Alles weten


Dit werk van Ersebet Baerveldt verwijst naar die video “Piëta” waarover Coen het heeft.


Filosofie & cultuur
Filosofie en Cultuur

En toen begon het
En toen lazen we zelf


En Toen Wisten We Alles

Coen Simon, En toen wisten we alles..Ambo pp. 176. Prijs: 18,95


Tja, als we afgaan op wat de Morgen schrijft over dit boek, dan hadden we ons zelfs de moeite van het lezen kunnen besparen. Maar we weten al langer dat filosofie en “Common sense” niet bij elkaar horen. En hoewel we ons te pletter kijken naar het nieuws uit de wereld; naar het nieuws over beeldvullende Vlamingen of Beruchte Neerlandse schavuiten, weten we dat de dingen die we zelf ervaren en zien niet kunnen kloppen.


Zelf doen, zelf denken


Coen Simon laat op een wat naieve manier zijn gedachten gaan over wat hij beleeft en hoe eminente denkers, schrijvers en sprekers ertegen aankijken. We vellen een persoonlijk oordeel, maar we het ontlenen het ergens aan. Het is een essay, dit boek, geen non-fictie. Non-fictie is iets wat nobele bibliothecarissen uitvonden om hun boeken goed te kunnen ordenen. Essay is een respectabel genre, zoals de auteur weet en de lezer ervaart. Het gaat er bij dit genre om gedachten te presenteren die al dan niet urgent en pregnant behandeling vergen.

We hebben dan ook met genoegen kennis genomen van de inzichten die we hier vonden, al hebben we wel eens gedacht, mijnheer Simon, misschien is het toch anders. Net dat aspect, de discussie na het lezen blijft achterwege omdat we het gewoon koelweg “non-fictie” noemen. Het gaat niet om het ontbreken aan polemiek alleen, maar om debat, waarbij, gelardeerd met retorische aardigheidjes gedachten uitgewisseld worden en de toehoorder niet enkel luistert, maar ook op een billijke wijze een inbreng kan doen.

Dit boek gaat dus niet over common sense, maar wel over de manier waarop we naar de dingen kijken, de manier van waarderen van het leven, de ander, onszelf en alle ruis die door het zwerk zoemt. Dierenrechten? Lijkt dus evident maar er mogen wel wat vragen bij gesteld en bovendien, veel weldenkende lieden zoeken het wel heel ver om die diertjes rechten te geven. Ze moeten het maar zelf doen, die rechten opnemen ontslaat ons immers de plicht ervoor te zorgen. Inderdaad, zoals de sukkelaars van deze wereld hun eigen lot maar in eigen handen moeten nemen. En ja, dat bewustzijn, het weten wat pijn is, maar dat iets pijn kan doen als we een ander zus of zo behandelen of als anderen ons bejegenen, komt ook hier om de hoek kijken. Van de wieg tot het graf worden we geconfronteerd met contra-intuïteive inzichten die ons al te vaak het zicht op de dingen, de ander en onszelf ontneemt. Vandaar, zoals Cornelis Verhoeven al aangaf, het komt erop aan de oppervlakte zelf niet uit het oog te verliezen. Er valt meer over te zeggen en mee te delen dan we geneigd zijn te denken.

De hele discussie over Geert Wilders en het wraken van rechters, over Bram Moskovitsch , diens advocaat en zelf ook een celebrity, geeft al aan hoe Henk en Ingrid in de media vooral vernemen dat Wilders het wel goed menen moet. Meteen zitten we in de discussie over populisme in deze tijd, waarbij men vooral de ander van populisme beticht, op grond van, aldus Coen Simon gehypete oordelen en noties, die lang niet altijd zeggen wat ze beweren te zeggen.

