Hermetische Traditie

Boeken

De rijkdom van de renaissance
Reflecties over Giordano Bruno

Francis A. Yates, Giordano Bruno en de Hermetische traditie, april 2011, pp. 438. Prijs: 39,50. Synthese uitgeverij

Wat betekent Giordano Bruno en hoe moeten we zijn omgang met Hermes Trismegistus en het neoplatonisme begrijpen. Men weet dat de man in 1600 op de brandstapel is gezet wegens ketterse inzichten en dat was dan weer een aanleiding om de tegenstanders van de kerk ertoe aan te zetten in Bruno een voortrekker van de moderne opvattingen te zien. Frances A Yates heeft hierover een belangrijk werk geschreven, nu al bijna vijftig jaar geleden A.D. 1964 en pas nu of uiteindelijk toch in het Nederlands vertaald. In een andere tekst heb ik al over dit boek iets gemeld, met name over Marsilio Ficino en diens kennisname van de gnosis, van het corpus hermeticum en de Asclepius, een werk in het Latijn over diezelfde materie. Ook Pico della Mirandola kwam toen aan bod waarbij we de rol van de magie en de kabbala aangaven. Ik meende daarin al aan te moeten geven dat de Renaissance niet enkel de rationele benaderingen voorstond, maar duidelijk ook een ruimere benadering der dingen met zich meebracht, zeg maar de hang naar het magische niet schuwde.
Emanaties
Een rationele verklaring geven voor zoiets ondenkbaars als de onbevlekte ontvangenis kan niet, wel ontgaat velen het dat deze voorstelling van zaken voortkomt uit een visie die alles behalve christelijk is, maar toch met het christendom opgang heeft gemaakt. De visie op God, de Ene, de Ens bij Marcus Aurelius en in “le mémoire d’Hadrien” van Marguerite Yourcenar vormt niet een beslissende instantie, die de schepping wil, maar is er en is perfect. Al het andere is er volgens Plotinus en zijn navolgers als emanaties van dat perfecte. Deze inzichten waren uiteraard ketters in de late middeleeuwen, maar, zoals we zagen, vonden die wel ingang toen geleerden uit Byzantium in Italië en vooral in Firenze opgevangen werden omdat Byzantium, Het (oost-)Romeinse Keizerrijk dus, viel onder druk van de Ottomaanse opmars. Marsilio Ficino was een van de eerste die zo de hermetische teksten vond, deze inzichten onderzocht en het corpus hermeticum bekend maakte, eerst aan Ludovicus de Medici en vervolgens aan anderen. Nu verwijs ik naar het dogma van de onbevlekte ontvangenis, omdat dit niet de geboorte van de Nazareen zelf betreft, maar de Maagd zelf die niet door de erfzonde bevlekt zou zijn. Die hele gedachtensfeer waarin zoiets mogelijk was, komt niet uit de bijbel maar vormt wel een van die boeiende sporen van de inwerking van gnosis en neoplatonisme op het christendom. Evenzeer is duidelijk de aandacht die we aan dit leerstuk besteden voortkomt uit onze interesse voor het ontwikkelen van (nieuwe) inzichten in het verleden, maar vanzelfsprekend niet weergeeft wat ik voor waar aan wens te nemen.
De idee van emanatie heeft te maken, zoals dat bekende dogma, met de idee dat reeds in voorchristelijke tijden ideeën bestonden, ontwikkeld waren die “nu” van belang bleken en niet uitgingen van de schepping der wereld, maar door het bestaan der dingen. Vergeten we ook niet dat gedurende de renaissance op verschillende manieren aangenomen werd dat vooruitgang des duivels was en in elk geval een afdrijven impliceerde van het paradijs. Dat brengt met zich, zoals voorheen reeds geschreven, dat oudere kennis altijd beter is. Overigens waren Luther en Calvijn naast anderen vooral begaan met het herstel van een oudere, dus betere situatie ofte constellatie. En dus kon het gebeuren dat men in de oude geschriften, zoals het corpus hermeticum ontdekte dat er reeds voor christus, ten tijde van Mozes of nog vroeger in Egypte een wijsheid bestaan kan hebben, gedragen door Hermes Trismegistus, om dichter bij de goddelijke waarheid te komen. Wellicht, zoals Isaac of Jacques Cassaubon al in 1610 zou vaststellen, wisten sommigen dat er iets mis was met de datering van de teksten en dus het optreden van Hermes, maar niettemin oefenden vele van zijn inzichten grote invloed uit op zijn benadering.
Decanen en magie
Waar Ficino er alles aan deed om zich met het wereldbeeld van het Corpus Hermeticum in te laten, maar niet handelend wenste om te springen met de magie, zien we dat Pico della Mirandolla via de kabbala wel degelijk het magische handelen ter harte nam. Bruno zal, volgens Yates een nog grotere stap zetten en de hele christelijke cultuur en opvattingen ondergeschikt maken aan een terugkeer ten gronde naar een Egyptische religie en wereldopvatting.
Niemand kan om de gedachten van de man heen, ook niet als hij in zijn werk “Cena de la Ceneri” (vastenavondmaaltijd) de confrontatie aangaat met de geleerden van Oxford, die hij voor schoolmeesters scheld en die hij voorhoudt nu maar eens voor goed aan te nemen dat het Ptolemaeische wereldbeeld een valse voorstelling is. Hij geeft aan dat Copernicus gelijk had, dat aarde om de zon draait, maar niet op grond van de voor hem verachterlijke mathesis, maar op grond van het corpus en de idee van de sol invictus. Bovendien gaat hij verder en poneert de oneindigheid van het heelal, het universum, wat uiteraard heel erg strijdig is met de idee van de negen sferen, die Dante had verwerkt in de Divina Comedia. Vooral weten we dat John Duns Scottus deze gedachte al had voorgesteld in de 13de eeuw op grond van wiskundige deductie. Het probleem van de oneindigheid, zo blijkt, heeft net als de causaliteit in de loop van de geschiedenis, voor heel veel discussie gezorgd. Hoewel Giordano Bruno het niet op de wiskunde begrepen had, heeft de idee van de oneindigheid – in feite een moeilijk te bedenken realiteit – ook via deze filosofische dwaling mee een eigen realiteit gekregen en is aanvaardbaar geworden. Vandaag lijkt de bovenstaande zin nonsens, maar het is dan ook bijzonder moeilijk met de huidige voorstelling van de wetenschappen en het wetenschappelijke denken een historische dynamiek te vatten en – bij wijze van spreken – een dialectische verhouding te erkennen tussen het magische denken en de wiskunde.
In Londen, waar Bruno toen verbleef, aan de Franse Ambassade en onder protectie van de Franse ambassadeur vat ook een andere idee post in zijn geest, die van een hervorming van de hemelse constellatie, waarbij de goden onder leiding van Jupiter samenkomen en nagaan hoe de deugden een hogere plaats in de hemelse hiërarchieën krijgen kunnen, door het laten dalen van de ondeugden, het laten stijgen van de deugden. De idee komt ons te gek voor woorden voor, maar het geeft wel aan dat het omspringen met de inzichten uit het Corpus Hermeticum meer om het lijf heeft dan een simpele hocus pocus. Hoewel bij Bruno de magie geen verboden terrein is, blijkt zijn hele inspanning toch een maatschappelijke toedracht te hebben, domweg de wereld verbeteren en concreet de verdeeldheid onder de christenen opheffen.
Het hele wereldbeeld dat Bruno presenteert en dat ook nu nog bij astrologen enige betekenis heeft, met decanen en huizen en dat soort zaken, heeft derhalve een politiek-maatschappelijke betekenis. Francis A. Yates laat dan ook niet na te verwijzen naar Utopia, van Thomas More, die aangeeft dat een ideale wereld wel mooi kan ogen, maar niet altijd zo humaan is, ook bestierd zou kunnen worden door een type met veel gelijkenissen aan Bruno, een magiër dus. Maar, gaan wij dan een klein stapje verder, zou die magiër dan niet vooral een wijze zijn en zouden we dan niet heel dicht komen bij Plato’s Filosoof-koning? Yates suggereert dat Prospero in The Tempest gelijkenissen vertoont met Giordano, de beoefende magie en de visies zoals door Bruno en anderen die formuleerden. Had Giordano geen invloedrijke vrienden in Londen die zijn benadering genegen waren?
Een politieke en religieuze zending
Tijdens de zestiende eeuw kwamen vigerende, orthodoxe inzichten onder druk te staan van nieuwe bevindingen en ontdekkingen. De Aarde bleek geen schijf, maar een bol die niet aan een touwtje hing, maar een rondedans rond de zon maakte. Maakte men nog bronzen sferen, beelden van de hemelse constellaties, met vele ingewikkelde banen voor de planeten, dan kwam met Copernicus en anderen de idee op de voorgrond die eeuwen was veronachtzaamd, dat de aarde rond de zon draait, zoals de andere planeten, maar die stappen zouden pas in de zeventiende eeuw, onder meer dankzij Christiaan Huyghens definitief ingang vinden, in de wetenschappen.
Sinds de veertiende eeuw was het Grieks als taal opnieuw toegankelijk en ontstond een nieuwe intellectuele beweging waarvan Erasmus een van de dragers is, maar uiteraard zeker niet de enige. Tekstanalyse, handschriften emenderen en uitgeven, met commentaren werd het domein van het humanisme dat verstrekkende gevolgen zou hebben. In die sfeer ontstond ook een grote onvrede met de lectuur van de bijbel, want men ontdekte grote verschillende tussen de canonieke Latijnse versie, de Vulgaat en de Griekse originelen. Ook de lectuur van andere, heidense teksten, dat wil dus zeggen prechristelijke teksten zorgde voor een grote drang tot verbreden van de visie. De studie van het recht aan de universiteiten zorgde mee voor veranderingen in de visies op de samenleving, op de mens en op de heersende gebruiken.
Die gebruiken, waarbij de kerkvorsten zich vaak veil en geil gedroegen, zorgde mee voor een religieuze aandrang tot zuivering van de tempel, het afwijzen van de macht van de kerkelijke instellingen en het herstel van de waardigheid van de mens. Gedurende de zestiende eeuw gaf dat aan een heel scala van bewegingen en groepen de nodige brandstof om de bestaande orde te doorbreken. Hoewel Luther en Calvijn elk op hun manier afrekenden met de macht van paus en priesters, was en is ook van belang te zien hoe in het Calvinisme de nietigheid van de mens tegenover het goddelijke aan de orde zijn. Predestinatie en goddelijke genade doen afbreuk aan de waardigheid van de mens, maar de regerende vorsten, Frans I, Karel V en anderen spiegelden zich ook aan bijzondere denkbeelden en als Lodewijk XIV zichzelf als Zonnekoning presenteert is dat niet enkel een persoonlijke pretentie, maar lijkt de invloed van Pico, Bruno en Thomasso Campanella niet ver weg. Waar het humanisme mee leidt tot nieuwe inzichten over mens en samenleving via redelijke onderzoeken, dat wil zeggen door middel van het gebruik van de rede, zien we dat in de politieke sfeer machtsaanspraken van de vorsten heel nauw aansluit bij antieke ofte klassieke opvattingen en de rex legibus absolutus berust deels op de idee van de emanatie van de goddelijke macht die op de vorst overgaat. Vandaar dat Lodewijk XIV zich baseren kan op het concept van de zon als beeld van die macht, de Sol Invictus. De zeer christelijke koning van Frankrijk beroept zich met andere woorden op zeer heidense inzichten en plaatst zich ironisch naast Julianus Apostatus, de laatste heidense Keizer. Thomasso Campanella heeft dan ook niet voor niets aan het hof van Lodewijk XIII verbleven, kunnen we hier lezen.
Voor Bruno overigens was de oefening met het Corpus hermeticum mee een modus operandi om de verdeeldheid in de christelijke wereld op te heffen. Hij wilde humanisten, schoolmeesters in zijn ogen en zelden origineel -, protestanten en katholieken opnieuw bijeen brengen door te verwijzen naar wat Ficino de Prisca theologia noemde. De idee had post gevat dat Hermes Trismegistus leefde ten tijde van of voor Mozes, de grondlegger van Jodendom en dus ook voor het Christendom van groot belang. De redenering? In het corpus vonden zij een voorafspiegeling van de goddelijke triade of de triniteitsgedachte, de heilige Drievuldigheid en zo de mogelijkheid de verschillende gezindten in het christendom te herenigen. Op zoek naar een idealere wereld zou men de rol van de godsdienst, zoals ook More dat had beschreven, dienen af te zwakken tot een meer persoonlijk geheel.
Over deugd en andere zaken
Na zijn verblijf in Londen zou Bruno nog naar Wittenberg reizen en er doceren, naar Praag wellicht ook, op bezoek bij Rudolf II, de man die mee zou bijgedragen hebben aan het maken van de golem, een uitgesproken magische kabbalistische gedachte, de man ook die aan zijn hof de belangrijkste magiërs van zijn tijd verzamelde. Vervolgens reisde Bruno via Frankfurt naar Venetië, waar de Inquisitie hem zou oppakken en na acht jaar gevangenschap naar Rome sturen.
We vermelden hierbij dat Bruno, uit Nola, een dominicaner monnik was die op zeker ogenblik zijn klooster heeft moeten verlaten en vluchten om aan de inquisitie te ontkomen, waarna hij in Frankrijk bij Hendrik III in de gratie is gekomen en dan, als we reeds zagen naar Londen ging. Deze biografische gegevens maken het voor ons moeilijk hem zomaar als een apostel of profeet van de moderniteit te zien, toch niet in de zin die men telkens weer met hem in verband brengt. Hij behoorde tot een klasse of groep van mensen die op enige wijze met het salus rei publicae begaan waren. Het heil van de samenleving stond op de helling omwille van de heftige strijd tussen katholieken en Hugenoten in Frankrijk maar ook in de rest van Europa en vaak ook nog eens binnen gezindten, zoals in Holland zou blijken. Van Bartolomeusnacht en Bloedraad weten we wel een en ander, maar de drijfveren zijn alles behalve duidelijk. dragen ertoe bij dat we ons afvragen hoe en of die conflicten met geloof dan wel met politieke strijd te maken hebben. Beiden gingen samen omdat de religieuze stromingen ideologische vertalingen kregen die te maken hadden met idealisme en realisme. Daarin past ook de verwerking van de teksten van het corpus hermeticum, om de eenvoudige reden dat het corpus hermeticum een profetische tekst genoemd werd en als zodanig ook fungeerde.
Een van de kenmerkende discussiepunten in die zestiende eeuw was de ontwikkeling van een nieuwe deugdenleer, want men had met Plato en Aristoteles weliswaar al een mooi kader, maar het leek niet meer bij de tijd en bovendien beschikte men met de stoa en het epicurisme over aardige voorbeelden. Verder was het natuurlijk zo dat bijvoorbeeld sommige vorsten zich als koene ridders te paard lieten vereeuwigen en andere soms al eens naar meer geestelijke macht zochten. Vandaag is men geneigd die levenssferen goed uit elkaar te houden, maar toch, men kan niet om de intense verwevenheid tussen kunsten, wijsheid en geleerdheid en staatsleiders heen. Ook de Habsburgers zochten naar emblematische vertalingen van hun streven naar macht en waar Karel V in de Nederlanden, zoals Karel de Grote, op enig ogenblik het voorwerp van schelmenverhalen. De representatie van de macht was een ding, maar ook de verbeelding van de wereld zelf was voorwerp van discussie en machtsaanspraken.
De deugdenleer waarover Yates het heeft en waarover Bruno een werk schreef, Lo Spaccio de la Bestia Trionfante (De verdrijving van het zegevierende beest, 1584), zien we hoe de deugden een nieuwe betekenis moeten krijgen en de ondeugden uit het firmament best verdwijnen. Uiteraard heeft dit alles met een verbeeldingswereld te maken die ons vreemd is, maar die mee de weg naar humanistische opvattingen heeft gekruid en vorm gegeven. Die gedachte lijkt ons te ontgaan.
Hoop van zege
Dit boek verscheen reeds in 1964 en werd dus pas dit jaar in het Nederlands uitgegeven. Ik moet vaststellen dat deze benadering van de figuur van Giordano Bruno mij wel getroffen heeft. Hiermee levert de auteur, mevrouw Yates een boeiende bijdrage aan om het beeld van de renaissance en de verdere ontwikkeling van ideeën, te herijken. Het ligt voor de hand, dat het boek in het publieke debat eindelijk geen aandacht kreeg wat des te meer opvalt, omdat precies de ontwikkeling van de denkenbeelden van Montaigne en Descartes af, de Verlichting dus, de laatste jaren zeer onder de aandacht kwamen. Het humanisme, waarover Yates in meerdere werken heeft geschreven, valt dan ook niet zo eenvoudig te duiden als men graag wil doen geloven.
Het hoofdstuk over Thomasso di Campanella, die mee in Calabrië een Zonnestaat wilde oprichten en daarna op de vlucht moest, naar het hof van Lodewijk XIII, laat zien hoe ook na Bruno die denkbeelden van een oosterse kosmologie en opvattingen over mens en goden nog steeds leefden. Het utopische denken had duidelijk diepe wortels en sprak vooral geschoolden aan, want ook di Campanella was een dominicaan uit de regio van Napels en hoewel een generatie jonger dan Bruno toch wel bewogen door diens streven. Terwijl Calvijn – met wie Bruno te doen heeft gehad, of liever met zijn gemeente in Genève en eruit verdreven werd – de menselijke aard in termen van nietigheid waaraan niet te ontkomen valt tenzij door de genade van God, vertaalde, vertaalde Bruno met zijn benadering die nietigheid in een vermogen de wereld te veranderen en dus ook de mens. We beginnen er ons, toegegeven, wat laat, rekenschap van te geven dat spreken over de wereld en de dingen, zeker over het menselijk gedrag in het verleden soms zeer bizarre vormen kon aannemen, maar wie de kracht van de allegorische vertellingen leert kennen, zal merken dat er vaak een grote redelijkheid en menselijkheid in schuil gaat.
De vele teksten in dit boek zouden nog verder onderzoek en reflectie kunnen verdragen, maar we menen en hopen vooral de dat lezer van deze kanttekeningen geneigd zal zijn het boek zelf te lezen. Hoewel niet altijd eenvoudig, laat het toch een nieuw beeld – wat heet nieuw - zien van de late renaissance, het humanisme en de politieke, culturele en filosofische verhoudingen krijgen er een grotere aantrekkingskracht door. Nee, een zonnestaat zal ik niet oprichten, wel nadenken over de wijze hoe we doorheen denkbeelden onze menselijkheid laten blijken en anderen erin laten delen.
De godenwereld die Bruno schetste, de inzichten over deugden en over het functioneren van de wereld kan men afdoen als verzinsel en illusie, maar het feit dat in de chaotische machtsverhoudingen van de zestiende eeuw, de godsdienstoorlogen en moordpartijen, de godsdiensttwisten een man dergelijke ideeën kon voortbrengen en er nog een publiek voor had, ook in de hoogste kringen, impliceert dat de renaissance heel wat heeft voortgebracht en dat nieuwe inzichten elkaar soms op bizarre wijze vonden, zoals Bruno dat deed met het heliocentrisme van Copernicus in zijn eigen egyptianisme. Het gaat om niet zo vaak belichte aspecten van een periode die we het liefst helder en klaar voorstellen. Of nog, in welke mate het vermeende obscurantisme van Ficino, Picco della Mirandola en Bruno hebben bijgedragen tot beeldvorming en zelfs tot de Verlichting mag best de aandacht krijgen die Frances A. Yates eraan besteed heeft. Deze vorm van cultuurgeschiedenis, valt te betreuren blijft vandaag voor een breder geïnteresseerd publiek achterwege. Dank zijn we dus verschuldigd aan de vertalers en vooral de uitgever.
Bart Haers

Reacties

Populaire posts