Kwaliteit van het debat


Politiek en samenleving

Verering en aanbidding
van de Leider
tegen overspannen verwachtingen

Op mijn “pleidooi voor een sterker debat” kreeg ik de reactie dat ik de naam van de hoogleraar en filosoof had kunnen vervangen door die van een zwaarwichtig partijvoorzitter – laten we niet flauw doen, het kan alleen om Bart de Wever gaan – en de tekst zou niet zo veel aanpassing behoeven. Dus, concludeerde de anonieme schrijver was het een zaak van hero bashing. Ik denk niet dat het goed is, noch voor Etienne Vermeersch, noch voor Bart de Wever dat zij te veel het voorwerp van verering en idolatrie worden, want in beide gevallen bestaat het risico dat zij de band met de realiteit zouden verliezen. In de kunsten ziet men dat wel vaker, maar in de politiek en op de intellectuele bühne heeft dat al vaker tot misstanden geleid.

Het was en is dan ook niet mijn bedoeling om de heer Etienne Vermeersch aan te vallen, wel om aan te geven dat sommigen te zeer aan zijn lippen hangen. Het debat over de vrije wil schat Vermeersch immers anders in dan bijvoorbeeld Jan Verplaetse, die net argumenteert dat vrije wil zelfs geen illusie is, maar gewoon onbestaande. Daaruit concludeert hij ook dat verantwoordelijkheid niet bestaat en dat bijgevolg de rechtbank geen gronden heeft om iemand te veroordelen voor moord en doodslag. Dat onze samenleving gebaseerd is op net die noties van verantwoording en schuld, maar ook op noties als ambitie en kwaliteit (van leven) draagt ertoe bij dat deze inzichten zeer controversieel zijn. Toch worden zij geponeerd met een bombast dat we niet dan als evident moeten beschouwen, dat vrijheid dus zelfs geen illusie zou zijn. Maar deze discussies worden niet of nauwelijks gevoerd. Peter Bieri schreef een interessant werk, “Het handwerk van de Vrijheid” om aan te geven dat vrije wil niet enkel een complex begrip is, maar ook dat het inderdaad niet evident is zich te bevrijden van dwangneuroses en maatschappelijke verwachtingen. Helaas kreeg het boek in Vlaanderen weinig aandacht in de brede media. Toch is het vraagstuk boeiend genoeg omdat onze cultuur erop is gebaseerd en ervan doordesemd. Peter Sloterdijk kan zijn essay “je moet je leven veranderen” niet schrijven als hij niet gelooft dat dit mogelijk is. Men heeft in dat boek een pleidooi voor meer ecologische benaderingen van de vraagstukken van deze tijd gezien, maar ik denk dat Peter Sloterdijk vooral de gedachte tot uitdrukking brengt die ook Marc de Kesel in zijn werk, “Goden Breken” heeft geformuleerd: il faut être absolument moderne.

Dat betekent dan vooral dat men zich moet trainen om de werkelijkheid aan te pakken zonder de vertrouwen wekkende idee dat we de oplossing bij de hand hebben, maar aan de specifieke omstandigheden een specifieke benadering en dus oplossing kunnen geven.

Nu is die idee van Arthur Rimbaud sindsdien en tot vandaag vaak vertaald als een oproep om te breken met alle traditie en met de bestaande vormen, zeker in de kunsten, terwijl Rimbaud, voor zover we er iets van begrijpen, de oproep deed omdat teveel kunst volgens hem misschien wel huisvlijt liet blijken, maar niet altijd pertinent de actualiteit vertaalde. In een essay dat ik vond op het net, onder copyright van Pierre Macherey blijkt hoe complex die oproep van Rimbaud wel is en dat moderniteit zelf een aanzet tot tijdloosheid kan zijn. In de kunsten, zeker de beeldende kunsten zien we dat sommigen die moderniteit in de kunst, zelfs de postmoderniteit gaan hanteren in een eenduidige richting, waarbij men alleen maar kan hopen hopeloos origineel te zijn. Dat dit tot een soort vertoningen kan leiden die van alle esthetische en andere humane kwaliteiten gespeend te zijn, wist Hubert Lampo al toen hij “de komst van Joachim Stiller” schreef, maar roman en auteur bestaan in de canons van de brede media niet meer.