Nee, ik ben ook niet voor rechten voor dieren, wat mijn positie tegenover dit essay wellicht zal kleuren. Ik weet mij immers gesterkt in mijn inzicht dat dieren rechten geven nogal pervers is, dat Peter Singer en zijn adepten er inzichten op na houden die goed mogen klinken maar in de realiteit niet kloppen. Een gehandicapt kind of dito volwassene zou immers minder recht hebben op onze zorg dan een huisdier of een coyote. Men zal niet zo gauw Singer verbinden met Himmler, maar die ene toespraak in Breslau, over het fatsoen van de SS zou die filosoof wel eens goed mogen lezen, of het wedervaren van Bisschop Clemens August van Galen. Hetzelfde geldt voor zijn adepten uiteraard. Een paard rechten geven? Om te kunnen grazen waar het wil, of zich voor te planten? Net omdat we gedurende ongeveer vierduizend jaar bezig zijn paarden te domesticeren, zou het paard wellicht meer last ervan hebben en paarden zomaar laten ronddraven in onze sterk verstedelijkte samenleving is ook geen goed idee. Nee, we kunnen het verzorgen van paarden maar beter overlaten aan goed opgeleide grooms en jonge meisjes. Coen Simon zet de gedachte aan dat we voor dieren zouden moeten zorgen, voor de natuur in het algemeen op scherp. Hij maakt ook komaf met de idee dat we zelf “maar” dieren zouden zijn. Biologisch zijn we dat ook. Maar er is iets dat de voorstanders van dierenrechten over het hoofd zien, aldus de auteur, want hoe kan men een hond stemrecht geven of zal iemand begrijpen wat Blacky bedoelt als hij begint te huilen tegen de maan?

We zouden ook het slotakkoord in ogenschouw moeten nemen, waar het over de kwestie gaat hoe we afscheid nemen van het leven. Aragorn, in “The Lord of the Rings” - niet de film; wel het boek - neemt afscheid als hij zeer oud geworden is, maar bijna in de stijl van Marcus Aurelius. Zelf vinden we dat euthanasie een gepasseerd station is, omdat we de ouderdom als een deel menen te mogen zien van het menselijke bestaan. Maar Coen Simon gaat verder, draagt de idee aan dat mensen niet zomaar zelf over hun zelfgekozen exit beschikken. Anderen dragen daar zoetjesaan hun argumenten toe aan. Of Veerle Claus, de weduwe van de auteur echt verteld heeft dat zij en anderen haar man hebben geholpen de beslissing te nemen, nemen we aan. Maar als het zo was, dan was het geen zelfgekozen dood meer. Bovendien lezen we, weten we ook dat onderzoekers en experten bezig zijn met de vraag hoe oud mensen nog eventueel mogen worden. Na tien jaar rustig pensioen zou het over mogen zijn. Alleen prominenten en tutti quanti zouden nog wat meer respijt krijgen. Het debat over de notie van de kwaliteitsvolle jaren na een medische ingreep, blijft in handen van experten, wordt niet op het publieke forum gevoerd. Coen Simon laat dit debat niet rusten, maar richt de lens op de vraag hoe artsen die gedurende jaren, decennia, een eeuw alles gedaan hebben om de kwaliteit van leven en het leven zelf in stand te houden, nu plots, zoals dat heet de voltrekkers van de zelfgekozen dood zouden kunnen worden. Het levenseinde is niet minder problematisch omdat de algemene gezondheid en levensduur is toegenomen en die zegeningen kan men nauwelijks tellen. Dat is zozeer het geval dat als we geconfronteerd worden met iemand die voortijdig sterft, aan kanker of een andere aandoening uit ons beeld verdwijnt als we het over het leven hebben.


Laten we het zelf doen


In dit essay krijgen we een confrontatie met de algemene aannames, zoals Flaubert het noemde, de “Idées reçues” maar het sluit met overtuiging aan bij een reeks van boeken en geschriften die de laatste jaren onderzoeken hoe we omgaan met het leven en de dood, spiritualiteit en dierenrechten, met moed en overtuiging. De reden waarom we ons daarom buigen over wat De Morgen over dit essay te vertellen heeft, namelijk dat het de common sense tot uitdrukking brengt; zegt daarom zeer veel. Wie de kritiek op Theodore Dalrymple, zoals samengebracht in een aardig boekje, waaraan onder meer Rudi Laermans zijn medewerking verleende, merkt hoe sterk sommigen menen te staan in hun theoretische harnas, wijl in het leven mensen zelf wel merken dat Dalrymple een verhaal brengt over wat er gaande is in de rafelranden van de samenleving.

