingen van het verleden op te lossen, ook al zou die dat graag willen, zoals in het dossier over de sluiting van Guantanamo blijkt.

Aansluitend blijkt de positie van de president en het Congres in zaken van oorlog en vrede voor onmogelijke keuzes geplaatst te worden. Aan het begin stond de grote vraag hoe en of de VSA zich zouden opstellen tegenover de Europese grootmachten en of de VS een sterk leger van node hadden. Ook hier liepen de visies uiteen en ook hier blijken Adams en Jefferson in de feiten tegenover elkaar te hebben gestaan: Adams wilde geen positie kiezen, net zo min als Washington om de Europese aangelegenheden, terwijl Jefferson een sterke band met Frankrijk tegenover Engeland verkoos en dus een inmenging in buitenlandse politieke conflicten te voorstond boven neutraliteit. Hamilton, die een sterk leger wenste, kreeg uiteindelijk slechts de militaire academie van West Point, maar het leger zelf bleef lange tijd zo beperkt als mogelijk. Men kan deze discussie onder de grondleggers van de Amerikaanse Natie niet onderschatten, omdat het er ook toe heeft geleid dat vaker dan nodig de positiebepalingen afgeschermd werden van politiek toezicht. Nog in 1959 waarschuwde Ike, president Dwight Eisenhower voor het complex van militairen en bedrijven die de buitenlandse militaire politiek dicteren zouden, wat onder Busch resulteerde in een sterke inbreng van particuliere bedrijven in de oorlogsvoering.

Zo mogelijk nog verscheurender was de discussie over de slavernij, waar eens te meer de logica en de schijn een grote rol in speelden. Het zuiden wenste de slavernij gewoon te behouden, het Noorden wenste consequent met de constitutie de slavernij helemaal af te schaffen. Virginia, dus vooral Jefferson en de zijnen, Madison, hebben hier een staaltje van dubbelzinnigheid weten te bereiken dat de politiek wel vaker ondoorzichtig maakt. Jefferson meende dat de slavernij van zwarten, Afrikanen diende afgeschaft te worden en dat de aanvoer van nieuwe slaven uit Afrika diende op te houden. Maar dat alles mocht niet te snel gaan. Hoewel Jefferson na zijn presidentschap terug getrokken op Monticello ook zijn slaven behield, bleef hij de discussie opvolgen en het doorhakken van knopen verhinderen. Nu wist nagenoeg iedereen dat de oplossing de scheuring van de federatie zou meebrengen en dus werd geopteerd niet te beslissen, wat in 1861 tot een feitelijke secessieoorlog zou leiden.


Samenhorigheid


Wie vandaag van de geschiedschrijving kennis neemt, krijgt doorgaans een mooi verhaal over de founding fathers en hun eensgezindheid voorgeschoteld. De historicus die deze periode, 1773 tot 1826 – sterfjaar van John Adams en Thomas Jefferson, bestuderen wil ontdekt in de media van die tijd, kranten en pamfletten dat die samenhorigheid vaak ver te zoeken was en dat de conflicten zelfs een keer met een duel werd afgesloten. Hamilton zou hierbij zichzelf in nesten gewerkt hebben, maar het verhaal staat bekend als “het Interview”omdat het duel al verboden was.

Veel opvallender is dat de strijd tussen gedachten in de media met soms ongemeen scherpe pennen werd gevoerd en dat positiebepalingen na verloop soms zeer ondoorzichtig werden, waarbij niet enkel man en paard werden genoemd, maar ook valt op hoe belangrijke kwesties tot polemieken aanleiding gaven die volledig uit de geschiedschrijving zijn weg gefilterd. In die zin blijkt de tuin van Clio soms merkwaardig fraai, ook als de werkelijkheid vormen aanneemt die ons bevattingsvermogen te boven gaan. De rol van het Congres en van de mannen van 1776, de onafhankelijkheidsverklaring in het bijzonder, wordt daardoor veel interessanter dan het bijna bloedeloze verhaal van de checks and balances, maar vooral, de complexiteit waarmee men geconfronteerd werd, komt met dit werk pas goed aan het licht.

Geschiedschrijving om het patriottisme te bevorderen vergt, zo meent men, wel eens een zekere verfraaiing van de werkelijkheid, terwijl de stomende en stormende conflicten vooral verheldering brengen. Hoewel John Adams pragmatisch wilde optreden vond hij zich algauw in een positie waar hij mee het probleem te vormen dat hij wenste op te lossen. De oorlogen in Europa en de positie van de Fransen op het Amerikaanse continent, waar Fransen in het Noorden, Quëbec en in het Zuiden, Louisiana voet aan de grond hadden en de uitbreiding van de VSA naar het Westen hypothekeerden kan in dit verband als voorbeeld gelden. Onder Adams leek alles erop te wijzen dat het gebied door een krijgshandeling, oorlog verworven zou worden, maar Adams, die net als Jefferson de Fransen kende van zijn verblijf in Europa zou volgens zijn tegenstanders de belangen van de staat in ongerede hebben gebracht. In werkelijkheid waren Madisson, Hamilton erop gebrand het president van Adams te bemoeilijken en was elke persoonlijke aanval geoorloofd. Intussen stuurde Adams een ambassade naar Parijs om met het Directoire een vredesverdrag en vreedzame overdracht te bewerken. Pas onder Jefferson werd dit mogelijk, toen Napoleon geld nodig had om zijn Europese politiek te voeren. Had Talleyrand nog een grote som aan smeergeld gevraagd, onder Napoleon bleek de Louisiana Purchase mogelijk tegen een redelijke prijs. Aanvankelijk had men zich met New Orleans ingelaten, maar uiteindelijk was het verwerven van dit enorme gebied ten Westen van de Mississippi en ten Oosten van de Rocky Mountains een poging de Britten voorgoed weg te houden uit dit gebied. Een blik op de kaart laat zien hoe groot deze aanwinst voor de VSA was, maar ook dat hiermee het probleem van de Afro-Amerikaanse slavernij alleen maar groter is geworden.

De kwestie van de samenhorigheid in het voeren van beleid binnen een natie was en is hiermee glashelder gesteld: hoe diep kan een conflict ingrijpen in het weefsel van instellingen en bij het publiek zonder tot afscheuringen en verscheuring aanleiding te geven. Men kan het uit de algemene gekende geschiedschrijving niet afleiden, net omdat de pijnpunten vaak via hun afloop aangeraakt worden en zelden in hun verloop. Wat achteraf als rationeel en perfect logisch voorgesteld wordt, blijkt in de praktijk op soms irrationeel gevoerde debatten terug te voeren. Ook blijkt men soms goed in staat de conflicten achter de schermen en de schijn van eendracht op te houden.


Public virtue en private vice


Joseph J. Ellis brengt ons op deze manier op een bijzondere manier weer bij de les, maakt duidelijk dat het niet de rol van de historicus een mooi verhaal te vertellen dat uiteindelijk smaak noch kraak heeft, maar wel op het oog begrijpelijk lijkt. Tegelijk merkt men dat ondanks de meningsverschillen die voortkomen uit het voeren van een persoonlijke agenda door (sommige) protagonisten de belangen van de staat en het vormen van een samenleving waarin de verwerving van persoonlijk welbevinden dankzij stabiele instellingen als de munt, justitie, publieke veiligheid en later ook nog zaken als onderwijs en gezondheidszorg, mogelijk is gebleken. Het vormt wat ons betreft een van de meest fascinerende aspecten van het historische verhaal, dat zelden gediend is van een al te gladde rationele benadering. Er zit wel een ratio, liever, er zitten meerdere ratio’s in het verhaal verborgen en het is de historicus gegeven die te onderkennen en in goed gedocumenteerde analyses en syntheses bloot te leggen. Het patriottisme lijkt hier wel eens beschadigd door te worden, maar een patriottisme dat de eigenheid van het historische gebeuren niet weet te verdragen berust dan ook vaak zo opvallend op opsmukken van het verhaal dat het artificieel wordt.

Waren de founding fathers, de grondleggers van de Amerikaanse onafhankelijkheid dan een zootje ongeregeld? We nemen met Ellis aan dat er wel degelijk grote belangenconflicten aan de orde waren, zoals de slavernij, dat er ook sterke ideologische verschillen bestonden, maar dat men hoe dan ook in achterkamertjes tot whealen en dealen kwam, tot schikken en strijken, zodat de besluitvorming op een gegeven moment tot soms fragiele consensus kwam. Men kan de discussie over de vestiging van een nieuwe stad aan de Potomac die de naam krijgen zou van de eerste president van de VSA George Washington niet los zien van de kwestie hoe en onder welke voorwaarden de centrale overheid de schulden van de staten – gemaakt tijdens de onafhankelijkheidsoorlog – zou overnemen. Ook dit leidde tot verscheurende debatten omdat de stabiliteit van de munt en de solvabiliteit van die overheid in het geding waren. Beide kwesties bleken voor deze en gene van wezenlijk belang om hun vertrouwen in het centrale bestuur te bewaren. Zoals vandaag sommigen refereren aan de Boston Tea Party, meende men immers dat de federale overheid niet te sterk mocht worden uitgebouwd, maar anderzijds zouden staten ten onder gaan als zij niet van de schuldenberg verlost werden.

