boeken filosofie en politiek

Recensie
Onrust in de polder
Onzekerheid over het bestel en onszelf

Jos de Mul. Paniek in de polder. Polytiek en populisme in Nederland. Klement/Pelckmans 2011. pp: 160. Prijs: € 18,95

Ooit leek het leven saai in de polder, voorspelbaar en daarom eindelijk wel een raam voor een genoeglijk leven. Vandaag doen we alsof dat leven niet wezenlijk veranderde, terwijl sinds Pim Fortuyn, op het oog, zo heel veel veranderde. Maar we moeten vaststellen dat Nederland sinds de jaren zestig in wezen steeds pendelde tussen deftig en ongewoon spontaan en overdreven, van André van Duyn, Herman Broot, Boudewijn Buch en Veronica… Na Van Agt kwam Lubbers, dan paars en zo meer. Van Sonja tot RUR en zoveel meer, kregen we van Nederland te zien. Willem Duys mogen we ook niet vergeten en dus evenmin Mies Bouwhuys.

Deze opsomming mag u verrassen maar geeft aan hoe we soms zeer oppervlakkig naar Nederland kijken en het moet gezegd, ook naar onszelf. Kijken we naar het optreden van Ayaan Hirsi Ali, dan valt op hoezeer in Nederland een klimaat ontstaan was waar de tegenstellingen zich vaak op basis van oneliners formeerden. Er ontstond in diezelfde periode ook een publicatiecultuur die interessant mag heten, waarbij Joost Zwagerman, Paul Scheffer, Andreas Kinnegin en Paul Cliteur zich niet onbetuigd lieten. Politiek, cultuur en levensbeschouwing werden een arena met scherpe debaters, die hun inzichten niet verstopten in wollige taal. Ook de vertaalcultuur zorgde voor een aanzienlijke aangroei van de polemieken en van nieuwe inzichten. Voegen we er nog uitdagende posities aan toe, zoals die van Ad Verbrugge over de plaats van de religieuze levensbeschouwingen en je krijgt een boeiend tafereel. In deze arena nu brengt Jos de Mul nu zijn eigen inzichten opnieuw samen, soms stukken die al te lezen te vielen, geheel of gedeeltelijk, maar die in de samenhang van dit essay een eigen dynamiek ontwikkelen.

Doorgestoken dijken

Zoals men in Zeeland weet, kan men de natuur niet zomaar herstellen zonder een stuk cultuurgeschiedenis onrecht te doen. De natuur in Zeeland, dat is wat God aan de mens heeft overgelaten en dus werd sinds de 12de eeuw met vallen en opstaan een bestel van polderbesturen, kanalen, molens en dijken land op de zee gewonnen en kwamen mensen onder de zeespiegel te wonen. Naarmate de mogelijkheden van de technologie het toelieten ontstonden nieuwe structuren en soms lijkt het alsof het oude bestel niet meer bij machte is de zaken op orde te houden. Opvallender is dat de oude stedelijke en decentrale bestuurscultuur van de polders vervangen werd door een zeer gecentraliseerde bestuursvorm, waar Den Haag de emanatie van is en het zinnebeeld. De bestuurskamers vinden zich soms in andere steden, maar de werkelijke beleidsinstrumenten zitten in en om den Haag, in het Westen des Lands. Amsterdam heeft een culturele elite voortgebracht, die rond de grachtengordel resideert maar die voor subsidies naar Den Haag moet.

Als er paniek leeft in de polder, dan denken we, dat Jos de Mul die centralisatie niet helemaal recht doet, maar dat er paniek heerst in de polder, blijkt wel uit de toegenomen agitatie rond soms kleine feiten en de vraag aan politici tot ver in de details van de uitvoering van besloten beleid door te dringen. De minister die over migratie en remigratie gaat moet nu in een brief vastleggen dat meisjes die zeer verwesterd blijken, niet naar hun Islamitische land van herkomst terug kunnen en dus mogen blijven, anders zou Nederland hén tekort doen of hun leven in gevaar brengen. De bestaande wetten blijken op dit punt onvoldoende duidelijk, misschien wel niet duidelijk genoeg te redigeren. Maar de paniek gaat verder dan dat en daarom verdient dit essay wel degelijk aanbeveling. Mocht Nederland zich nog het gidsland wanen, dan valt op dat ze die ambitie nu wel terzijde schuiven en sommige domeinen waar het gedogen centraal stond, lijkt men nu drastischer te willen optreden, zoals met de coffeeshops het geval is gebleken.