Lezend hoe we omgaan met de kennis over het brein en de werking ervan, denken we vanzelf aan de kwestie die voor velen al lang afgedaan is: het determinisme. Aangezien het brein al x aantal seconden vooraf beslist dat ik nu een Q zou tikken, ben ik de mening toegedaan dat ik dat brein ben en het inderdaad zo is dat iets diep in mij ertoe bracht deze zin te schrijven. In feite stelt het determinisme de oude kwestie van het Cartesiaanse theater opnieuw scherp: Lichaam en geest zijn gescheiden, het brein bestuurt alles. Maar wie stuurt het brein. Een homunculus dus. Leuk, alleen jammer dat wie zegt dat het brein alles zou sturen en de vrije wil een illusie kan zijn - sorry, een correctie dringt zich op: is - moet toch wel eens uitleggen waar en hoe dat alles beslist wordt. De reden waarom men af wil van de vrije wil is niet geheel duidelijk en valt ook niet helder te maken zonder dat er vele andere hoogst onaangename consequenties en implicaties aan vast hangen. In het dagelijkse leven zal men geredelijk aannemen dat we op onze gewoonten navigeren, dat we opstaan, een plasje doen, ons wassen en dan na een al dan niet vluchtig ontbijt ofwel het huis uitvluchten, op weg naar het werk of thuis aan de slag gaan. En stoppen voor een rood licht, glimlachen, het gebeurt min of meer spontaan. Liegen ook natuurlijk. Maar de vrije wil komt vooral tot uiting waar we onze automatische piloot uitschakelen, als omstandigheden dwingen een belangrijk besluit te nemen. Dat gebeurt dus niet altijd bewust omdat onze hersenen werkzaam zijn en soms onvoorstelbaar snel een beslissing brengen. Soms duurt het tijden, komen we pas tergend langzaam tot een beslissing. Vogelen op een torentje in de vrije natuur is wellicht iets dat vanzelf komt, een ingeving en floep, alle remmingen weg. Maar het is hoe dan ook iets dat we zelf willen, hoe vaag we er ons maar van bewust zijn. Dat bewustzijn zelf, waarin we onszelf beschouwen, draagt ertoe bij dat we beseffen dat soms dingen ondernemen die we misschien beter niet kunnen doen.

Maar er is geen ontkomen aan, aan het bewustzijn, aan het besef dat we op enig ogenblik iets deden of doen dat rampzalig kan zijn voor anderen en dat we dat niet onder ogen hebben gezien. Omdat we het bewust niet wilden. Ik denk daarom dat wie aangeeft dat hij of zij onderhevig is aan enig determinisme en niet over een vrije wil beschikt, geen verantwoordelijkheid kan nemen voor zichzelf en dus al helemaal niet voor anderen. Ook de democratie, net als het geloof, maar ook wetenschappelijk onderzoek kan niet buiten de gedachte dat we zelf in staat het groot alarm in te drukken voor iets mis gaat, dan wel goed overwogen iets ondernemen, aanpakken en doen.

Coen Simon geeft met dit boekje te denken, maar wellicht daarom dat het onder de radar bleef van recensenten en al helemaal van hen die een mensbeeld willen scheppen waartegen onder andere Vasily Grosman zich verzette in “Alles Stroomt”. Uiteraard volstaat dan niet het machinale lezen, maar is er de noodzaak te begrijpen. De letters worden woorden, zinnen en drukken een gedachte uit.


De macht van de media


Hoelang klaagt men al niet over kranten, nu te rood, dan te bourgeois en voor een ander te ecologisch. De discussie over de rellen in Londen gaf weer tot in de perfectie aan hoe we vandaag het handelen van mensen met zware gevolgen niet ernstig wensen te nemen. Aan de ene kant heb je populisten die roepen dat het rapalje in het kot moet, want andere mogelijkheden lijken er niet te zijn. Maar die mensen die zich aan het plunderen en branden begaven, hebben een achtergrond, een verhaal, vaak zeer triestig. Door hen zomaar te straffen, kent niemand dat verhaal, behalve Thedodore Dalrymple natuurlijk. Door hen niet te straffen of hen van schuld vrij te pleiten, miskent men hen verhaal evenzeer. In elk geval zal de burger zich nog meer vertwijfeld afvragen hoe het dan wel moet, als een goed proces niet kan. Maar, zoals de auteur aangeeft in het stukje over de evidente wet, die geen bijkomende commentaar zou behoeven - Geert Wilders zal wellicht wel weten hoe het recht een eeuwige bron van commentaren is - want de wet spreekt niet voor zich, kan men niet zomaar onmiddellijk toepassen. Wie accepteert dat moslims om welke reden dan ook hun heilig boek zonder meer lezen, maar negeert dat in het christendom, RKK zowel bij de Mennonieten, strenge Calvinisten en vrijzinigge protestanten de lectuur van de Schrift heel wat voeten in de aarde heeft, draait de mensen een rad voor de ogen. Zelfs het lezen van dit essay vergt dat we er zelf iets bij denken, referenties scannen in ons brein en eventueel een idee afwijzen of accepteren.

