Pedagogie in perspectief
Kleinbeeld
Het goede leven
Martha Nussbaum, Niet
voor de winst. Het belang van Alfa-onderwijs voor de democratie. Ambo. Prijs:
€19,95
Deze
gedachten kwamen op bij mij tijdens het lezen van het hoofdstuk waarin de
auteur focust op het gevaar van een al zeer op nutsdenken georganiseerd
onderwijs. Tegelijk was en blijft de verwondering groot om wat sommige lieden
zich wel kunnen veroorloven. Tijdens het schrijven van de gedachte over wat het
goede leven kan zijn, kwam Nussbaum dus om de hoek kijken en plots bleek het
een en het ander wel samen te gaan. Ik denk dat de verdere lectuur, over het
onderwijs van Rabinath Tagore, John Dewey en andere door het socratische
bevragen geïnspireerde onderwijsmensen wel nog een andere benadering met zich
zal brengen. Maar juist het optreden van een belangrijk politicus en baas van
het IMF laat ons niet onberoerd, vooral omdat hij geen verantwoording hoeft af
te leggen en nog minder wenst af te leggen.
Wie herinnert zich niet die grijzende man, een
beetje beduusd grijnzend, met handboeien op de rug en in een deftig pak? De
mens die we zagen had gedurende jaren in het leven het voordeel, zelfs het
voorrecht zich niet teveel om praktische zaken te hoeven bekommeren. Hij werkte
zich op tot minister van financiën van Frankrijk en werd de grote baas van het
IMF? Zijn naam is bekend en voor sommigen is hij zonder meer een financieel en
economisch genie, maar wanneer werd zijn competentie gewogen? En hij zou ook
een goed mens geweest zijn, zijn, maar ook dat kunnen we niet bevestigen, noch
ontkennen. Maar ook heeft niemand daar een boodschap aan.
Wat wel van belang is en waar bijvoorbeeld
Martha Nussbaum in haar essay “niet voor de Winst” op hamert dat een goede,
humanistische opvoeding er onder meer toe zou leiden dat iemand van de statuur
van deze hoge bons van het internationale financiewezen, zich geen rekenschap
meer geeft van het feit dat andere mensen een eigen waardigheid hebben en dat,
zoals zij stelt, hun eigen hulpeloosheid omzetten in een superioriteit ten
aanzien van anderen, c.q. vrouwen.
Blijkbaar kunnen we moeizaam bevatten dat we
ons eigen zelfbeeld slechts opleuken kunnen als we ons afzetten tegen anderen,
als we anderen op hun fouten, zwakheden en tekortkomingen kunnen wijzen. Valt
het niet op dat ook zogenaamde progressieve politici, commentatoren, zoals Yves
Desmedt bijvoorbeeld een onbeduidend iemand kunnen afbreken tot op de grond. We
hebben het over de discussie over de promotie die ene Genez maakte, vanuit
Limburg in Mechelen gedropt en waar anderen, in Mechelen zich tegen verzetten.
Steve R. Stevaert had die Genez in een weinig florissante afdeling gedropt en
had daar wellicht ook redenen toe, maar het feit dat de journalist Yves Desmedt
er geen graten in zag die jongedame aan te raden zich langdurig psychiatrisch
te laten verzorgen, was voor mij de grens die men niet zomaar overschrijden
kan. Steve Stevaert is weg en la Genez verwacht een leuke ministerpost. Maar
zij was een pion van een ander, voor het welzijn van de partij, maar dat is
haar niet zo heel goed gelukt.
Nussbaum laat weten dat dit niet echt passend
is, maar ook Genez zelf heeft zich in zekere zin gediskwalificeerd, door in het
spel mee te stappen, niet een keer, maar meerdere keren. Nu, we kunnen ook
denken aan iemand als M. Declerq die zich in het spoor van Guy Verhofstadt in
de kijker kon werken, maar alvast ideologisch even weinig boeiende
perspectieven weet te bieden. Nationalisme is geen vijand het liberalisme, want
het was toevallig wel het liberale burgerdom dat het nationalisme voeding gaf,
waar Henri Pirenne wellicht een van de beste voorbeelden van is. Aan de andere
kant zijn er ook andere voorbeelden van politici die meelopen in de slipstream
van anderen en er vooral voor kiezen het eigen oordeel op te schorten tot de
grote kans komt. Intelligent is dat wel natuurlijk, of men zo een bijdrage
levert aan het politieke blijft maar de vraag. We zijn de laatste om te beweren
dat het getuigt van een kritische geest wanneer men telkens weer de visie van
anderen onder vuur neemt en vooral de machtigste partij in het karspel, een
middeleeuwse naam voor de eigen parochie, jent.
Neem nu een van die mensen die voor mij een
tragische held is, Michaïl Gorbatsjov, die zich jarenlang vooral gedeisd hield,
maar eens aan de macht de basisregels van de Breznievdoctrine, die meer
behelsde dan het behoud van het pakt van Warschau, maar ook en vooral het behoud van de
bestaande toestand, ook wel de stagnatie genoemd, onderuit haalde. Chroesjtjov – we nemen hier de spelling van
Wikipedia over – was onder Stalin een mannetjesputter en wist het quotum van te
liquideren partijcommissarissen en zo ver te overschrijden, 55.000 in plaats
van 50.000 personen en tijdens WO II was hij luitenant-generaal en politiek
commissaris in de slag om Stalingrad. Men weet dus dat deze man een volgeling
was, die via de vrouw van caesar toegang had tot Stalin, maar uiteindelijk in
1956 zorgvuldig uitspelde wat Stalin had uitgevreten.
Trouw, loyaal uitvoeren en toch een “verrader”
blijken? Het is een van de moeilijke situaties waarin mensen vermalen worden,
maar sommigen wekken slechts de indruk dociel te zijn, want hoe stringenter het
proces van onderwerping, hoe moeilijker het is om ongeschonden door het proces
te gaan. Dat is wat er ons toe aanzet onze vragen te stellen bij het handelen en
optreden van de heer… enfin de man die tot twee keer toe aan vervolging voor
aanranding van de eerbaarheid en/of verkrachting kon ontsnappen, wegens
onbetrouwbare slachtoffers of verjaring.
De kans is groot dat we deze methode telkens
weer zien opduiken, omdat we beseffen dat de werking van justitie in de loop
van de jaren een beroerd rapport kan voorleggen. Natuurlijk moet men moord en
doodslag vervolgen, natuurlijk moet men criminaliteit, kleine en grote aan
banden zien te leggen, maar ook en vooral is het duidelijk dat men de
machtsverhoudingen in de samenleving bij justitie steeds meer respecteert. In
deze optiek betreur ik dat men de lessen van de Amerikaanse en de Franse
revolutie steeds meer negeert. De idee van Voltaire om de bestaande
verhoudingen te doorbreken in enkele beruchte rechtszaken waar het procesrecht
en de strafvordering de bestaande verhoudingen in stand werden gehouden en
justitie niet zocht naar de waarheid, maar de juridische waarheid in mooie
vormen en formele justitiële termen kon gieten,
trekt ons wel aan. Helaas moeten we vaststellen in de zaak van onze grijzende
en grijnzende eminentie justitie de daden van de man niet wilde vervolgen, noch
in de VS, noch in Frankrijk. En ook in België zien we hoe moeilijk het is om
“the powers that be” onder vuur te nemen, want al kan het zijn dat de
klokkenluiders in Hasselt niet helemaal zuiver op de graat zijn, de politietop
was al helemaal het noorden bijster en dat de procureur des konings, het
Openbaar ministerie mensen monddicht wilde maken tart elke verbeelding.
Er is macht, er is overmacht, maar er horen
instellingen te zijn die erin slagen die de zittende macht tegen het licht
houdt want daarvoor hebben we een parlement, daarvoor hebben we een
onafhankelijke justitie, dat wil zeggen dat magistraten, noch het OM, noch de
onderzoeksrechter en ook niet de zetelende rechter, c.q. de voorzitter of de
jury zich gelegen mogen laten liggen aan de persoon van de verdachte. Het is
van belang deze opvatting in ere te houden en dus is het nodig, denken we dat
ook grijzende en grijnzende eminenties tegen het licht gehouden worden. Mocht
de integriteit van individuele personen geraakt zijn, dan zijn er weinig
redenen om er geen proces van te maken, wie de betichte ook is. Dat is wat
velen vandaag stoort en het vertrouwen in het justitiële systeem afbreekt.
Justitie werd, middels de scheiding der machten
de instantie om de zittende macht onder vuur te nemen als daar aanleiding toe
zou zijn, maar we moeten vaststellen dat justitie wel zielepoten als dat
Limburgse meisje in de parachutemoord kan veroordelen maar geen voorzitter van
een bank die mensen bewust onvolledig informeerde over de stand van zaken om
hen op te roepen te investeren in Fortis. Moord is erg, zo wist Plato, of
Socrates ons te overtuigen en er is weinig aanleiding toe die visie zomaar
opzij te schuiven. Maar zoals Hannah Arendt terecht voorop stelt, moeten we ook
begrijpen dat moord niet per se de ergste misdaad hoeft te zijn. Over de
uitspraak van de jury in de zaak Roland Jansen zullen we eerlang horen, maar de
kans dat hij niet schuldig bevonden wordt aan drie moorden en twee
verkrachtingen – we zouden zelfs kunnen denken dat er drie verkrachtingen
plaats hadden, maar we hebben geen gegevens daarover – maar er is geen
vervolging van mensen van een bank. Eerlijk is eerlijk, de zaak Beaulieu hadden
we ook liever anders zien eindigen, maar hier schiet de rechtspraak pas echt
tekort omdat de zaak veel te lang heeft aangesleept en een aantal facetten, de
redding van een bedrijf in volle economische crisis, Fabelta Zwijnaarde, was
voor de politici het minste wat men kon doen, zodat vervolging terecht was
geweest maar zonder grond was omdat men de kost accepteerde.
En dus kan men geen reden vinden om de daden
van een persoon jegens anderen, twee dames, niet te vervolgen, want hier is het
maatschappelijk belang in het geding dat men geen afbreuk doet aan de
integriteit van andere personen. Het blijft dus betreurenswaardig dat
contextuele omstandigheden zo een belangwekkend proces geen plaats kan hebben.
Nu wordt het machisme van domme kloten niet ter discussie gesteld. Leuk is het
om over schandalen te spreken, maar deze figuur roept vragen op. Nog eens, een
politicus die een dame en volksvertegenwoordiger van een andere partij
bezwangert, moet zich tijdelijk terug trekken, niet voor het zingen de kerk
uitgaan, wel het parlement, evenals de dame, want hoe intelligent ook, hun
persoonlijke integriteit staat op het spel. Het spijt mij vreselijk maar dit is
geen moreel oordeel, wel de vaststelling dat politici in politicis politiek
moeten handelen en niet amoureus. Ook hier speelt macht en verleiding van de
macht mee. En dat valt niet te ontkennen, wat Henri, Hendrik of Rik Daems ook
hiertegen in te brengen heeft. Voor de jonge Schiltz hebben we iets meer
consideratie, want die was nog, denken we, vrijgezel maar ook hier speelt
betrouwbaarheid mee. Seks is een particuliere zaak, maar politici hebben een
belangwekkende opdracht en dan kan men het zich niet veroorloven zomaar te
rotzooien. Te jonge politici hebben nog een heel leven te gaan en dat
verhindert de liefde niet.
Het punt is dat we ethiek zijn gaan begrijpen
als een set leefregels die ons helpen onszelf goed te voelen. Als we goed doen,
zo klinkt het soms, dan willen we ons ook goed voelen. De gave om niets, dat is
verloren moeite. We hebben oog voor zaken zoals die rond de moordenaar RJ, al
moet het vonnis nog geveld worden. De kans dat we inzien dat dit voor de
betrokkenen een ramp is, maar dat dit soort gedrag niet zomaar vermeden kan
worden. Bernard Mandeville heeft zich gebogen over de vraag wat er zou gebeuren
als iedereen deugdzaam zou zijn in de betekenis dat niemand fouten zou maken.
De wereld, meent hij, gaat aan deugd ten onder. Gegeven de crisis die we meemaken, merken we
bij sommigen een attitude van onverschilligheid voor het algemeen belang en dan
gaat het niet om grote morele principes als solidariteit, maar om de gedachte
dat onze samenlevingen niet kunnen blijven functioneren volgens de bestaande
ratio’s die banken, beleggers en anderen volgen. Het zou niet zo heel erg zijn
als er een beter morgen te verwachten viel, maar we hebben de indruk dat er
heel weinig kansen zijn dat we met de huidige procedures en verwachtingen uit
de infernale dans op de vulkaan kunnen stappen. Het mag zo zijn dat de cijfers
niet liegen, het blijft zo dat we ons moeten afvragen of de groei als zodanig,
die zelfs tot in de cultuur van belang blijkt, moeten blijven zien als
doorslaggevend argument.
Stilstaan zegt men is achteruit gaan, maar
misschien moeten we gaan nadenken of de economie nog wel die groei aankan en of
de samenleving daar nog verder tegen bestand is. Helaas zijn al onze
paradigma’s en procedures nu precies gericht op groei. De idee dat geld kan
groeien, door rente, was een van de elementen die de westerse cultuur gevormd
heeft en mee de basis legde voor een algemene groei van welvaart en welzijn.
Hierover moet men niet gek doen, want er zijn weinig argumenten voor handen om
deze these te weerleggen. De humaniora en vormen van humanisme zijn maar uit de
abdijen en kathedralen gekomen, toen de stad als samenlevingvorm de samenleving
ging bepalen, zoals in Vlaanderen vanaf de 12de, 13de
eeuw het geval was. Want de boeren werden minder horig naarmate de economie
meer op geld en minder op dienstbaarheden gebaseerd was. De ontdekking van de
wereld, ook al begonnen in de 13de eeuw met de reizen naar China en
vervolgens de pogingen door onder andere de Portugezen de kust van Afrika te
exploreren heeft die dynamiek verder gezet. De cultuur ging leven, groeide en
ontwikkelde zich maar men kan hier zowel de snelheid van accentueren als de
feitelijke geleidelijkheid, in de tijd en in de ruimte. Pas in de 18de
eeuw, kan men stellen zorgden een landbouwrevolutie in Engeland en in
Vlaanderen – opnieuw – voor een groeispurt, die mee de basis legde voor een
industriële ontwikkeling. Die industriële fase is als massaal fenomeen voorbij,
maar toch blijft men producten nodig hebben, ook al omdat de levensverwachting
van de mens is toegenomen. Dus ja, het ging snel, maar ook weer niet altijd in
de ervaring van de betrokkenen. De kwestie die zich dan ook stelt is of we nu
een andere benadering kunnen ontwikkelen die op de een of andere manier
gelijkenissen vertoont met die geleidelijke ontwikkeling die zichzelf stuwde.
Een van de redenen waarom we de indruk hebben
dat we nu een crisis beleven, werd door onder andere Geert Noels al voor de
bankencrisis van 2008 aangegeven, dat is, zo vertalen wij het dan, dat de
economie moet groeien, ten koste van alles. Zoals we al zegden, men kan in de
geschiedenis opmerken dat de groei die in de 18de eeuw tot stand
kwam het gevolg was van vele actoren die hun eigen wegen gingen en dus dat de
economische groei een gevolg was van de inherente dynamiek in de samenleving.
Vandaag zou men kunnen stellen is de groei zozeer een doel dat ze op alle
mogelijke manieren op gang moet worden gehouden. Als we dus die obsessie laten
voor wat ze is, maar proberen met de middelen die we hebben verder aan de
ontplooiing van het individu en de samenleving te werken, niet enkel in Europa,
maar wereldwijd. Relatieve verarming hoeft men wellicht niet te vrezen. Maar
als we de huidige benaderingen handhaven, valt werkelijke verarming moeilijk
uit te sluiten.
Hoewel abstract denken best nuttig is, blijkt
dat men over het handelen van individuen en groepen vooral in abstracte termen
te denken. De vrijheid, zo stellen wijze lieden is een illusie. Ons gedrag is
volkomen gedetermineerd, want het brein bepaalt alles. Uiteraard bepaalt het
brein ons handelen, maar het is in deze wel zo nuttig de onderscheiden die
Hannah Arendt heeft aangebracht tussen werken, arbeiden en handelen, waarbij
zij ook een hiërarchie zag. Handelen heeft dan te maken met het politieke, maar
men zou kunnen stellen dat handelen te maken heeft daden of bezigheden die niet
per se met het overleven te maken hebben, met reproductie of het vervullen van
de primaire noden. Men kan natuurlijk opwerpen dat dit wel een heel brede
betekenis meegeeft aan die term en zo Arendt onderuit gehaald wordt, maar
tegelijk is het wel zo dat werken (om den brode) en arbeiden, het maken van
dingen voor gebruik of voor het versieren van het leven niet minder belangrijk
zijn, maar door de technologische evolutie anders functioneren dan in de jaren
vijftig en sowieso dan in oudere tijden. Van de set apparaten die ons leven
kwaliteit geven, van vaatwasmachines, stofzuigers tot centrale verwarming kan
men zeggen dat het veel werk heeft uitgeschakeld. Maar tegelijk moeten die
apparaten gemaakt worden. Anders dan de vakman die eeuwen lang instond voor het
maken van vaten, meubels, wagens en koetsen, het weven van stoffen of het malen
van het graan, het bouwen van molens, windmolens en rosmolens, watermolens…
worden vele van die apparaten gemaakt in fabrieken, gebruiken we kunststoffen,
zoals plastics en andere om de apparaten in te behuizen. Dat alles levert ons
een ongekende luxe op dat vele klussen gedaan worden terwijl we iets anders
kunnen doen. Maar komen we daar ook altijd toe? En bovendien, heeft de arbeider
nog het plezier aan zijn werk, de vreugde in de arbeid zoals Hendrik de Man dat
zag? Voor een deel blijkt zich daar een probleem voor te doen, dat mensen hun
werk als een noodzakelijk kwaad zien, om den brode, maar niet altijd veel
vreugde eruit weten te putten.
In die zin is de visie van Nussbaum, die de
humaniora stelt tegenover de groeigerichte economie naar ons inzicht niet
helemaal correct. Ik denk, maar het zal wellicht stof tot discussie vormen dat
in de beste der mogelijke werelden juist die fenomenale toename van middelen om
ons leven gemakkelijker te maken juist de groei en toename van de kennis bij de
personen even goed van belang is, net om verveling, vervreemding ook te
vermijden. De idee dat we moeten groeien om de groei en dus technologische innovatie
moeten nastreven, leidt tot veel geblaat
maar weinig wol. Het omgekeerde, zoals in het geval van Darwin en Alexander von
Humboldt het geval was, waar die mensen door hun welstand vrijgesteld waren van
arbeid, maakte het mogelijk dat zij een bezigheid vonden in de wetenschappen en
daar na gedane studies inderdaad deels vrijblijvend mee doende waren. Maar de
resultaten waren wel opmerkelijk.
Men kan het mij euvel duiden, maar ik denk dat we vandaag meer van die houding nodig
hebben, niet het moeten maar gewoon doen, kan het leven waardevol maken. Nu
weten we wel dat meer mensen zo leven dan we denken, mensen die inderdaad een
zekere mate van ongedwongen bezig zijn hoog aanslaan en zo hun tijd weten te
verbeiden zonder zich vervreemd of verveeld te weten. Van belang is, denk ik
dat we moeten begrijpen, kunnen begrijpen dat de humaniora, het zelfstandig
denken over hangende kwesties niet het privilegie kan zijn van experten.
Levenskunst, schreef Joep Dohmen, is een bepaalde houding, meer nog een
praktijk en men hoeft inderdaad niet gestudeerd te hebben om de levenskunst te
beheersen, meer nog, soms lijkt studie ons af te leiden van de basisvoorwaarden
voor het goede leven. Maar als studeren alleen op nuttigheid en efficiëntie
gericht is, dan riskeren we te verdwalen in het bos van de feitjes, zonder per
se aanknopingspunten ter beschikking te hebben. Faust in die zin een boeiende
figuur, want hij begrijpt, pas laattijdig, dat het leven niet altijd op het
doen alleen gericht kan zijn. Als hij de grote polder heeft aangelegd, kan hij
toch plots de gedachte toelaten dat het goed en schoon is. Die eindeloze
dadendrift bekomt hem overigens niet zo heel goed, want hij verliest contact
met het leven en verlustigt zich in Margareta, Gretchen, om haar daarna te
laten versukkelen. En als hij de Keizer het middel bij uitstek aanreikt,
papiergeld, om de schatkist opnieuw gevuld te krijgen, dan beleeft hij daar
niet echt genoegen aan.
Het goede leven, dat zijn we met Nussbaum eens,
vergt van ons dat we niet enkel met het nuttige bezig zijn, maar dat we ook
nadenken over wat goed en passend kan zijn. Dan is nuance gepast en niet een “Ja
dan neen-benadering”. Vandaar dat we onze kritiek op haar in die zin wel scherp
stellen: men moet niet denken of dromen dat humaniora tegenover economische
inzichten in moeten gaan. Men dient juist voldoende beslagen op het ijs te
komen van de vraagstukken die onze samenleving kenmerken. Eenvoudige
oplossingen lijken aanlokkelijk, de schuld afschuiven op anderen ook, maar in
het algemeen denk ik dat dit weinig soelaas biedt. In die zin is haar pleidooi
voor de humane studies zeker belangrijk omdat het excessieve benaderingen
uitsluit. In die zin heeft Aristoteles ons een interessante idee aan de hand
gedaan, namelijk dat de matiging in de benadering vergt dat we de hangende
kwesties goed afwegen. Maar ook kan het zijn dat we bepaalde problemen niet
altijd zomaar kunnen oplossen.
Politici, journalisten en ander schoon
mediavolk maar ook de burgers vandaag lijken zich te vermeien in pueriel
taalgebruik, infantiele voorstellingen van de wereld ook. Busch jr. was daar
een typisch voorbeeld van, maar ook onze grijze en grijnzende excellentie lijkt
zich er niet van bewust dat hij zijn vorm van omgaan met dames niet anders dan
infantiel genoemd kan worden. Aan de andere kant, als dames en sommige heren
eisen dat er meer vrouwen in raden van bestuur moeten zitten, kan dat ook best
infantiel zijn. Sommige vrouwen zijn mannelijker dan mannen leuk vinden en
omgekeerd is het mannelijke element niet altijd zo basaal als die dames het
voorstellen. Maar onze wereldbankier weet natuurlijk dat hij superieur moet
zijn en dat in de gegeven omstandigheden niet altijd kan realiseren. Want
politici horen het niet graag, ook managers niet, dat hun handelen in wezen
virtueel en zelfs futiel blijkt. Zeker als de activiteit soms zeer ver staat
van de core business kan blijken dat men onbedoeld die eigen activiteit
vernietigt, terwijl men dat perfect kan verantwoorden. Alleen is die
verantwoording wel eens lastig.
Daarom is het van belang dat we nog het
politieke, noch het economische maar evenmin het culturele als onafhankelijke
bestanddelen van het leven van de samenleving en van de individuen benaderen.
De verwevenheid is zo dat het niet altijd duidelijk is of bijvoorbeeld zonder
technologische veranderingen, de boekdrukkunst of recent, de gemakkelijk te
consulteren data via het internet op onze smartphone onze kennis en onze
inzichten zo uitgebreid en complex zouden zijn. Alleen valt het op dat men
Alfawetenschappen al eens wegzet als een linkse bezigheid, terwijl toch
duidelijk mag zijn dat de goede burger, altijd al, ook beslagen was in de
dingen van de geest. Wilhelm Meister en zijn vriend, zwager ook, Werner behoren
tot de burgerstand en hebben tegelijk een verschillende kijk op de business,
want Wilhelm wil zijn leven maken en niet teren op de verdiensten van zijn
voorgangers, Werner wil net wel zakenman zijn en zal dat ook rustig, met succes
realiseren. Maar de waarde van de dingen, zo blijkt uiteindelijk is hem ook
niet vreemd. Het is bizar en zeer oubollig te blijven doen alsof de zakenman een
saaie boekhouder is. In sommige gevallen is dat zo, maar als we iemand als Tony
Herbert onder de loep nemen, dan blijkt dat hij en met hem anderen, moeilijk
valt het te becijferen hoeveel, juist wel aandacht had voor de letteren en de
kunsten.
Natuurlijk moeten politici en ondernemers
beseffen dat de kunsten, de letteren maar ook muziek en schone kunsten deel
uitmaken van onze leefwereld. Het belang ervan, voor de creativiteit en
ondernemingszin lijkt men wel eens te onderschatten. Overigens was Johann Sebastian
Bach geen onnuttig lid van de gemeenschap. Ik neem daarom aan dat onze cultuur
wel degelijk een essentieel deel is van ons bestaan en dat men niet moet doen
alsof het allemaal nutteloos zou zijn. Voor de kwaliteit van leven, denk ik, is
het belangrijk dat mensen niet enkel met het dagelijkse brood bezig zijn, maar
ook over de mogelijkheden beschikken er meer mee aan te vangen. Aan de andere
kant denk ik dat men Martha Nussbaum niet moet verwijten dat zij daar een
moraliserende dimensie aan geeft. Het is geweten dat Adolf Eichmann viool
speelde in een kwartet en zich helemaal gedroeg als een Duitse burger, wat hem
inderdaad kleurloos, banaal maakte als mens. Wat hij deed was van een andere
orde. Wie zich met de letteren, met de wijsbegeerte inlaat, wordt er niet per
se een beter mens door. Als je de speaches beluisterde van Busch zaten die vol
referenties naar de cultuur van zijn publiek en men kan zijn vrouw die
bibliothecaresse was, kan men niet aanwrijven cultuurloos te zijn. Wel is het
zo dat het burgerlijke, zoals ook Tony Judt dat begreep, gebaat is met een
goede toegang tot de kunsten en wetenschappen. Alleen, beide weten zeer goed
aan te geven dat die toegang een ding is, de wijze waarop we ermee omgaan,
altijd nog een persoonlijke zaak is.
We hebben het essay over dit boek aangesneden
met een referentie naar een politicus en topfiguur van het IMF omdat we denken
dat het uitkiezen van een levenspad niet altijd volkomen vrij is, maar dat
mensen hun verhouding tot anderen wel kunnen bepalen. In die zin heeft Nussbaum
gelijk dat goede kennis en scholing, maar ook vorming in de betekenis van het
verkennen van de mogelijkheden van het leven wel nuttig en goed is. Nussbaum
schrijft ook over de inzichten die psychiaters en pedagogen hebben ontwikkeld
over de mogelijkheden van de persoon met de eigen condition humaine om te
springen. Vandaag, zoals ook al een generatie geleden het geval was, willen
mensen hierover zekerheden, om hun eigen positie te bepalen. Zelfhulpboeken
zijn een uiting, maar het feit dat de debatcultuur zich niet ontwikkeld heeft
in een meer genuanceerde vorm, maar integendeel eerder verhardde en zelfs meer
dan ooit met pseudozekerheden wordt gevoerd, komt mij ook symptomatisch over.
De waarde van de alfawetenschappen in samenhang met de bètawetenschappen, zoals
Jean-Paul Vanbendegem schreef in “Hamlet of Entropie” kan men niet genoeg
benadrukken. Maar dan kan men ook vaststellen dat onderwijs, vooral als het
hardnekkig gericht is op het produceren van bruikbare krachten voor de administratie
en het beleid, zoals het onderwijs in de achttiende eeuw functioneerde heeft
mensen als Rousseau, Voltaire, Diderot, Adam Smith en andere leden van die
groep Schotse Verlichtingsfilosofen, die nu net dachten over het nut en het
belang van nuttige kennis voorop stelden.
Besluit kan dus zijn dat we het met Nussbaum
niet helemaal eens zijn in haar kritiek op het economische winstprincipe, maar
dat we het er wel mee eens zijn dat de kennis die de alfawetenschappen wel
degelijk hun nut hebben, voor het individu en de samenleving. De overheden
kunnen dus inderdaad niet anders dan investeren in onderwijs, maar ook
bijvoorbeeld, zeker als er een publieke omroep is, zou het goed zijn dat men
meer aandacht besteden wilde aan die algemene vorming. Maar finaal zijn we het
zelf die er dan vorm en betekenis aan geven en dus zal zo een pleidooi maar
aanslaan als we minder de wetenschappen tegen elkaar uitspelen, maar het zien
als een gezamenlijk project, waar wie het kan best zoveel mogelijk kan
opsteken. Wiskunde als saai voorstellen of historische taalkunde als
bezigheidstherapie komt mij weinig doordacht voor en ik heb er dan ook geen
boodschap aan. Of iedereen op al die terreinen kan excelleren is niet de
kwestie, wel of iemand gevoelig kan gemaakt worden voor inzichten uit andere
benaderingen. Finaal, denk ik dan, zijn alle wetenschappen, in de schoot van de
filosofie ontstaan maar is dat bewustzijn nu wel helemaal verzonken. Thales en
Archimedes? Die waren ook bezig met wiskunde en technologie, maar zijn gekend
als filosofen. Newton noemde zijn studie van de zwaartekracht en de fysica in
het algemeen “Philosophiae naturalis principia mathematicae” en zijn Franse
vertaalster, de geliefde van Voltaire, liet zich ook uit over filosofische
onderwerpen en religie. Emilie de Chatelet blijft voor mij een ontdekking waar
ik wel eens warm van wordt. En dan kan ik ook niet heen om die andere gedachte,
namelijk dat de jongeren die zich in de Witte Roos hadden verzameld en kritiek
leverden op Adolf Hitler, juist vanuit de filosofie hun argumenten ontwikkelden
om anderen aan te zetten in opstand te komen tegen het regime. De filosofie is
dus inderdaad belangrijk voor de burger om zich een weg in dit leven te zoeken
en tegelijk biedt het de mogelijkheid voor het bestel, rekenend op de inzichten
van de burgers, om inderdaad excessen als het Stalinisme, Nazisme en
autoritarisme te vermijden. Maar die problemen dienen zich vandaag ook aan, we
bedoelen de problemen die toen tot de machtsgreep van Franco, Hitler en de
anderen geleid hebben. Democratie werkt niet zonder burgers die goed onderlegd
ook doordacht kunnen handelen.
We zullen aan dit boek nog aandacht besteden, maar deze kanttekeningen betreffen vooral de vaststelling dat het marktsysteem zoals we het kennen niet per se tegen de cultuur gericht moet zijn, meer nog, als men, zoals sommigen ook wel voorhouden, de markt ziet als een systeem dat alleen gericht is op het genereren van winst, maar de algemene vorming, menswording, humaniora negeert, dan, zoals nu ook al eens het geval is, krijgen we discussies die zozeer een loopgravenoorlog blijkt, dat men er niet verder mee komt, zal dat ook het creatieve aspect van de economie ondergraven.
Bart Haers
Vrijdag 14 oktober 2014
Reacties
Een reactie posten