Wilders staat synoniem voor deze dijkbreuken in het Nederlandse culturele landschap, waar langstudeerders en anderen niet meer zomaar op hun wenken bediend worden. Zoals elders in Europa het geval is, wil men de zaken aanpakken en soms loopt men daarbij tegen muren van internationale akkoorden of de realiteit. Dat schept een gevoel van machteloosheid bij het volk en bij de regenten in den Haag. De kwesties die in de media aanhangig worden gemaakt, zoals het bestuurlijk onvermogen, zoals het probleem van het falend onderwijs en de duurder wordende zorg, de leefbaarheid van soms al te homogene wijken en wat dies meer zij, roept alom vragen op, die men niet (meer) op stel en sprong kan of wil oplossen. Jonge politici geven er al na enkele jaren de brui aan, omdat ze zich niet kunnen voorstellen op die manier verder te moeten, maar hoe het dan wel moet, blijft een raadsel. Naast Ayaan Hirsi Ali – die door Verdonck werd uitgewezen -, vertrokken mensen als Bos, Kamiel Eurlings, Femke Halsema en vele anderen. Rechts lijkt zich met Rutte en met Maxime Verhaeghe dan weer in zijn sas te voelen, terwijl Job Cohen de PVDA maar niet op de rails krijgt. Anders dan in Vlaanderen zorgen academici voor een gunstige voedingsbodem voor een debat, waaraan het hier te recenseren boek een belangrijke bijdrage levert.

Het politieke

Meestal verwacht men dan een substantief zoals in “het politieke leven” of het “politieke bestel” maar het politieke aspect van de samenleving, waar de vragen aan de orde komen hoe het samenleven georganiseerd kan worden en hoe macht bij de bestuurders ligt, dan wel bij het volk, de moeilijkste term waar we vandaag mee te maken hebben, vormt geen autonoom facet, maar hangt samen met het culturele, economische, sociale, technologische en samen vormen zij het culturele klimaat waarin we leven. Nu de politiek vermoeid lijkt, stelt het politieke bestel vast dat het volk niet dankbaar meer is om wat de overheid vermag en onderneemt om de zaken naar best vermogen en met de grootste voordelen voor het algemeen te regelen, maar integendeel zich vaak over details opwindt. Ook dat is een Europese tendens en overal zien we dat de extremen zich van delen van publieke opinie meester maken. Wilders in Nederland, de Winter in Vlaanderen en toch, tussen de beide demagogen gaapt een wereld van verschil: De Winter kon nergens mee besturen, Wilders mag het beleid ondersteunen en moet zelf ook gedogen dat dit beleid niet helemaal doet wat hij wil.
Nieuwe dijken?

Men zou zich kunnen richten op het bouwen van nieuwe dijken, aldus Jos de Mul, maar dat lijkt niet te werken, het ongenoegen zit diep. Om dit te begrijpen brengt hij ons bij de kwesties die op een ander niveau de samenleving beroeren, zoals door het begrip tragedie opnieuw in het geding te brengen. Het verhaal van Ayaan brengt hij als een tragedie en wat zeker duidelijk wordt is dat het wegjagen van deze dame voor Nederlands niet zo heel veel heeft opgelost. De meisjes die nu bijna naar Afghanistan werden terug gestuurd vechten terug, willen niet aan de gevaren van de cultuurkloof overgeleverd: geen onderwijs, leven binnenshuis en vooral het opgeven van de eigen handelingsbekwaamheid, het recht op zelfbeschikking aanvaarden zij niet.

Hoe kunnen verschillende culturen hier dan samenleven? Misschien is het op dit punt dat Jos de Mul een antwoord biedt dat behoorlijk schokkend kan lijken, dat van de polytiek. Een neologisme om aan te geven hoe in het bestel de ene waarheid van de ene groep door het accepteren van de waarheden van andere niet meer zo absoluut werken kan. De aanhangers van de idee van de radicale verlichting, krijgen daarom even goed een pak voor de broek als de anderen, want, aldus de Mul, zij vergeten dat de kritiek van de Verlichting deel is van de Verlichting zelf. Daarom kan men niet zomaar zeggen dat de bevindingen van toen, nu nog steeds zonder meer valabel of aannemelijk hoeven te zijn. De scheiding van kerk en staat, of beter, de wederzijdse bemoeienis van religieuze gezindten en de overheid vormt zo een moeilijke kwestie, al lijkt het ook voor ons voor de hand te liggen dat niemand zonder een (begin van een) levensbeschouwing door het leven kan. Maar toch kan niemand claimen dat de staat aan de voorwaarden van deze of gene overtuiging overgeleverd kan worden. De samenleving gaat over tot een soort polytiek. Waarbij de inzichten van de grote groepen én individuen hun plaats en recht van bestaan hebben.

Dat gaat soms van AU, lezen we, want het is niet altijd eenvoudig te accepteren dat sommigen hallal willen eten en anderen menen dat hallal slachten niet kan want dierenleed dient vermeden. De sinds onheuglijke tijden in Nederland residerende Joden hebben hier hun eigen probleem mee, want zij kunnen ook hun slacht volgens de precepten niet meer laten doorgaan. Via de polytiek meent Jos de Mul hierop een antwoord te kunnen bieden, want dierenleed vermijden is een nobel beginsel, de slacht volgens religieuze voorschriften moet men niet zomaar verbieden. Immers, ook onthouding van vlees, zoals de vegetariërs kan men niet opleggen aan de goegemeente en het bereiden van blauwvintonijnen kan ook nadelige gevolgen hebben. Hoe we een en ander aannemelijk maken, kan men niet altijd op basis van de rede beredeneren, maar valt mits enige redelijkheid en rekkelijkheid wel te bereiken, wat soms al eens een lastige concessie aan de eigen inzichten vergt.

Een oud, vergeten model

Kommagene? Het maakt geen deel uit van de klassieke vorming, maar past perfect in de benaderingen die in het verleden al werden beproefd en verdient daarom alleen al meer aandacht. Aan de basis blijkt een verregaande vorm van syncretisme te liggen. Of zou het nog iets meer geweest zijn, een poging in dat kleine koninkrijk aan de bovenstroom van de Eufraat, waar volgens sommigen de Tuin van Eden moet gelegen hebben, om mensen te laten samenleven. Opvallend is dat Rome zelf al vroeg vormen van syncretisme toestond, om pragmatische redenen, maar dat vervolging van Joden of Christenen er pas kwam naarmate de samenhang van het Rijk precairder werd. Overigens, de overgang naar het Christendom door Constantijn en de pogingen van Symmachus en Julianus Apostotus, de afvallige, waren ingegeven door prangende kwesties over het bestuurlijke kader. Het christendom vergde de bekering van velen, maar ook de zonnecultus en Julianus, wensten vormen van een uniek geldende waarheid, de heidense in dat geval op te leggen. De keizer had immers een religieuze rol, als pontifex maximus, zoals ook de paus vandaag ook nog pontifex maximus heet. Maar in Kommagene was het doel de samenleving vorm te geven en daarom mocht men de eigen religie of levensbeschouwing aanhouden, maar de staat – de koning – had geen belang bij het opleggen van een enkele benadering als de enige juiste. En merkwaardig genoeg werkte dat systeem voor zowel de aanhangers van Zarathoestra als voor joden, Grieken en anderen die daar metterwoon deel hadden aan het gemeenschappelijke leven. De leden van de dynastie van de Seulociden worden in onze geschiedschrijving overigens wel onrecht gedaan, want de verdiensten van Mytridates komen zelden aan bod.

Métissage en de toekomst

Waar staat Jos de Mul dan voor, als hij meent dat iemand als Wilders het debat uit de plooi haalt? Het poldermodel, niet in de recente paarse versie, maar in de aloude vormen die het sinds de zestiende eeuw heeft gekregen, waarbij de overheid tolerantie aan de dag legde voor bijvoorbeeld Joodse medeburgers, de katholieken ook, zonder dat die de leer zelf hoeven op te geven. In die zin denken we is het best mogelijk aannemelijk te maken dat ook de aanhangers van de Islam, die in Nederland en bij ons leven hun plaats te laten vinden. Zij zullen ook wel bepaalde aspecten van de samenleving moeten aanvaarden, maar kunnen hun religie beleven. Zelf hoeft de moderne Nederlander of Vlaming zich niet steeds schuldig te voelen voor de eigen inzichten. Het lijkt er namelijk op dat men de verworvenheden van de moderniteit, zoals de ideeën over de uniciteit van de persoon en het zelfbeschikkingsrecht, ook van vrouwen – uiteraard, horen we te zeggen – niet kan opgegeven worden. De toekomst zal dus vorm moeten krijgen via diepgaande gesprekken. De vraag is of dat alleen in de publieke sfeer dient te verlopen. Het gesprek onder burgers, menen we, kan die cohesie versterken. Het zou goed zijn als men het gebruik van email als nieuwe vorm van de klassieke briefwisseling ook aan jongeren zou doorgeven. Dan zou het risico op een scheldproza vervangen worden door diepgaander gesprekken over kwesties van levensbeschouwelijke aard.

Métissage betekent dat mensen die uit culturen komen waar het zelfbeschikkingsrecht van personen niet evident is er de baten van leren kennen. Dit vergt meer dan burgerschapsvorming of wat sommige pleidooien voorop stellen: een onderwijs dat hetzij levensbeschouwelijk neutraal zou zijn, waarin Jos de Mul niet gelooft, dan wel een overzicht geeft van alle soorten gezindten, met alle oppervlakkigheid van dien, waarbij we zelf veel vragen hebben. Het vermogen de eigen visie te onderbouwen en er nieuwe elementen in onder te brengen, vormt geen oefening in stijl, maar lijkt in zeker opzicht op de groots opgezette Deltawerken. Het menselijke is niet onder de maat, maar hoeft ook niet tot hybris te leiden. De Nederlanden, Noord en Zuid hebben hier in Europa en de wereld een zekere traditie hoog te houden.

Voorbij de extremen

Als we dit merkwaardige essay goed lezen, dan krijgen we een aanzet niet zozeer Wilders te bestrijden, maar met het doel een beter samenleven te bevorderen en daar kunnen we Jos de Mul wel volgen. Tolerantie, maatschappelijke cohesie en democratie hebben hun belang en het is nuttig er de instrumenten ervoor opnieuw algemeen ter beschikking te stellen. Met slogantaal en populisme komen we er niet, wel door samen de hand aan de ploeg te slaan. Migranten en hun nazaten die zich op hun achterstelling beroepen om het er zelf bij te laten zoals het is, dragen daar net zo weinig toe bij als een multiculturalisme, aldus de filosoof, dat de eigen aard van Nederland, of Vlaanderen, voortdurend op de helling zet. Populisme zal wel in enige mate aanhang behouden maar hoeft noch voor de democratie noch voor een goede polytiek een bedreiging te zijn. In die zin is dit essay of deze bundeling van essays wel een polemische bijdrage, omdat het bewindvoerders, regenten en burgers de kans geeft na te denken over de werking van de democratie in deze nieuwe tijden.

Toch denk ik dat de metafoor van de Deltawerken, zoals Jos de Mul die hanteert ook hier nog iets meer belang heeft dan op het eerste zicht zou blijken, want het vergt net een grote inspanning van journalisten, politici en burgers, ambtenaren en bedienaren van erediensten de moderniteit grondig onder ogen te zien. Wat van de tekentafel kwam, de grote Oosterschelde-dijk werd een complex instrument om een instromend zeewater mogelijk te maken en bij storm het land toch te beschermen tegen schade door overstromingen. Ecologisten, vissers en mosselkwekers hebben elkaar hier gevonden. De dijken werden opgehoogd en het land werd na de stormvloed van 1953 herwonnen, maar de technologieën zorgden voor nieuwe mogelijkheden, voor nieuwe risico’s ook. Het debat dat hierover gevoerd kan worden heeft Jos de Mul niet echt aangesneden, maar wel perspectieven geopend om de (post-)moderniteit nieuwe inhoud te geven en daarom hopen we dat de lezer ernaar grijpen zou. Want een van de mogelijkheden kan precies zijn dat de extremen dan blijven wat ze zijn, de zaak van kleine minderheden, die op grond van eigen bevindingen hun plaats hebben, maar niet de samenleving in gijzeling hoeven te nemen.

In deze zin zal de Jasmijnrevolutie en alles wat eruit voortkomt, de vaststelling onder meer dat ook in Arabische landen de democratie verworven kan worden, niet ten bate van enkele avonturiers, zoals in de jaren zestig het geval is gebleken, maar zeker ook ten bate van en vanwege het volk. Dit nieuwe inzicht lijkt vooralsnog niet door te dringen in het denken over de polytiek in de polder. Maar juist deze vaststelling kan wel de paniek in de polder terugbrengen tot waakzaamheid en bereidheid samen te werken, zoals het polderen altijd verondersteld heeft. Vergeten we niet dat vele dijkdoorbraken van militaire aard waren of het gevolg van veronachtzaming, zoals volgens sommigen ook voor de ramp van ’53 geldt, toen de dijken na de oorlogsjaren nog maar pas heraangelegd waren en nog niet optimaal functioneerden, want de wederopbouw was toen nog volop bezig. Polderen vergt dan ook stabiliteit en brengt ruimte voort voor mensen om hun leven naar eigen inzichten te leiden, in Zeeland, met de gekende vormen van een zekere starheid in de leer of in de grote steden, met grote tolerantie.

Men zal opmerken dat we bepaalde aspecten niet helemaal recht laten wedervaren. Maar we menen dat het lezen van Jos de Mul’s werk net aanleiding geeft tot kanttekeningen als deze. De voorliggende essays dragen m.i. bij tot een vernieuwd en beter debat dan het tot nog toe gevoerd is, wat een hele verdienste is. Hopelijk zal men het ook in Vlaanderen ter harte nemen. Niet het verbod op het dragen van de hoofddoek op school of in openbare dienst vormt de kern, maar de erkenning dat zelfbeschikking betekent dat niemand gedwongen kan worden uiterlijke tekenen van overtuiging te dragen of de overtuiging van anderen blindelings hoeft over te nemen. Wel zijn we het eens met Jos de Mul dat welbevinden voor de enkeling en het geheel niet enkel een zaak is van de overheid alleen, maar dat tolerantie onder burgers wel eens lastig kan zijn, meer kan vergen dan verduren, zelfs wel eens pijnlijk kan blijken. Aan dat programma mee te werken, denk ik, zou elkeen als een voorrecht moeten opnemen. Het helpt natuurlijk wel als in de eigen omgeving, familie die veelheid van inzichten aan bod komen, want het laat toe de eigen visies aan te scherpen en bij te sturen, ten bate van het algemeen. Het aanvaarden van het tragische in het bestaan, iets waar onze samenleving huiverig tegenover staat, vormt in verschillende opzichten dan ook de centrale as van het verhaal, of liever een van de twee assen, de andere is die van de tijd, wat inhoudt dat we de tijd verbeiden om deze betere situatie te bereiken. Graag had ik nog een cartoon getekend van een geblondeerde man – die zijn eigen indische roots wat wil verdoezelen – terwijl hij langs vader zijde een goede Limburger mag heten, een vinger in een gat van de dijk houdt, maar die blijkt al te bestaan. Als hij geen diplomaat wil zijn, doch politicus, dan komt dit essay van Jos de Mul niets te vroeg om hem eraan te herinneren dat politiek, polytiek nu net wel diplomatie vergt: overtuigen, geven en waar nodig toegeven of op zijn standpunt blijven, instemmen dus met feit dat een compromis niet mogelijk blijkt. En ja, meningsverschillen hoeven samenwerken noch het gesprek in de weg te staan, zoals Ellian Afshin in en door het voorwoord aangeeft.

Bart Haers
27 april 2011

Reacties

Populaire posts