Geschiedenis


Recensie
Plichtsbetrachting
De normen en de mensen


SIEGFRIED LENZ, Duitse les. Vertaald door Jaap Walvis, Van Gennep, 512 blz., 19,90 euro. Oorspronkelijke titel: 'Deutschstunde'.

Het verleden lijkt veraf, moeilijker te bereiken dan de westelijke kust van Sleeswijk-Holstein. Maar waarom zouden we nog eens over die periode schrijven? Waarom een boek gelezen waar we op het oog niet zo heel veel mee hebben? Het zijn vragen en kopzorgen die ons telkens weer bezoeken en waar we niet zo gauw een beter antwoord voor hebben dan dat wat we schrijven.
We hebben ons stilaan een idee gevormd van het leven in het Duitsland van Hitler en de zijnen en vragen ons af of vele mensen vandaag het niet best aantrekkelijk zouden vinden in een goed geordende samenleving? Of minstens een samenleving waar men wist waaraan zich te houden? Iedereen roept al meteen schande en dit kan niet, maar toch, wie eerlijk is, zal zich gemakkelijker identificeren met de politieman uit dit boek dan met de schilder, met de kinderen van de politieman kan het nog net, maar toch, de normen van de weldenkende goegemeente liggen ons nauwer aan het hart dan we zouden denken. De vrijheid van de goede samenleving is vaker een last, zo lijkt het ook hier, dan het vervullen van de plicht, ook als men het kunstenaarschap, de schrijverij of het schilderen van doeken zelf als een onontkoombare plicht beschouwd. Het conflict had in de locale gemeenschap diepgaande gevolgen en op deze manier laat de auteur zien hoe de invulling van een ideologie mis kan lopen.
De vondst van de auteur via een raamvertelling in twee tijden te vertellen wat er gaande was daar in het Noorden van Sleeswijk-Holstein, terwijl de verteller zelf dit verhaal jaren later doet in een opvoedingsgesticht doet, in Hamburg, blijft boeiend. De weg van het bijna idyllische landschap tussen wad en dijk, met een oude molen, een paar grote boerderijen en turfstekerij vertelt Siggi Jepsen. Hij is zoon van de politieman en het lokale baken van het openbare gezag, in elk geval voor de handhaving van de openbare orde. Hoe of de schilder Max Ludwig Nansen ooit de politieman had gered, wordt wel verteld, maar het blijft tegelijk vaak, slechts een element in de complexe verhoudingen in de buurtschap. Verder vernemen we dat de grootvader van de verteller, Siggi, een heemkundige is en er is een kapitein die alom bekende verhalen schrijft over het leven op de wadden. Het had eender welk dorp in Duitsland kunnen zijn, maar een dorp ver van de stad maakt ook deel uit van het leven van het land. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er een soldaat op enig moment zichzelf verminkt heeft, want vechten aan het oostfront is nog iets anders dan het leven in West-Europa. De broer van Siggi vormt de demon in deze roman, dat wil zeggen, Klaas is net degene die de standpunten van de politieman zijn vader doet verbleken, maar hij heeft dan ook weet van de oorlog en wat er allemaal gebeurde. De zoon wordt verstoten en wordt door de schilder bijgestaan, wat het conflict er niet minder op maakt. Steeds weer blijkt de schilder de sta-in-de-weg voor de vader en hoewel de haat nergens uitgesproken wordt, blijkt die uit de vervolging van het werk van de schilder.
Siggi heeft een aantal werken van de schilder op diens vraag verborgen, maar de vader kwam erachter en stak de molen in brand, waar een aantal werken verborgen waren. Ook Klaas en Hilke, de oudere zoon en dochter, stonden model voor de schilder en dat ontdekte de vader gaande het verhaal ook. Het gaat, zo blijkt uit het werk echter om een obsessie van de vader een eens gegeven opdracht uit te voeren, ook al was de verhouding met de schilder eerst nog goed, vriendschappelijk en kwam er pas sleet op die vriendschap toen hem werd opgedragen de schilder een beroepsverbod over te brengen. De politieman wordt een soort Eichmann, iemand die banaal kwaad bedrijft maar daarmee ook zijn gezin vernietigt. Want aan het eind hebben de kinderen het dorp aan het wad verlaten en wonen zij in Hamburg. Siggi weliswaar verplicht, want opgenomen in een heropvoedingsgesticht. Het hele verhaal dat hij schrijft is een straf omdat hij niets wist te schrijven over de vreugden van de plicht, maar eens in eenzame opsluiting schrijft hij hele schriften vol met het verhaal. Een psycholoog die hem komt opzoeken en zelf onderzoek verricht wijst op de familiale omstandigheden, wat ook Siggi zelf wel weet, naar een moeder verwijzend die zich voortdurend distantieert en toch bij momenten het scherpst de visie vertolkt die ook de vader aandrijft. Het gaat om fatsoen, normen, zuiverheid.
Dit boek is geen boek over de oorlog maar over mensen in een oorlog en in een wankelende beschaving. Het Nazisme heeft die wankelende beschaving niet voortgebracht, maar kon op het wankelen bouwen en vernietigen, terwijl het niet verhinderen kon dat velen vast hielden aan de beschaving waar zij zich mee verbonden wisten. Toch vernemen we doorgaans weinig van die mensen, al moet gezegd dat ook de meelopers doorgaans zonder gezicht blijven. Wibke Bruns heeft over haar vader en diens meegaan in het nazisme geschreven, maar dat eindigt op 20 juli 1944 toen legerofficieren de zoveelste (mislukte) aanslag op Hitler te plegen. Hans Georg Klamroth wordt in augustus van dat jaar terecht gesteld, wat voor een deel de fouten van het verleden goedmaakt.
Het is de vraag die we onszelf en als het kan ook anderen stellen: hoe kan men dit systeem, het Nazisme, ernstig nemen? We gebruiken bewust de indicatief praesens, niet de voorwaardelijke wijze, omdat we menen dat dit gevaar altijd weer kan opdoemen, zeker als het geloof in de ander helemaal is weg geslagen. Siggi komt in deze roman naar voor als iemand die begrepen heeft dat niemand zich verstoppen kan achter de ander. Hoewel hij vertelt als jonge man van 21 over feiten die de tienjarige heeft beleefd, toch blijkt dat hij de houding van zijn vader steeds minder begreep en wel in opstand komen moest. Die opstand is niet flagrant, openlijk, maar wel klaar, ook voor de vader. Maar ook de verhouding met de schilder, Max Ludwig Nansen is tekenend en vormt ook het morele karakter van de zonen. Wat Klaas is overkomen aan het front en waarom hij zichzelf verminkte blijft onduidelijk, maar wellicht – zo blijkt toch – is het de onmenselijkheid van het gebeuren, van de handelingen. Lenz laat dit verder in het ongewisse, want belangrijker is de verstoting door de vader, de steun ook vanwege de schilder. En dan de zus van Siggi, die haar vriend moet opgeven vanwege diens epilepsie – maar welke moeder zou haar dochter laten trouwen met een man die duidelijk epilepticus is? – maar toch zegt deze moeder niet dat haar dochter heel wat uit te staan kan hebben met zo een man, nee, zij heeft het over de zuiverheid en gezondheid en komt daarmee in lijn met het door het nazisme aangeprezen ideaal van de zuivere familie en vaderland.
Het komt ons voor, zeer duidelijk dat Lenz in illo tempore nog iets anders wil aangeven want het verzet tegen het nazisme van Klaas en van de schilder Nansen, die blijkbaar even of enkele jaren het Nazisme wel zag zitten, komt uiteindelijk niet in grote woorden aan bod. Wel in handelingen, keuzes, ook al blijken die pas achteraf weerspannigheid uit te drukken. Het draagt ertoe bij dat het boek, geschreven in 1968 vaak verwarrend leest, want de taal is hier fundamenteel omdat de expliciete boodschap ontbreekt. Zoals Hans Keilson in “In de ban van de tegenstander” ook de omgevingsfactoren niet noemen wil, maar de bedreigende atmosfeer scherp penseelt, zien we hier dat het nazisme voor sommigen een alibi is om een en ander te regelen, het verleden recht te zetten.
De plicht, daar gaat het dus om, of liever, hoe we onze plicht opvatten. Te doen wat moet. Dat is klaar en hoeft geen betoog, maar juist in dit werk blijkt hoe dubbelzinnig plichtsbetrachting kan zijn. De schilder helpt zijn jonge vrienden, Klaas, Siggi en zelfs Hilke, maar de vader, de politieman vervolgt de schilder op grond van een bevel van hogerhand. Hier raakt Lenz de discussie die Hannah Arendt heeft aangekaart in haar essay over Eichmann en diens verschijnen als de demonstratie van de banaliteit van het kwaad. Het boek van Lenz verscheen ook ruim na het verschijnen van Arendts essay en lijkt er een andere lezing aan te geven, of liever, een lezing die niet met de Endlösung te maken heeft, maar met wat mensen in Duitsland kon bewegen tot kwaad, zelfs tegen hun eigen kinderen.
Het boek is veelzeggend en leest vrij vlot, het blijkt op het einde een spannende zoektocht te zijn naar de oorzaken en verantwoording voor het handelen van elk van de optredende personae dramatis. In het afgelegen dorp aan de Deense grens gebeurt wat in het nazisme besloten ligt, te weten dat trouw aan de leider voor alles gaat en dat men het vaderland van smetten vrij moet houden. Ongeoorloofde kunst mag dus niet. Bij nader toezien kan men niet geloven dat mensen zich met kitsch tevreden kunnen stellen, want als kunst niets meer te zeggen heeft, wat rest er dan? Toch kan elk ideologisch systeem hier falen, als het de uniciteit van het individu en diens individuele uitdrukking van welbevinden, maar ook van argwaan en kritiek afwijst. Links en rechts worden vandaag voortdurend opgesloten in engdenkende patronen, waar men aan de ene kant, links dus, openheid en wereldburgerschap verdedigt, terwijl rechts de beslotenheid en veiligheid opzoekt. Wat rechts, burgerlijk rechts betreft klopt dit domweg niet, omdat niemand handel drijven, creativiteit, innovatie in een huis clos kan realiseren. Maar zelfs Joop de Uyl, toch niet rechts, wenste Nederland zo te isoleren dat hij er zijn socialistische koninkrijk kon realiseren. De dynamiek van het utopische heilsdenken kan altijd flagrant anders uitpakken dan men voor ogen heeft. Het risico in een steriele wereld terecht te komen onderkent men nooit afdoende en alles wat de burgerlijkheid afwijst, cultuur, beschaving, zelfbeheersing dreigt verloren te gaan. Natuurlijk, het burgerlijke is niet eenduidig, want de een is al even engdenkend als de politieman, de andere heeft het meer voor het avontuurlijke van de schilder en een derde kan misschien een uitstekend ingenieur zijn of een arts. We kunnen ons daarom niet van de indruk ontdoen dat dit boek op verschillende manieren aan tracht te geven dat ook Links al eens durft te overdrijven en dat men zich altijd eerst als mens dient te zien, om ook anderen als zodanig te beschouwen.
Wie zou vandaag nog kunstwerken willen verdedigen? Het is een vraag die steeds weer opduikt als we zien hoe merkwaardig onverschillig we hoge kunst en entertainment door elkaar haspelen. Over de doden niets dan goeds, maar Amy Winehouse? Was het kunst of was het een zoveelste truuk van de foor? We kunnen er maar moeilijk over oordelen, want soms klonk het ook goed, maar anderzijds blijft de vraag of zij over enig meesterschap over muziek en woord beschikte om iets te vertellen. Nu ja, de referenties zitten in het verleden en soms kan men zich afvragen of er nog wel nieuwe kunst denkbaar is, uit te werken valt, want alles is al eens gedaan, alles is al gezongen, verwoord en deze tijden… maar hier moeten we er het zwijgen toe doen. Behalve dat de industrie, inbegrepen de promotoren in de media, er telkens weer in slaagt nieuwe songsmeden te laten aantreden en de kluit weten te hypnotiseren met verhaaltjes over telkens weer nieuwe talenten. Nu, als er een aantal zijn die blijven want goed, uitstekend zelfs, dan doet die industrie wat moet. Alleen moet men er zich voor hoeden zelf belazerd te worden door de industrie. Met andere woorden komt het erop aan te weten wat onzin is en wat ermee doorkan. Wellicht is dat de interessantste vraag die Siegfried Lenz met zijn boek heeft opgeroepen: Waar staan we zelf voor en hoe doen we het?
Bart Haers
27 juli 2011

Reacties

Populaire posts