Public virtue? Deels wel, want wie het boek goed leest merkt dat de conflicten die Ellis aanraakt zelden te maken hebben met de rechten van particulieren tegenover de staat. Wel doet men er alles aan om te verhinderen dat burgers zonder aanleiding vervolgd zouden worden door de overheid. De vrijheden die in de verklaring van onafhankelijkheid vermeld staan hebben in de hangende conflicten geen of gedeeltelijke betekenis hadden, al bleef de slavernij een aanfluiting van die principes. Goed bestuur was mogelijk, al zouden sommige conflictpunten pas later opheldering en verduidelijking krijgen. Het aanbrengen van amendementen diende de principes van de grondwet helder te maken, waar de principes zelf voor interpretatie vatbaar bleken.

Private vice? Wie meent die uit de wereld te kunnen helpen zal toch ernstig aan de menselijke natuur moeten sleutelen. Men kan stellen dat het patriottisme een publieke deugd van de burger is, zonder dat de burger zomaar op grond van “onamerikaanse” ideologische gedachten vervolgd kan worden. Reeds John Adams werd hierop afgerekend, maar ten gronde zou men erkennen dat zijn beleid als president wel degelijk het complexe weefsel heeft gediend. Belangrijker is het dat het onderschrijven van de principes van de onafhankelijkheidsverklaring en van de grondwet voor de burgers helder waren en betekenis kregen.


Het verhaal van de historicus


Joseph J. Ellis laat met dit boekje zien hoe zinvol het is het bestaande materiaal en de gekende stof opnieuw onder handen te nemen, want soms lijkt men aan de haal te gaan met opgesmukte verhalen, die naderhand voor allerlei gebruik vatbaar blijken. Men kan hieruit ook concluderen dat Ellis zelf een interpretatie geeft aan het gekende verleden, maar daar is niet veel mis mee. Anders dan de tegenstanders van president Obama en diens beleid, kan Ellis er zich op beroepen de gekende geschiedenis opnieuw onder de aandacht te brengen en de dragende figuren in hun context te plaatsen. Aan de grondwet of de onafhankelijkheidsverklaring tornt hij niet, wel aan hoe deze in praktijk kon uitpakken en hoe protagonisten er in de eerste decennia mee om zijn gegaan. Blijkbaar is het nuttig in te zien dat hoe scherp de conflicten ook soms waren, niemand ertoe bereid bleek de broze eenheid te doorbreken. De afwegingen en compromissen die toen tot stand kwamen hebben de VSA de kans gegeven zich tot een sterke natie te ontplooien en de verklaringen hiervoor kan men deels vinden in het gedrag van de protagonisten, lees: antagonisten als Adams en Jefferson. Hoewel hiermee niets is gezegd over het uitstellen van de ultieme vraag of slavernij afgeschaft zou worden, moet gesteld dat het uitstel zelf een conditio sine qua non was voor de positie van de VSA zelf, ten aanzien van de eigen burgers, maar ook ten aanzien van de mogendheden in Europa.

Het resultaat van die ontwikkelingen en verwezenlijkingen laat zien dat een geschiedschrijving zonder aandacht voor de inbreng van personen niet altijd verhelderend werkt, terwijl het al te zeer ophemelen van een persoon, zelfs Washington de rol van regionale belangen en conflicten binnen dat geografisch reeds grote geheel van 13 staten te vaak onbesproken laat. Toch is het op deze manier dat men vandaag de geschiedenis bejegent, niet als een opeenvolging van gebeurtenissen, niet als een complex geheel van handelingen in het politieke, maar ook economische, sociale en de andere aspecten van het samenleving in de (pre-moderne) staat. Joseph J. Ellis laat nog maar eens zien dat goede geschiedschrijving naast bevestiging van het gekende stramien vooral de lezer gevoelig maken kan voor de inherente conflicten en de wijze waarop mensen ageren kunnen in het geheel, waardoor soms bijzondere oplossingen tot stand komen.

De synchrone loop met de gebeurtenissen in Europa komt in dit werk niet echt aan de orde, maar het zou goed zijn die synchrone behandeling eens degelijk ter hand te nemen. Verder laat het essay toe vast te stellen dat het vaak de moeite loont aan het bestaande beeld telkens weer nieuwe vragen te stellen. Revisionisme is dat niet, wel een poging begrijpelijk te maken waarom een en ander is zoals het is en dat wat we voor gegeven houden, zelfs Gods eigen land, niet zonder slag of stoot tot stand kon komen. In tegenstelling daartoe biedt de lectuur van directe bronnen vaak niet voldoende houvast als men niet ergens al een sokkel van kennis heeft, maar gelijk zal men die sokkel soms wat moeten herbouwen, wil men het beeld en het geheel niet uit het oog verliezen.

Bart Haers

Dinsdag 4 januari 2011

Reacties

Populaire posts