De rechter staat in deze tijden onder zware druk, niet enkel de magistraat in Amsterdam, die over een populist had te oordelen - dit had nooit een rechtzaak mogen worden - maar in vele gevallen krijgt hij een dossier voorgeschoteld, dat het openbaar ministerie heeft samengebracht en waaraan processen-verbaal ten grondslag liggen die agenten te velde hebben opgesteld na hoor en wederhoor. Om de dader alle kansen te geven op een eerlijk proces werden steeds meer procedureregels ingevoerd, die zowel het werk van de politie als van de parketmagistraten en de rechter sturen. Gezond verstand wil ik hier niet inroepen, wel de gedachte dat een rechtsprekende magistraat juist beroep moet doen op zijn of haar beoordelingsvermogen en op grond van de voorgelegde stukken moet komen tot een oordeel dat de partijen, dus ook de samenleving aanvaardbaar voorkomt. Die discretionaire vrijheid - in tijden dat vrijheid een illusie heet te zijn - menen vele mensen die zich in de media beroepshalve of uit hoge morele nood de magistraat kwalijk, gunnen hem of haar die ruimte niet. Toch is het precies de taak van de rechter na het horen van de getuigen, het doornemen van de stukken en het verhaal van het OM, het requisitoir, en de conclusies van de verdediging tot een afweging komt. Hier geen wiskundige of wetenschappelijke zekerheid, althans niet over de verhalen van het OM en de verdediging. Dat steekt en Coen Simon heeft gelijk dit duidelijk onder woorden te brengen.


Geen illusies over een verbetering


We hebben lang niet alle stukjes uit dit essay aangesneden, de lezer moet ook nog een taartpunt krijgen natuurlijk, maar we hebben de indruk dat het zwijgen over dit boek niet mag verwonderen. De zekerheden die men dag na dag gespuid ziet in praatprogramma’s en kranten of andere bladen vindt, botsen vaak op wat ook de goed opgeleide kijker of luisteraar, lezer te slikken krijgt. De verhalen die we horen klinken mooi en overtuigend, maar zijn retorisch zo meesterlijk dat men er wel bewondering voor moet hebben. De summiere aankondiging, de afwezigheid van enige interesse in De Standaard, het kan pijnlijk zijn voor de auteur en de uitgever, maar het ergste is, valt te vrezen, voor de geïnteresseerde lezer die niet de kans krijgt ruimer kennis te nemen van dit boek. Overdrijven wij dan niet? Duidelijk mag zijn dat we de auteur respecteren en aangeven waarover het zou kunnen gaan. Evenzeer nemen we de lezer ernstig, die in de rits non-fictie vooral kookboeken vindt, maar slechts zelden een kookboek voor zijn brein, voor zijn verstand. Het bereiden van inzichten lukt niet met balsamico of kalfshersentjes, wel met goede inzichten, die we zelf wel opdoen, maar die ook van anderen kan komen, al dan niet op verzoek.

We menen dat dit boek, alleen al omwille van de aanpak van de zaken een bijzondere aandacht verdient. Men hoeft het niet met alles eens te zijn of te blijven, de auteur nodigt uit om de zaken goed te bekijken en er nog eens over na te denken. Nee, te diep denken hoeft niet, wel goed. Dat we met de spiritualiteit aan de haal gegaan zijn, dat we begrafenisrituelen steeds verder verpersoonlijken, het draagt er vaak toe bij dat mensen niet meer durven zelf op hun eigen intuïtie af te gaan en nog minder op oude en vertrouwde vormen, die velen kunnen begrijpen. Het beeld van de Piëta waarover hier geschreven wordt, vonden we dan ook beklijvend.


Bart Haers
30 augustus 2011



Reacties

Populaire posts