Kleinbeeld

Een beeld in de tuin




Een zaterdagmiddag ergens in vroege jaren zeventig. Er worden wafels gebakken, m’’n vader zit te praten met een man die er wat vreemd uit ziet, Leo de Buysere, met zijn baard en een veelkleurig hemd. Een andere heer, grijs haar, welsprekend, een vleugje Oostends, zit er ook graag bij en ook de dames genieten van het warme zon en de wijn. Ook de kinderen spelen voor en na het opdienen van de wafels en centraal in de tuin een beeld.
Een naakte dame ligt in een yoga-houding uit te kijken naar het Oosten en volgens de maker, later zou ik leren dat het om een beeldhouwer ging, heet het “Europa Ontwaakt”. Beginnende zinnelijkheid speelt mee, maar ook interesse en dus ga ik, regelmatig naar dat beeld kijken, vraag me af hoe iemand zo kan zitten of liggen en bedenk dat het om een beeld gaat. Op onderzoek uitgaan is het enige wat soelaas kan bieden en dus verdwijn ik in de woonkamer en vindt een boek van Griekse mythen. Er staan verhalen in over Diane, Persephone en al die anderen die om de een of andere manier de goden tartten. Ook Europa vind ik ergens, de nimf die door Zeus - in eigen gedaante, enfin, die van een stier - is weg gevoerd en op een strand is achtergelaten. Veel zegt het me allemaal nog niet, maar het feit dat dit beeld in onze tuin staat en zal blijven staan, vervult me met verwondering.
Een paar dagen later sta ik vroeg op, kom beneden en zie dat mijn vader in de tuin oefeningen doet, Yoga, legt hij mij uit. Maar de houding van die dame kan hij niet helemaal navolgen. Bij het ontbijt vraag ik aan mijn ouders wat ze mooi vinden aan het kunstwerk en ze weten de vorm en de gestalte, ook de idee mooi te vinden. Voor hen heeft het betekenis, voor mij, 10-jarige nog niet.
Als ik nu, ’s winters of ’s zomers naar dit beeld kijk, het wel eens verplaatsen moet om het gazon te trimmen, kan ik er wel eens naar kijken alsof ik het voor het eerst zie en dat valt me op dat de sierlijkheid ervan een verwachting oproept, die van een ontwaken uit letargie of uit bezonnenheid. Het verhaal werd gedurende bijna veertig jaar rijker en het vormde mee onze interesse voor het schone (geslacht)..
De mensen die toen aanwezig waren in de tuin, ook de schoolmeester was erbij, waren toen getuige van een ontwikkeling bij de kinderen die met “a thing of beauty” te maken kregen en er elk op hun manier mee zouden omgaan. Waren we bevoorrecht? Allicht wel een beetje, want er kwam geen Tijl of Lamme Goedzak in de tuin, noch een tuinkabouter, maar een heus beeld, een product van een vondst dat ook nog eens de aandacht voor het lichamelijke liet en laat zien, die we wel kunnen waarderen.
De kracht van de inventie zou sindsdien altijd als een rode draad in mijn waardering voor kunst een rol spelen, maar ook het belang van de uitwerking van die vondst. Het medium, brons of canvas, een scherm of wat ook zou daar een eigen betekenis aan geven . Nieuwe media laten inderdaad een eigen behandeling toe en laten best andere facetten zien. Maar tegelijk was het ook een manier, is het vandaag een basis om bijzondere van het banale te scheiden.
Vandaag beweren nogal wat mensen dat de kunstenaar kritisch hoort te zijn, maar wat dat betekent, daar kan zelden een helder beeld van ophangen. Er hangt veel kleinburgerlijkheid om het bestaan van de kunstenaar en niet zelden verwart men kritisch met een schamele visie op moderniteit. Het spelen met vormen, met gedachten en spottende ernst is er zelden bij. De auteur van “de Helaasheid der dingen” zal eerlang zijn kijk op het wielrennen wekelijks in een column gieten. Voor mij niet gelaten, maar hoewel ik graag wel eens naar de Ronde van Vlaanderen mag kijken of een bergrit in de Ronde van Frankrijk kan smaken, vind ik het nogal bizar dat men zich met zo een Vlaamse bezigheid als wielrennen wil inlaten. Sport is immers bij uitstek een kleinburgerlijke en behaaglijke bezigheid.
