Geest zweeft over de wateren en de daken


Boekrecensie

Ongeleide projectielen
De tijd biedt hoop

Joke J. Hermsen – Blindgangers. De Arbeiderspers, Amsterdam. 372 blz. €19,95.

Enige tijd geleden wilde Joost Zwagerman in een essay het straatrumoer in de literatuur en hier komt dus een roman die het straatrumoer niet schuwt, dat wil zeggen, die het welige leven over ons uitstort en dus komen ook alle ongemakken van het leven aan bod. Hoe kan een chalet in een volkstuin zo snel vuur vatten? En wat als volwassen mensen hun sores niet meer in de hand hebben?

Het verhaal, hoe kan het anders, speelt in een huis clos, want een filosofische werkgroep, waarin fascinatie voor de Beauvoir en Sartre niet ontbraken, een  vriendenclub van jaren, 25 jaar wordt gevierd, komt nog eens samen om oude vriendschappen en ook wel de oude liefdes te vieren. Zo gaat dat nu eenmaal, maar als je het boek leest, dan merk je dat er heel veel  te erkennen kan, dat het leven met ons op de loop is gegaan. Ik geloof dat we het verlies over de controle over ons leven niet goed kunnen hebben. Het komt me voor dat we liever geloven dat de fout elders ligt en dat verhaal komt hier aan bod. Dus willen we niet per se vrijheid, maar hebben we graag controle… over de anderen, zodat we zelf veilig zijn.  

De concreetheid van het gebeuren, de inbreng van veelkleurige en niet eenduidige mensen draagt ertoe bij dat dit  een universeel verhaal werd, hoe Nederlands de setting ook is, precies daarom. Het gaat om meer dan herkenbaarheid, want dat gaat vaak te gemakkelijk via bordkartonnen personages. De ideeën die tot deze roman leidden zijn dan ook het onderzoeken waard.

Socrates komt aan de orde, enerzijds in een uitspraak van Det, als ik het wel heb, die spreekt over zelfzorg en anderzijds als een mene tekel boven het verhaal. Immers, de ellende van deze mensen komt nu net voort uit het gebrek aan zelfzorg van de verschillende figuren. Jawel, er is sprake van enige uitvergroting, maar als men het nagaat, dan valt net dat wel mee, want men kan in de verschillende protagonisten ook wel mensen van vlees en bloed herkennen. Vooral in de jongere generatie valt die actualiteit wel op, want de twee meisjes, Tamar en Rosa, ze gedragen zich zoals sommige meisjes wel doen om zich staande te houden, namelijk door zich cool voor te doen en hun emoties in agressie te vertalen. Maar er steekt ook veel radeloosheid in, heb ik de indruk. Ook Wout en Sven, de kinderen van Anna en Reindert lijken wel uit het leven geplukt, vooral als er onenigheid ontstaat om de nieuwe vrouw van Reindert, Ella, die in het Van Gogh educatief medewerkster blijkt te zijn.

Het gaat dus om een vriendengroep die in de jaren 1980 studeerde en met elkaar optrok. Er is een student geneeskunde die lessen kwam volgen bij dezelfde hoogleraren filosofie, die blijkbaar grote aantrekkingskracht hadden. Maar wie doceerde toen aan de VU Amsterdam?  In elk geval, dat professoren ooit meer waren dan simpele leerkrachten, zoals nu wel eens het geval lijkt, kan bij het lezen van dit boek niemand ontgaan. Nu behandelt men universiteitsprofessoren niet altijd met de nodige waardering, of net met teveel gloriool. Want er zijn proffen die elke week wel ergens in de media opduiken en andere, daar horen we weinig van.

Er is ook veel meer aandacht voor meetbare kwaliteiten, minder voor de invloed die docenten op hun studenten hebben. Inspirerend vaak en ook wel als mentor sturend. Vandaag lijkt dat van minder belang, maar wat doet een hoogleraar als die zijn gedurende jaren verzamelde kennis overdraagt? Ik denk aan Ronald Commers, die minder voor het voetlicht kwam dan andere collegae van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte in Gent, maar die wel een zeer gedegen inleiding tot de filosofie gaf, zo dat, mocht een student het willen, er wel verder mee kon. Vandaag zien we dat de overdracht van inzichten wel eens verstoord wordt onder het mom van professionalisme. Bovendien, de houding van studenten zelf tegenover professoren is er anders op geworden, in die zin dat ze veeleisend maar niet altijd geïnteresseerd zijn. Veeleisend wat begeleiding en ondersteuning betreft, maar minder belangstelling lijken te hebben voor wat ze studeren.

En toch, Sven is een lezer, terwijl de meisjes, dochters van Medi en Reindert eerder in het leuke hun gading zoeken, uitgaan en drinken, uit verveling, wellicht. Het verhaal van de wiet smorende jongens in Wapse is dan weer verrassend, want het hele boek door lijken het doetjes, communiezieltjes die zich vermeien in games en ander ongevaarlijk spul. En toch raken ze opgewonden als ze in een oude kuilhut zitten waar ooit, tijdens de oorlog onderduikers hebben gezeten. Het verhaal van Reindert en Bas loopt weer uit op een discussie van Bas, de filosoof die het spoor bijster is en Johan, de ooit linkse student, nu hersenchirurg, die taal begint te verkopen over illegalen… die best spoort met wat Geert Wilders weet te vertellen.

Ook Dick Swaab, auteur van een bestseller, we zijn ons brein, passeert hier de revue. Maar waar gaat het over. Als we de discussie in dit boek volgen, dan merken we dat Johan, die de idee dat het brein ons stuurt, als een externe autoriteit ondersteunt finaal door de mand valt als hij de vrijheid, het hedonisme gaat bepleiten. De vrijheid kan niet bestaan als het over de discussie omtrent het brein gaat, maar als het over zijn eigen levenshouding gaat, zijn omgaan met Iris, zijn ex en andere dames, dan is die vrijheid er wel. Het zal wel aan de hormonen liggen. Maar Bas, die net de vrijheid wil redden uit het debat met de hersenkundigen, loopt finaal tegen de consensus aan, want hij slaagt er niet zichzelf als een vrij wezen te zien, heb ik de indruk. Integendeel, op het  moment dat de oester lijkt open te breken, als hij uiteindelijk weer welgezind naar het leven kijkt en zichzelf in staat weet een en ander te brengen, kan hij niet anders, in het debat, dan het onderspit te delven, niet over de mogelijkheden van de vrijheid, maar door de boel te verpesten en Johan zijn relatie met een jonge studente, vriendin van zijn, Johans dochter – die woedend weigerde mee te gaan naar dat weekend – onder de neus te wrijven. Het debat is er niet mee gediend, hijzelf ook niet.

Joke Hermsen doet hier meer dan een ideeënuitwisseling weergeven, ze laat zien hoe we vele redenen hebben die vaak onuitgesproken blijven, het mag duidelijk zijn dat we meer zijn dan een rationeel wezen en dat ons pogen, zoals Iris bedenkt, dat we goed moeten leven en weten wat het goede is, geen weg over rozen is, soms zelfs frustrerend blijkt. Want de zorg voor anderen neemt soms veel energie op en al te vaak is ondank het loon. Maar ook, kan ze wel anders dan voor anderen zorgen en is dat niet de kern van haar bestaan? Je hebt verschillende mogelijke posities in de groep en daarmee, komt het me voor, beschrijft Joke Hermsen een mogelijk bestaande groep. Dat mensen zichzelf ontdekken in zo een groep en daaraan iets in hun leven kunnen brengen dat hen sterker, beter en groter maakt, lijkt ook inherent aan dit verhaal. Maar de groep blijft officieel misschien wel intact, later blijkt het moeilijk de groep samen te houden omdat de levens uitwaaieren.

Wil niet wanhopen! Nil Desperandum! Dat is de roepnaam van de groep, maar waarover zal men wanhopen en waarom? Waarom zou filosofie moeten leiden tot het afwerpen of verwerpen van de wanhoop, waarom, nog eens zouden we het zo hard uitschreeuwen? Ik vind dat de auteur dit op een fraaie manier in het midden, of in het ongewisse laat en met de tussenkomst van de chirurg Johan blijkt ten overvloede dat wie een mooie levenspad bewandelt ook geen behoefte heeft te gaan zingen of zelfs schreeuwen in het donker. Met andere woorden, wie dus de wanhoop wil wegduwen, heeft er al minstens een Ahnung van. Nu blijkt dat het studentencorps van de Vrije Universiteit Amsterdam als moto meedroeg “Nil Desperandum deo duce” Wil niet wanhopen want God leidt. Maar of het echt wel de bedoeling was van de deze studenten hun filosofiewerkgroep onder gods hoede te stellen? Meteen is duidelijk dat het bij het filosofisch onderzoek niet altijd evident is met een werkgroep het debat te voeren is zonder wanhopig te worden. Want als het gesprek al niet over details in een tekst gaat, waarvan de ene het nut wel en de andere het nut niet vat, dan nog is het mogelijk vast te stellen dat het onderwerp al eens tot onzekerheid en dus wanhoop leiden kan, over een juist begrip… maar dat is nu net het punt, zelfs over sacrosancte teksten als de kritiek van de oordeelskracht, dan nog kan men elkaar volkomen negeren in de discussie. Wanhoop is de filosoof en vooral de wetenschapper al eens nader dan men had gewild.

Want dat is wat tijdens het weekend aan het licht komt, de verschillende vormen van wanhoop die om ons heen spoken. Het leven biedt niet altijd wat we ervan verwachten als we 20, 25 jaar zijn want er is veel dat er tussen komt, vooral de instelling van onszelf en anderen die een loopbaan bepalen. Zelfs als goede wil blijkt en mensen hebben de neiging voor zichzelf een flatterende spiegel bij de hand te houden. Het komt me voor dat het gedrag van Johan ten aanzien van zijn ex en ten aanzien van vrouwen in het algemeen van dien aard is dat de anderen er lang blind voor blijven, omdat hij is wie hij is, maar als hij het leven van de anderen overhoop gaat gooien, dan loopt het mis. Ook Reindert heeft ermee te maken.

Het boek leest als een kritiek van Hermsen op de opvattingen die we delen over wat we begrijpen als vrijheid, als zelfbeschikking en als rechten. Niemand in dit boek lijkt onbeschadigd uit de strijd te komen, behalve dan Det, die de strijd niet lijkt te hebben aangegaan en in zekere mate stoïcijns de zaak benaderen wil, maar ook zij kan er niet onderuit keuzes te maken. In wezen zien we ook dat andere verschijnen, waarover Maarten Doorman het heeft, de mogelijkheid authentiek te handelen en authentiek voor te komen. Of nog, het gaat, in de ogen van de jongeren toe als in Couperus’ “Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan”. Die reminiscentie is zowel direct als indirect – de geheimen die nagenoeg iedereen kent, behalve de betrokkene, het slachtoffer van de situatie - en het laat ook toe te zien dat goede wil alleen niet voldoende is. Filosofisch staat de vraag dus centraal of we weten hoe we goed kunnen leven.

In die zin begrijp ik de recensent niet die meent dat er teveel ideeën in dit boek aan de orde zouden zijn. Ik herinner mij deze recensie in DS pas nu, want toen ik die las, zag ik geen reden om het boek te gaan lezen. Juist omdat de ideeën voor deze tijd van belang zijn, al was het maar omdat machtsrelaties en de intieme gevolgen ervan in dit boek voluit aan bod komt. Hoe Joke Hermsen dit aanpakt, komt niet enkel geloofwaardig over, door twee generaties te portretteren in hun wijze van omgaan met de dingen en mensen. Ook de oudere generatie brengt zij ten tonele  middels de moeder van Reindert en Iris, die Medi blijft zien en voor haar kiest, ten koste van Reindert haar eigen zoon, dat laat zien hoe dat in het dagelijkse leven aan de orde kan komen. De haat van Tamar en Rosa jegens hun vader en de wijze hoe moeilijk het is voor Thomas zijn waardering voor Ella aan hen over te brengen, komt me niet bijzonder aan de tijd gebonden voor, maar wel precies dat er zo weinig veranderd is.

Het belang van een roman ligt vaak in de wijze waarop we er de brandende kwesties van deze tijd in aantreffen, de problemen van de tijd waarin de auteur schrijft. Couperus heeft onder andere met “Langs wegen van geleidelijkheid” laten zien hoe complex de weg naar zelfbeschikking verloopt voor de individuele persoon en hoe verschillende invloeden het resultaat bepalen. In het verloop van de roman onderkennen we overigens een echo van “De boeken der kleine zielen” in die zin dat de hulpeloosheid van sommigen door anderen wordt opgevangen. Maar belangrijker is dat Joke Hermsen vooral het leven van de dertiger, veertiger zonder veel maquillage weet op te brengen. En de details? Het bezoek aan het welnesscentrum, de sauna dus, komt tegelijk afstandelijk en toch wel grappig voor. Zo zijn er wel meer zaken, zoals de vijandigheid van de stamgasten in de jachthut, die voldoende clichématig is om er tegelijk de grap van in te zien. Misschien nog het meest frappeert in deze roman dat de auteur de les van W.F. Hermans, dat er geen mus van het dak van het veem mag vallen zonder reden, tot op zekere hoogte doorvoert, maar tegelijk net af en toe die controledrift van de verteller laat schieten. Met andere woorden, de samenhang is stevig en de werkelijkheid wordt, als het om verrassingen gaat, ook geen geweld aangedaan. De personages handelen zoals de andere verwachten, maar tegelijk is het voor de lezer wel eens lastig om net de verandering van handeling te vatten. Dat verstoort het lezen niet, wel integendeel.

Dit boek verdient dus wel degelijk aandacht, want in de krant De Standaard staan regelmatig artikelen over mensen die als kind met de echtscheiding van hun ouders en nieuw samengestelde gezinnen te maken hebben. Soms klinkt het positief en dan weer… komt er toch wrok en afkeer aan de orde. Het leven is gene lach, schreef Timmermans de pastoor toe in “Boerenpsalm”, maar ook Joke Hermsen weet wel de humor van sommige situaties te trekken. En dan de zwevende ziel? Ik denk dat niemand zich kan inbeelden hoe bij het sterven de verbindingen stilvallen in de hersenen en het bewustzijn voorgoed verdwijnt. Dat het om meer dan hersendood gaat is duidelijk, want een ik verdwijnt en dat heet een wereld te zijn. Maar geplaatst tegen de niet meer tot een gesprek bekwame Bas, voor Anna lijkt ook op het verdwijnen van een bewustzijn. En precies dit aspect, dat er vele lijnen lopen in dit boek, die aandacht verdienen, van Socrates tot Swaab, van Lucretius tot Van Gogh, het komt aan bod, geenszins opdringerig. Gewoon, het is deel van het leven van deze mensen. Ze hebben een leven, een bewustzijn, maar dat laat het al eens afweten en zeker het inzicht van het goede leven lijkt al eens versluierd. Maar is het voor ons, lezers, anders?

Bart Haers

Reacties

Populaire posts