Het is in het licht van die moderniteit en de discussie erover dat we ons afvragen waarom men anno 2011, hoewel het proces eeuwig blijkt, zo sterk kan hechten aan wat specifieke personen zeggen, zozeer dat de meningen van anderen er niet toe doen. De keerzijde is duidelijk, namelijk dat sommigen dan helemaal niets goed kunnen doen of zeggen. Voor nuance lijkt er in het spanningsveld tussen verering en verguizing geen sprake. Zowel Bart de Wever als Etienne Vermeersch blijken in die sfeer terecht te zijn gekomen. Als Prof. em. Dr. Etienne Vermeersch zijn licht laat schijnen over de gevaren van een blijvende groei van de wereldbevolking, dan mag Oscar van den Boogaard daar geen kritiek op geven. Nu vind ik dat men de problematiek ook moet benaderen vanuit de cultuur zelf waarin de ongeremde bevolkingstoename zich voordoet. In China past men, om Francis Fukuyama te citeren het klassieke Chinese legalisme toe, dat wil zeggen dat de overheid, of het nu voorheen de keizer was dan wel de Partij is, zaken kan opleggen aan de onderdanen zonder dat zij daar veel kunnen tegenin brengen. Dat past in het discours over verantwoording als belangrijk aspect van de politieke ontwikkeling. In andere delen van de wereld kan men maar beter proberen te handelen vanuit de rechtsorde, die min of meer op de Europese concepten is ontwikkeld, maar niet altijd wortel heeft geschoten. In die zin is het verwijt van fascistoïde aanpak aan het adres van Etienne Vermeersch overtrokken, maar anderzijds kan de UNO, kunnen geen NGO’s de bevolking benaderen van Nigeria of andere landen in Afrika om hun vruchtbaarheid niet ongeremd te laten werken. Men zal meer argumenten vanuit de eigen (Islamitische, vooroudervereringgerichte) cultuur, gekoppeld aan eigen tradities moeten ontwikkelen, wil men bereiken dat mensen niet zonder meer kinderen op de wereld zetten. Een ander element in de discussie is natuurlijk dat waar voorheen en zonder medische en hygiënische hulp vrouwen niet zomaar veel kinderen op de wereld zetten en bovendien ook nog eens een keer moesten meemaken dat niet alle kinderen de volwassen leeftijd bereikten. Ook dit hangt af van regio tot regio, maar de toepassing van de geneeskunde om kindersterfte te voorkomen komt voort uit een ethisch plichtsbesef. Alleen is het probleem dat er weinig gedaan wordt of kan worden om ook de economische parameters van die samenlevingen zo te wijzigen dat die kinderen niet in armoede en zonder kansen op onderwijs moeten opgroeien.

Kortom, de ethische vereiste mensen in nood te helpen brengt wel eens meer problemen dan ze er oplost. Wil men op een humane manier de bevolkingsaangroei in landen als Congo of Nigeria beperken, dan zal dat niet met wetten of oekazes kunnen, zonder verantwoording kan men die mensen er niet toe brengen hun gewoonten en visies te veranderen. In die zin is het nuttig na te denken over hoe we met het ecosysteem om zullen springen, want ook dat is een deel van het probleem en ook hier zien we hoe bepaalde reddingsacties om diersoorten van uitsterven te vrijwaren weer andere en soms complexe gevolgen met zich brengen. Men moet het niet nalaten, maar wel proberen ook andere aspecten van de zaak onder ogen te zien en te kijken hoe men nadelige gevolgen of ongewenste neveneffecten onder controle kan houden.  

Ook voor N-VA en dan vooral Bart De Wever geldt dus dat partij en persoon zozeer verguisd of aanbeden worden dat elke uitspraak uitvergroot of gebanaliseerd wordt met het oog op het verguizen dan wel verheerlijken. Dat maakt het moeilijk voor de man en vaak ook de partij om ernstig genomen te worden en een plan van aanpak ter discussie te stellen. Er is geen middelterm en dus is het alles of niets. De tegenstanders die er veel voor over hebben de man en diens partij te beschadigen, vergeten dat zijzelf ook voorwerp zijn van controverse en vaak het omgekeerde bereiken van wat ze voor ogen hebben. Dat is alvast gebleken bij de verkiezingen van juni 2010 en ook bij opiniepeilingen die sindsdien zijn gepubliceerd is dat nog aan de orde geweest.

Het punt is natuurlijk dat we in een Vlaanderen vandaag blijkbaar met een polarisering te maken hebben die enerzijds rechts tegen links plaatst, maar ook een intellectuele coterie die per se een aantal adagia willen blijven herhalen over het gevaar van het nationalisme, het belang van solidariteit en het edele van het kosmopolitisme. Leggen we dit alles bij elkaar en merken we op dat bijvoorbeeld Bart Brinkman in De Standaard een duiding publiceert van een uitspraak van Bart De Wever als zou plots een staatshervorming niet meer hoeven alvorens in een regering te stappen. Ook Luk Huysse had het daar gisteren over op Radio 1 in Joos. Eens te meer illustreert het forum hoe verdeeld de opinies zijn en hoe weinig ruimte er is voor nuance of middeltermen.

Dat die intellectuele coterie, die men ook wel eens intellectuele elite pleegt te noemen, per se en verstokt alles wat naar Flamingantisme riekt uitbannen als bekrompen, gevaarlijk en getuigend van eng denken, draagt ertoe bij dat hun discours niet alleen bestoft lijkt, maar ook gevaarlijk getuigt van eng denken en alles behalve spannend of vernieuwend is. Terwijl in Nederlanden auteurs als Paul Scheffer en René Cuperus zich niet te beroerd tonen om adagia van links terzijde te schuiven om een beter zicht op de werkelijkheid te krijgen, zien we dat bij ons auteurs en denkers als Dave Sindardet, Marc Hooghe of Luc Huysse zich nauwelijks uit de veste van hun door de ideologie gesanctioneerde inzichten durven te bewegen. Dat is anders voor Etienne Vermeersch of  Frank Vandenbroucke, die ook durft in te gaan tegen aannames die de toets van de kritiek niet verdragen.

Bart de Wever wordt verweten de keffer van Voka te zijn en erger nog, ethisch een conservatief mens- en wereldbeeld te verdedigen, terwijl velen in zijn columns een inspiratie vinden voor hun eigen denken over de toestand. In het stuk over  het voorstel van Ingrid Lieten, minister voor de coalitiegenoot van N-VA, SP-a om op de openbare zender een Belgische versie van Spuiten en Slikken te laten maken, pleit Bart De Wever voor vernieuwde aandacht voor de volksopvoedende rol van de openbare omroep. Dat werd hem, zoals viel te verwachten niet in dank afgenomen. Nu, het programma bestaat al op de Nederlandse omroep BNN en iedereen kan er op zondag naar kijken. Redenen om er zich aan te ergeren zijn er misschien wel, maar als men het niet zien wil, kan men ook naar Brandpunt kijken, denk ik dan. Bovendien heeft 2B al verschillende jaren met dergelijke programma’s uitgepakt, maar is men daarvan terug gekomen. Dus, het bestaat en de openbare omroep hoeft er dus geen geld in te steken. Nu, als we de minister goed begrijpen wil zij jongeren boven de 14, 16 jaar opnieuw iets te bieden hebben om naar de openbare zender te kijken. Jongeren van die leeftijd zouden misschien meer hebben aan de goede films van Almodavar, Kenneth Brannagh of Jean-Luc Godard, Visconti of anderen. Films die over iets gingen en een verhaal brachten dan wel bestaande verhalen, toneelstukken opnieuw tot leven wekken. Mij staat een film voor ogen, met Romy Schneider, die in een schooltoneel Hamlet zou spelen, maar ik vind er weinig van terug. Nu goed, de discussie op het forum van DS gaat dus weer de gekende richting uit en de ene verguist dus Bart De Wever en vindt de idee van Lieten goed gevonden. De ander kan er dan niet over dat niemand anders dan Bart De Wever dit bedacht heeft en steunt hem in deze.

Dat er op de televisie al heel wat bagger te zien is, hoeft geen betoog. Dat men er zich graag in verlustigt de houding van de partijvoorzitter van N-VA voor te stellen is geen oud nieuws, sinds hij in DS een lans brak voor Edmund Burke. Deze Ierse jurist en filosoof die vindt dat de staat niet te krachtdadig moet ingrijpen in de samenleving omdat die samenleving wel weet hoe het hoort en wat goed is, dat wil zeggen, de mensen en vooral de bestuurlijke elite weet dit, kan inderdaad botsen met het voluntarisme van vooral linkse partijen. Terwijl sommigen dus De Wever verguizen om dit aanleunen bij het politieke conservatisme, zijn er anderen die net dit neoconservativisme aangrijpen om hun visie te staven. Nu is Burke geen neoconservatief en heeft ook Bart De Wever duidelijk geen uitstaans met die beweging, maar de stempel hanteren werkt blijkbaar bevrijdend en maakt elke verdere discussie overbodig.

Nu denk ik dat Edmund Burke in zijn tijd behoorlijk progressief was, maar niet op de manier die bijvoorbeeld Maximilien de Robespierre aan de dag legde en die velen de kop heeft gekost. Volgens sommigen was die Terreur nodig om de laatste resten van het Ancien Régime uit de weg te ruimen, maar, zeker in dit land, betekent dat doorgaans dat men ook de mening is toegedaan dat in de Zuidelijke Nederlanden dezelfde vorm van het Ancien Régime bestond, terwijl onder invloed van enerzijds de Gouverneurs en de Habsburgse keizers en anderzijds de boeren en burgers van dit land er al heel wat aan dat Ancien Régime veranderd was. Bovendien zou Jozef II merken dat de ene groep tegenstanders hem te ver vond gaan terwijl de andere vooral de mening was toegedaan dat hij niet ver genoeg ging. Het openbreken van de samenleving was al aangevat toen in 1796 de annexatie van de Habsburgse Nederlanden bij Frankrijk werd doorgevoerd en tijdelijk een oude droom van de Franse koningen zoals Filips IV in vervulling ging.

Wie kritiek brengt op de Franse Revolutie of de Verlichting meer acht dan enkele holle frasen over gelijkheid van man en vrouw, de scheiding van kerk en staat, krijgt uiteraard ook een stempel mee, terwijl zelden aan bod komt, zoals Philipp Blom wel deed in “het verdorven genootschap” hoe die filosofen die de Verlichting hebben gerealiseerd met elkaar in de clinch lagen. Hoewel men wel eens recensies kan lezen over de boeken van Jonathan Israël, die spreekt over een radicale Verlichting, met als toonbeeld Denis Diderot, versus een halfslachtige Aufklärung zoals Voltaire die zou vertegenwoordigen blijft ’s mans werk toch veelal onderbelicht. De scheidende term tussen Diderot en Voltaire zou geweest zijn dat de eerste fanatiek atheïst zou geweest zijn en de ander het geloof nuttig gevonden zou hebben voor de zwakke mens, die anders verloren zou lopen. Maar Diderot blijkt ook een strategische positie te hebben ingenomen en zou zijn atheïsme vooral daarom gearticuleerd hebben, omdat hij vond dat de macht van de Franse koning onbillijk groot was en gesanctioneerd werd door Gods genade. Vergeten we overigens niet dat de voorstelling van Louis XIV als Roi Soleil onder meer kan zijn voortgekomen uit de inzichten van Thomasso de Campanella, de auteur van een boek over de Zonnestad. Ook was Thomasso de auteur van een werk over atheïsme, waarin hij de monotheïstische godsgedachte afwees. Het is dus wellicht geen speling van het lot dat zowel Louis XIV als Diderot zich in die figuur herkenden. De een liet zich voorstellen als Zonnekoning en de andere werkte de idee van het atheïsme uit. Opmerkelijk is in deze context ook het feit dat Voltaire, als zoon van een lid van het Parlement, dat door Louis XV hervormd werd, zelf ook een tegenstander was van onder meer de veile ambtenarij in Frankrijk. We weten ook dat Voltaire met een nobele schurkenstreek een van de rijkste mensen van Frankrijk kon worden. Hij wist een staatsloterij, dat diende om de staatsbegroting te stijven, binnen te rijven, door in Parijs, met enkele companen het gerucht te verspreiden dat de loten waardeloos waren want de winnaars van de loterij zouden al bij voorbaat vastgelegen hebben. Door alle loten tegen een spotprijs aan te kopen, kon hij dus de pot binnenrijven en kon hij van dan af als een seigneur leven. Even belangrijk is dat hij de jurisdictie in Frankrijk niet enkel in betogen aan de kaak stelde, maar zich inzette om enkele juridische dwalingen aan te klagen en herziening van processen te voorkomen. Misschien is dat halfslachtig van de filosoof, die zich ook heeft gebogen over de Engelse samenleving en politiek, maar toch denk ik dat hij daarmee wel degelijk meer deed dan zomaar wat schone verhaaltjes te vertellen.

Ook van Etienne Vermeersch kan men vaststellen dat hij niet enkele vrome woorden spreekt, maar er ook naar handelt. Zijn discussie over de duurzame groei en samenlevingen die meer duurzaam omgaan met het milieu en de aardschatten, lijkt me zeer zinvol. Dat hij dan over de op het oog versnellende groei van de wereldbevolking enkele duidelijke voorstellen doet, ligt ook voor de hand. Zelf heb ik uiteen gezet dat men geen beleid kan ontwikkelen dat niet gevat is in de opvattingen van de betrokken samenlevingen, maar ik denk niet daarmee afbreuk te doen aan de naam en faam van de hoogleraar. Zo lijkt het me ook mogelijk de N-VA te steunen en tegelijk bepaalde oplossingen voor prangende problemen niet helemaal te delen. Bovendien is het probleem vaak dat bepaalde uitspraken of zinssneden een eigen leven gaan leiden, waardoor wat misschien slechts een overweging was, een vaststelling op grond waarvan een benadering ontwikkeld wordt.   

Men zou kunnen stellen dat we dezelfde fout maken als David van Reybrouck door te veel voor een consensuele besluitvorming te pleiten, voor een deliberatieve benadering van de democratie. Maar als we klagen over polarisering in de opinievorming, dan betekent dat niet dat we niets te zeggen hebben over de inzichten die links en rechts ventileren. Neem nu de eeuwige mantra van Guy Verhofstadt en Matthias Declerq over het nationalisme. De natiestaat kon niet ontstaan noch blijven bestaan zonder nationalisme in een getemperde vorm. Wel is het misgelopen en dat was niet enkel in Duitsland het geval, toen er een schril nationalisme ontstond. De genoemde heren ventileren hun inzichten met de regelmaat van een klok, maar zij ventileren die opinie zonder veel andere argumenten dan de wrede periode van de NSDAP in Duitsland of de situatie in Joegoslavië waar er inderdaad oorlog gevoerd is, maar hier werd het nationalisme gebezigd door gewezen communisten. Er zijn ook andere domeinen waar die benadering steeds weer aan de orde van de dag is. Neem de hervormingen in het middelbaar onderwijs. Aan de ene kant wil de minister van Onderwijs op grond van de bevindingen van pedagogen en sociologen de schotten tussen de verschillende opleidingsvormen weghalen, maar aan de andere kant is er de klacht dat er te weinig burgerlijk en industrieel ingenieur opgeleid worden. De discussie over gelijke kansen wordt principieel behandeld zonder dat men de vele aspecten ervan in ogenschouw neemt en dat zorgt voor een sloganeske aanpak. Een student middeleeuwen die onvoldoende Latijn of andere oude talen kent, het oud-Frans bijvoorbeeld, of niet snel en grondig kan leren kan met de bronnen niet uit de voeten.

Het is in deze discussies dat prof. dr. em. Etienne Vermeersch afwezig blijft en toch zijn die minstens even wezenlijk als de discussie over de groeiende wereldbevolking. Het gaat om de wijze waarop jongeren hun talenten kunnen ontplooien.

Men kan dus alleen maar vaststellen dat beide, Vermeersch en De Wever hun devote volgelingen in toom moeten houden, maar het is aan eenieder om zelf matiging te betrachten. Verwondering, bewondering kan natuurlijk, maar het gaat wel erg ver als men aanneemt dat deze of gene geen vergissingen kan begaan of een situatie niet helemaal correct lezen. Het blijft de vraag of de wijze waarop men  belangrijke figuren in het intellectuele debat niet ook aangestuurd wordt door de media. We herinneren ons hoe kardinaal Danneels geleidelijk in de media een geziene figuur werd, ondanks het feit dat men de kerk met graagte bleef bekogelen. Ook Robert Steve Stevaert kon gedurende enige jaren als een God door Vlaanderen schreiden, tot bleek dat hij niet zo verlicht was als men wilde aannemen. Dat soort situaties zorgt voor een zekere frictie, die maatschappelijk voor ongerief zorgen. De polarisering in de opinies zorgt voor grote problemen en voor misverstanden die een goede afhandeling van prangende kwesties zo goed als onmogelijk maken. Daarom en niet om wie dan ook te bashen, vinden we dat zeker de media voorzichtigheid aan de dag moeten leggen als het om het verheerlijken van figuren gaat die op zichzelf boeiend genoeg zijn. Dan zou het debat opener en meer outside of the box kunnen verlopen.

Bart Haers
24 november 2011

Reacties

Populaire posts