Als we dan bijna dagelijks en al jaren van kunstenaars horen dat zij de democratie genegen zijn – dat zijn we ook – en dat zij vinden dat ze voor die democratie in de bres moeten springen – dat vinden we ook – vanuit een kosmopolitische invalshoek – daar hebben we ook wel oren naar – dan valt op dat de invulling van de termen wel voor verwarring zorgen moet. Koesteren deze dames en heren niet een concept van democratie dat ook Robespierre voor ogen stond? Of is het eerder de idee van democratie die in Utopia, dat geschrift door Thomas More gepleegd, gerealiseerd werd? Wat is voor hen de idee van de dèmos? Wat betekent het kosmopolitisch in de wereld te staan? En wat is het waarvoor ze in de bres springen? Feit is dat progressiviteit vandaag, anders dan in de jaren zeventig niet meer zo boeiend is. Feit is dat de interesse voor de wereld bij velen vandaag vooral een vrijblijvende oefening is, te maken heeft met Indische wijsheden, allerlei vreemde gerechten en muziekjes op Ud of baglama. Ach, voor ons hoeft men het niet te laten, maar het is toch allemaal wat gemakkelijk en verandert weinig aan de gang der dingen.
Zondag zal ik nog eens naar de beeld kijken en me afvragen waarom kunst wel degelijk kan aangrijpen, maar ook waarom dit werk me zo diep kan ontroeren. Ook zal ik me vergenoegen op een perfomance van een goede vriendin, die met haar Turkse roots en haar opleiding in Gent aan het conservatorium iets weet uit te richten dat me wel kan raken. En wellicht zal ik nog wat schrijven aan enkele toetsen over geschiedenis, voor een meisje van veertien dat in de buurt van Londen leeft en wel interesse heeft voor geschiedenis, maar er op school zo bekaaid af komt. Zij heeft, als wel meer kinderen in de familie een affiniteit met de Duits-Zwitserse, met Hongaarse en Japanse oorsprong en daarin is door omstandigheden ook nog iets Vlaams komen zweven. Maar het zal niet gaan over Christal Pallace of WO I, wel, zoals nu al aangevat over de veelheid van invloeden waar we zorgzaam mee kunnen omspringen, maar ook scherp kunnen naar kijken. De geschiedenis van Europa heeft vele lagen en tevens is het niet altijd goed mogelijk tot een begin van samenhang te komen. Maar net maakt het belangrijk dat we als intellectueel niet zomaar mee zwemmen met de hoofdstroom, wel ons af te vragen hoe dat nu allemaal betekenis heeft.
De herinnering aan de wafelenbak staat me nog steeds voor de geest, omdat het een van die episodes was waarin er iets gebeurde dat mijn ontwaken bevorderde. Er waren ook andere gelegenheden, zoals een treinreis naar Den Haag en een bezoek aan een expo over Pompei, een bezoek ook aan tapijten uit de Wawelburg en zoveel meer. ik weet het wel, we kregen een wat bevoorrechte opvoeding, gingen naar de academie en leerden boetseerden, maar toch, we denken dat wel meer mensen in die sfeer een opvoeding en vorming kregen. Dankbaar om wat men ons aanreikte proberen we er elk verder onze eigen wegen mee te zoeken. De betekenis van het schone in Platoonse zin werd mij vreemd, maar in wat op mijn weg komt, waar ik zelf soms iets maak of zie,, kan die idee van schoonheid wel concrete vormen aannemen. En verder onderzoeken we wat graag hoe onze samenleving eraan toe is, waar we staan als het om het goede, het ware en schone gaat.
Bart Haers

Reacties

  1. Ik zie ze al zitten. Vermoedelijk met een hand op de knie en de benen enigszins open, de blik op oneindig. Een jonge deerne is steeds sensueel, welke mudra ze ook aanneemt. Nooit de behoefte gevoeld om ’s winters dat arme wicht een jas aan te doen of binnen te nemen voor de vrieskoude ? En alweer valt de laatste zin op: “het” goede, “het” ware,” het” schone. Plato is blijkbaar nooit ver af. Wat indoctrinatie toch vermag nietwaar.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Niet zonder te hebben vermeld: het schone in Platoonse zin werd mij vreemd... maar ja, begrijpend lezen in een kunst.

      Verwijderen
  2. Ik moet bekennen, ik ben zwaar geindoctrineerd: door Arendt en Nusbaum, Erich Fromm en Richard Sennett, Kant en Augustinus, Thomas Mann en Louis Couperus, Richard Powers en Michel Foucault, Ludo Milis, Ronald Commers en Jean-Pierre Rondas...Hoe of men anders, verwikkeld in de dingen des daags en des nachts anders door het leven heen komen kan. En tja, schoonheid neemt vele vormen aan, vooral als je die kan leren kennen van de vroege kindertijd af leer je te kijken, naar de kathedralen, maar ook het Centraal Station van Antwerpen (waar W.G. Sebald schitterende bladzijden aan wijdt). Maar goed, dat heet dan burgerlijkheid en kleinburgerlijkheid. Mij niet gelaten. En die schoonheid is niet abstract. Elegie voor een niet gebouwde burg, schreef ik omdat men meende dat zo een brug storend zou werken. De om practische redenen brug van Scheepsdale had ook die uitstraling van een bijzondere esthetica, die ons kon bekoren. Maar als dat aan u niet besteed is, dan kan ik daar weinig aan verhelpen. En als er sneeuw op dat beeld ligt, dan is het nog fraaier. Wat u mij lijkt kwalijk te nemen is dat er een bepaalde nostalgie zou uit spreken, terwijl het mij erom te doen is aan te geven, in weerwil van wat sommige sociologen, historici willen beweren, dat de Vlaming met een conservatieve zit opgescheept. Wel, ik dacht het niet. Daarom ook de vele aanzetten tot een discussie over het modernisme, parce qu'il faut être absolument moderne, zoals Arthur Rimbaud ons daartoe aanspoorde. Welnu, Wat nu gewoon lijkt was eertijds, in dit geval 40 jaar geleden behoorlijk modern. Maar net dat perspectief, dat mij ongemeen boeit, blijft u vreemd. Het zij zo.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Nostalgia en Melancholia zijn mij geenszins onbekend; meer zelfs, als mijn minnaressen koester ik voor hen een oneindige platoonse liefde.  . Onterecht voelt u zich agressief benaderd. Ik wou gewoon even op een ironische toon opmerken hoezeer in al uw geschriften en opvattingen platonisme is te bespeuren. Een materialistische kijk op mens en wereld is u totaal vreemd. Het zij zo. In alle vriendschap gegroet, en ik neem u niets kwalijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Meestal heb ik geen ironietekens van node. Bovendien gaat het met dit stukje en met andere, zoals over de schoolmeester hierom dat ik probeer aan te geven, hoe het leven eruit kan zien, buiten het volgen van de koers, de grote rondes of de cyclocross. Het gaat erom dat je als jongere wel degelijk een aanbod moet krijgen. Het gaat erom - heerlijk die eentonigheid - dat moderniteit niet per se highbrow hoeft uit te vallen. De aanleiding was de weer eindeloos aanslepende discussie over het conservatieve Vlaanderen. En ja, ik verwees naar de vraag over het goede, het ware en het schone, maar ik verwees niet a priori naar het materialisme of Plato. Immers, de noties hoeven niet vooraf te bestaan als ideaalbeelden, want ik ga ervan uit dat het goede het gevolg is van handelingen, die op zich ook fout kunnen lopen en het ware, dat weten we, is niet a priori kenbaar. Het schone kan in vele vormen aan het licht komen. Maar toch is het voor een persoon best mogelijk en zelfs wenselijk dat iemand een aantal idealen in petto houdt. Voor een persoon zijn deze beelden niet te kennen. Het is deze spanningsboog die me bijzonder boeiend voor komt. De kwestie gaat niet om het zuivere, maar wat binnen de bestaande wereld mogelijk is. Voor sommigen kan dit nonsens lijken, maar het gaat er denk ik om dat als we toch gedetermineerd zijn, als alles gedetermineerd zou zijn, dat er dan voor humanisme ook geen plaats is, of er alleszins geen nood aan is, want dan gebeuren sowieso, maar dan moeten we ook geen misdadigers meer straffen op een humane of andere manier. Dan is er geen correctie van onze keuzes meer mogelijk... en dan zal dat maar zo zijn.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts