Jongensboek of oorlogsroman


 Is het dan alles 
Nergens om begonnen?


 Stefan Brijs, Post voor mevrouw Bromley.. Uitgeverij Atlas 2011. Pp. 510. Prijs: € 19,95

  In augustus 1914 begon een oorlog die we vandaag als het zinnebeeld van de waanzin beschouwen, maar die in die dagen zelf van Londen tot Istanbul voor ernstige beroering heeft gezorgd en nadien altijd als volkomen onbegrijpelijke wreedheid is weg gezet. Nochtans was het eerste literaire werk dat die oorlog in diskrediet bracht pas in 1928 verschenen in feuilleton en in 1929 als boek: Erich Maria Remarque schreef “Im Westen nicht neues“. Stefan Brijs zal het ons niet echt kwalijk nemen als we sommige elementen herkennen. Zelf hebben we bij Céline, maar vooral Ernst Junger en ook wel Thomas Mann begrepen hoe men tegen de oorlog aankeek, maar ook tegen wat het betekende in de oorlog te zijn, te leven en al te vaak te sterven. 

We weten dat De Trojaanse oorlog voor een paar millennia aan stof tot vertellen heeft gezorgd, van mythes tot tragedies. Ook andere oorlogen hebben nog lang voor commotie gezorgd, zoals de Opstand der Nederlanden oftewel de Tachtigjarige Oorlog, waarbij sommige , zoals het Beleg van Oostende, van 1600 tot 1604, ook verhaald als het “Nieuwe Troje". Om de een of andere reden lijkt oorlog naderhand een soort reservoir te verschaffen waaruit we vrijelijk verhalen kunnen putten, om iets te vertellen, het weze futiel maar vaak als existentieel aangedragen. In “Shalimar the Clown” laat Salman Rushdie WO II zich spiegelen in de gebeurtenissen in Inda, Kasjmir in het bijzonder. Sommigen doen dat boek af als minder geslaagd wegens te gezocht. Maar zelf hebben we de indruk dat W. F. Hermans de vondsten van Rushdie wel had kunnen smaken. Het is een element dat ons ook in deze kanttekeningen bij het boek van Stefan Brijs nog aan bod komt, want ik kreeg de indruk dat er geen pup in het water valt, of geen meisje met rotte tanden jongens kust, of het heeft een betekenis. 

Maar eerst ons voorbehoud bij dit soort boeken, want we begrijpen niet zo goed hoe iemand die veel te jong is voor de Tweede Wereldoorlog over de Eerste wil schrijven en dan nog niet de oorlog en wat er bij komt kijken in eigen land, maar de oorlog gezien vanuit Londense achterstandswijken. Het zal ook hier dus over de inventiones gaan, de thema’s die Brijs vindt en uitwerkt. Maar nog eens, waarom blijven wij in Gods naam zo behept met die oorlog. Vooral het oorlogstoerisme blijft ons een raadsel. Nu weet ik wel dat bijvoorbeeld in het UK het geschiedenisonderricht nogal eng wordt opgevat en dat men behalve voor de twee wereldoorlogen niet zo heel veel andere inzichten aan de jeugd van heden meedeelt; of het zou 1851 moeten zijn, de consecratie van de Industriële Revolutie en het verhaal van Christal Pallace. Geschiedenis kan men via een canon bestuderen of adstrueren, maar  de geschiedenis maakt geen sprongen en het valt op men in het reguliere onderwijs wel veel gaten laat vallen, niet enkel in het UK maar ook hier op het continent. Zo is het niet altijd gemakkelijk iets zinnigs te vinden over de Belle Epoque, of het zou Modris Eksteins “Lenteriten” moeten zijn, waarin het de moderniteit ten voeten uittekent, maar recenter schreef Philipp Blom “De Duizelingwekkende jaren” -  dat helaas niet meer beschikbaar blijkt bij de uitgever - over de periode voor 1914 en zonder de oorlog als perspectief te zien. Ook Gita Deneckere schreef een boek over die periode voorafgaand aan de ramp van Sarajevo, waarin telkens weer de vraag aan de orde komt hoe men aankijken kan of moet tegen die gouden jaren, voor een deel van de samenleving en hoe de moderniteit toch de hele samenleving mee wist te krijgen. 

 De oorlog blijft stof opleveren voor verhalen, zowel Wereldoorlog I als wereldoorlog II, maar de tussenliggende periode, het Interbellum dus, blijft merkwaardig onderbelicht. Vooral tijdgenoten hebben er zich wel eens aan gewaagd, zoals Hans Keilson of Günther Anders. Maar het is juist via tijdgenoten die over dit gebeuren schrijven, dat we vaak de meest authentieke behandeling krijgen van het gebeuren. Remarque beschreef zijn afschuw over het feit dat zij, hij en zijn leeftijdsgenoten misleid waren, niet enkel door de propaganda, maar ook door de algemene atmosfeer in het land. En schreef Heinrich Mann in “Dert Untertan” hoe gek men niet was zo enthousiast over de gevolgen heen de oorlog te eisen, maar er zelf proberen onderuit te komen?  Ernst Junger  beschreef hoe gek het was dat een soldaat in de oorlog echt van de geur van de oorlog kon genieten. Men spreekt zelden over diens verslag over het soldatenleven, want dat zou te oorlogzuchtig zijn, maar hij was blijkbaar verwonderd over de mensen die de oorlog alleen maar waanzin noemden. 
Het valt op dat nu de honderdste verjaardag nadert en we de aanvang van deze krijg herdenken willen velen uit de verhaalstof willen putten. Het was de krijg die niet enkel een einde diende te maken aan alle oorlogen - en dat dacht niet enkel Wodrow Wilson, maar ook anderen hadden het er al over, reeds bij aanvang van de oorlog. Het is een punt dat mij wel vaker opvalt, dat we ons van de gemoedsgesteltenis van de tijdgenoten niet het minste idee kunnen vormen, ook al omdat er naderhand over deze oorlog inderdaad een mythologie is ontstaan. De verwachtingen die men koesterde in 1914 zijn ondergesneeuwd geraakt onder wat er nadien is gebeurd. Daarom ook komt deze roman misschien op een goed moment. 

Het verlangen

Het is geweten dat in Parijs en Berlijn de massa’s op straat kwamen, de pleinen vol liepen en mensen eisten dat het ultimatum zou uitgaan. De oorlog was de enige oplossing, maar voor wat? 

In dit boek vertelt Stefan Brijs ons hoe de heffe des volks in London ook daar stond waar men dacht dat de beslissing zou vallen, bij Buckingam Palace, maar nog veel treffender is het dat men in die beruchte augustusdagen de massa’s haast ziet hunkeren naar oorlog, waarbij we toch niet malen moeten om die ene die de oorlog erg ongelegen vindt komen. Ja, Stefan Zweig, maar zo een opdondertje, een postbode, of liever zijn zoon, die wil gaan studeren? Die kan het toch niet menen, dat het avontuur de moeite niet waard zou zijn en een studie Engels, taalkunde en literatuur dus, zou verkiezen? Hoeveel mensen de oorlog niet welgekomen achten, blijft natuurlijk onbekend, maar zij die de oorlog toejuichten, een weg uit de dagelijkse sleur in de achterbuurten van Londen, maar misschien zelfs ook uit de schoolbanken, zijn ons bekend, maar minder uit Londen. Londen, dat is Winston Churchill en mei 1940. Augustus 1914; zoals ook Sebastian Haffner beschrijft in “Een Duitse Jeugd” dat is inderdaad het verlangen om tot actie over te gaan. 

Het is dus echt wel de vraag of de mensen verlangden naar de oorlog en het blijft opvallend dat Brijs dus net iemand kiest die de oorlog niet graag ziet uitbreken, om persoonlijke redenen. 

De toeschouwer

De roman laat ons een jongeman volgen die dus de oorlog niet wil, maar die des te meer de vraag krijgt waarom hij zich niet aangeeft voor het goede doel, de oorlog. Het is een goede gewoonte van schrijvers om zich een soort alterego toe te eigen dat de dingen die ze beschrijven wel meemaakt, maar er niet noodzakelijk door meegesleept wordt. Tegelijk is de verteller zelf een deel van het verhaal en als hij zich al (meer) bewust is van een en ander, het grote verhaal zelf blijft voor hem evengoed alles overheersend. Wat hij ziet is hoe anderen optreden en daar kan hij zich wel iets bij voorstellen, maar het geheel, dat blijft voor hem wegens overweldigiend onbekend. 
Gedurende bijna anderhalf jaar kan John Patterson, de verteller de inlijving van zich afhouden, maar de druk van de omgeving wordt zo groot dat er van alles mis loopt in zijn leven. Dat leven was begonnen bij het overlijden van zijn moeder en het zoogmoederschap van mevrouw Bromley. De vader is een plichtsbewuste postbode en verzamelaar van boeken. Niet te verwonderen dat zijn zoon Engels gaat studeren. 

Kennis maakt niet onwetend

Het thema van deze roman? Hoe onwetendheid ons stuurt. Het verhaal van de lemmingen, maar ook het belang van kennis over gedrag en over de communicatie speelt in deze roman vallen op.  De auteur blijkt zich duidelijk bewust van het feit dat de actoren, de gewone lui, jongens én meisjes zich laten meeslepen in een enthousiasme voor de oorlog, terwijl alleen wie daar geweest is, beseft dat het erger is dan het inferno van Dante, want geen verbeelding. 

In het boek speelt literaire kennis een opvallende rol en de weigering zich door de waan van de dag, waan van de oorlog te laten inpakken, giet de auteur in een verhaal over de ontmoeting tussen de jonge student John Patterson en de iets oudere William Dunn, die Duits studeert en daarom niet in kon geloven dat de Duitsers als een furie door België konden trekken. Hij gelooft domweg niet dat het Hunnen waren, zoals de kranten schreven. Het schwärmen met Goethe betekende voor John wel dat hij naast de Engelse literatuur plots een nieuwe wereld ontdekte, Goethe en Heine. Men kan zich afvragen of het ironie is om met het lijden van de jonge Werther uit te pakken, maar hoe gemakkelijk de vormelementen die deze referenties ook in het boek opduiken, hebben echter een dieper grijpende betekenis want zoals John Milton’s “Paradise Lost” leest en nog dweept met Jungle Book van Rudyard Kipling, is William Dunn bezig met Heine en Goethe en toont hij John de weg. John is toevallig ook even bezig met “The war of the worlds” als hij William ontmoet. En ene Bill Dunn had iets met “The reign of the superman, maar dat verscheen pas later. Tegenover het naïeve patriottisme van zijn lotgenoten ontwikkeld John Patterson een pantser om de verleiding van de media te weerstaan. Dankzij die Kennis en vooral de vaststelling dat de media hem en de anderen trachten te verleiden ontwikkelt hij een begin van  tekstkritische zin. 

De brieven van Keats aan Fanny Brawn spelen in deze roman de rol van formulier voor briefjes van soldaten aan hun liefje. Hoewel John zelf verliefd is, denkt verliefd te zijn, is het opmerkelijk dat hij in het leger anderen helpt om hun droge inspiratie wat op te leuken. 


Morele ondergang

De auteur vertelt hoe in het leger, maar ook in Engeland zelf de normen totaal los gegooid worden, dat mensen die best een deugdelijke job als leraar of anderszins hadden kunnen opnemen na gedane studies nu gedwongen worden, niet enkel door de overheid, maar ook door burgers, medeburgers om zich te melden voor het leger. Natuurlijk had men soldaten nodig om de massaliteit van het Duitse leger teweer te staan, maar de hoge legerofficieren zwelgen in het enthousiasme. Hoewel het Keizerrijk op twee fronten vocht, was het duidelijk dat het Verenigd Koninkrijk al haar menselijke reserve zou moeten mobiliseren om deze oorlog te doorstaan en te winnen. 

Het morele verval dat wij waarnemen zit niet in de drankzucht van de armen, of de al te bekende promiscuïteit die des mensen is, maar in het feit dat men er zich toe inspant om veel belovende jongeren te dwingen naar het leger te gaan. En de media liegen wat kan om de nederlagen en vooral de doden te verbloemen. Een van de krachtigste elementen in dit boek vormt juist het besef van John Patterson dat het niet volstaat het juiste te willen, men moet ook de schijn ophouden, zorgen dat men zelf niet de dupe wordt van het gebeuren. Hij glimlacht om de sluwheid van sommigen, bewondert zijn luitenant, die echter zelf getroffen is door de oorlog en niet meer weet dat hij zijn troepen moet hoeden voor doldrieste avonturen. 

Het morele verval zit in de wijze waarop de hoge officieren hun soldaten in de strijd gooien en ervan uitgaan dat ze blijvend nieuwe troepen ter beschikking zullen krijgen. En ja, de politiek steunt dit verhaal. Churchill, dan First lord of the Admirality had zich voorgenomen de Turken in de Darnadellen van Europa af te snijden en zo Oostenrijk en Duitsland buiten de olierijke Arabische gebieden te houden, had zoveel troepen ingezet, met een nefast resultaat dat men deze militaire doldriestheid alleen maar kan zien als een onderneming die niet doordacht was. Zorg voor de soldaten was nochtans iets wat militairen tot dan toe als een belangrijke voorwaarde voor succes hadden leren te zien. Ik denk dat de kleine feiten in het leven van de gewone soldaten en mensen in Londen, zoals de kinderen van mevrouw Bromley niet echt veel euvel kan leggen, zij komen geloofwaardig over. Maar de legertop blijkt volkomen vergeten dat men geen oorlog voert door zijn troepen plompverloren het moeras in te sturen. 

Menselijke figuren 

De sterkte van dit boek zijn de uitgewerkte figuren, sommige blijven schimmig, anderen krijgen onze sympathie, al lijken ze soms te zwalpen, hetzij in de miasmen van het Westfront, hetzij in de onderbuik van Londen. Vader Bromley, een stoker op de lange vaart, vader Patterson, een postbode met op het oog een grote zin voor verantwoordelijkheid, die echter, zo blijkt, het niet kan opbrengen mensen de doodsberichten van het front te brengen. John ontdekt via zijn vader, de kranten en zijn vriend William Dunn hoe de mensen bedreven worden verleid door de media, door de enscenering van troepenschouw en andere raddraaierij. 

Een van de grote figuren in deze roman vormt dan ook de massa, die niet als lemmingen ergens heen trekt, maar gewoon zwalpt op de emoties die niet per se aangestuurd worden, maar die op de golven van geruchten, van verwachtingen nu eens naar rechts en dan weer naar links waaiert en Brijs werkt dit in meerdere varianten uit. .  

Zoals al gezegd leeft John Patterson niet in benijdenswaardige omstandigheden in de arme onderbuik van Londen, maar tegelijk weet hij er het beste van te maken, gaat hij studeren aan University College en krijgt hij zo het uitzicht op een beter leven, het leven dat zijn eigen vader voor hem wenst. Aan University College sluit hij vriendschap met een oudere student Duits die ook potiger uit de hoek komt dan John zelf, waarin de klassieke jongensvriendschap gesuggereerd wordt die we kennen uit de jeugdboeken van weleer. William Dunn, die vriend behoort tot het betere soort, de middenklasse maar hij heeft sympathie voor de jonge student die ook niet meegesleept wordt in de waan van de dag. De verwijzingen naar Werther zijn in deze bladzijden niet van de lucht, maar de dwingende adem van William’s vader en de goegemeente zorgt voor een tragisch einde. 

Ook de zoogbroeder van John, Martin Bromley en dus ook de zoogmoeder kan men zien als een literaire vondst, want ze doen denken aan de scène tussen de vissersjongen en Georg bij Thomas Mann in diens roman, “der Erwählte” oftewel de Uitverkorene, maar het verhaal van de band, die uiteindelijk losser wordt naarmate Martin naar zijn vader gaat aarden en vooral nadat hij de school vaarwel heeft gezegd om dokwerker te worden, komt ons geloofwaardig over. Dat John met zijn zoogmoeder  een goede band blijft onderhouden kennen we uiteraard uit de Odyssea, maar ook hier is er niets geforceerd. 

Luitenant Ashwell is dan weer een verhaal over de persoonlijke ondergang van een officier die de oorlog niet aankan, maar niet meer weet wat er allemaal gaande is. Dat hij een PTSS, Post Traumatic Stress Syndrome onder de leden heeft, heeft de auteur beklijvend uitgewerkt. 

Mens in een onoverzichtelijk gebeuren

Ik zou nu de plot van dit boek uit de doeken kunnen doen, maar ik hoop dat de voorzichtige analyse van dit verhaal u kan overtuigen van de kwaliteit van het verhaal. Lang geleden is het dat een boek me zo naar de strot heeft gegrepen. Mulish was daar ook behoorlijk in geslaagd met “De Ontdekking van de hemel”, maar ook Hilsenrath met “de Nazi en de Kapper”. Het is natuurlijk een kwestie van persoonlijke leeservaring maar toch. 

De kracht van dit boek bestaat er voor ons in dat we een mens in een onoverzichtelijke reeks gebeurtenissen zien handelen en worstelend bovenblijven. In die zin is het een boek dat levenskracht en levenswil vorm geeft; waarvan we hier vele varianten zien verschijnen. Het persoonlijke krijgt in deze roman opnieuw een gezicht, misschien krijgt zelfs de gedachte dat vrijheid een illusie is, hier een knauw, niet rechttoe, rechtaan, maar wel duidelijk. We zien mensen in het grote gebeuren dat de oorlog is, hun eigen weg zoeken, balancerend tussen wat ze belangrijk vinden en wat van hen verwacht wordt. Leugen en bedrog? Uiteraard, John Patterson noch zijn vader ontkomen aan het web van leugens en bedrog dat elkeen ter overleving weeft, maar zoals alle anderen zien we hen met een zekere grootsheid ten onder gaan, behalve Patterson zelf. Hoewel gewond blijkt hij nergens zijn warme en ietwat naïeve inborst te verliezen. 

Voor een mens het weet krijgt zo een herlezen van een roman een omvang, waar we ons schrijvende niet van bewust waren. Maar goed, voor een keer is mijn voorbehoud afgestraft en blijkt het wel mogelijk zinvol nagenoeg een eeuw later over Wereldoorlog I, over mensen in de oorlog te schrijven.. Misschien overdrijven we wat, maar het boek ligt in de lijn van wat Vasily Grossman met Leven en Lot deed; weet hij het menselijke venijn en de menselijke goedertierenheid  bij de staart te vatten. Maar het zal wel niet iedereen gegeven zijn, zonder voorbereiding een verhaal als dit uit te werken. Tenslotte was Grosman tegenwoordig bij de gebeurtenissen die hij in Leven en lot beschrijft, maar heeft Stefan Brijs niets beleefd van wat hij beschrijft. Een anti-oorlogsroman is het ook niet geworden, wel het verhaal van wat het betekent in die gebeurtenissen meegezogen te worden en er toch niet in ten onder te gaan. Je kan wel een arm of zelfs je benen verliezen, je blijft of probeert mens te blijven. Maar was het dat alles wel waard? En waar was het allemaal om begonnen?

Bart Haers 
17 oktober 2011

Reacties

  1. Uit een gesprek met een andere lezer van dit boek bleek dat niet iedereen even geboeid was, of liever, juist wel geboeid maar niet per se even enthouasiast, omdat het boek vooral vlot geschreven zou zijn. Zelf wekte het boek bij de andere lezer de indruk dat het een vertaald boek was, wat ik echter misschien wel als een goede vondst kon onderkennen. Juist omdat het boek ons niet met de misère alleen van het frontleven opzadelt, maar de ervaringen van betrokken mensen bij het grote gebeuren centraal stelt, kan ik het een goede bewerking van het thema vinden, een variant op de Bildungsroman, al gebruikt men vandaag vooral de term: coming to age, maar er zit heel wat cultuur, opvoeding in het boek, vorming ook zodat ik de term Bildungsroman wel moet aanhouden.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts