De sloophamer van de criticus


 Lezersbrief

Beethoven en de pruikentijd
Graag wat zin voor finesse vanwege de citici

Origieenl? Hoeft niet, maar goed, het past in
visie op kunst die we willen presenteren. 
Waar zijn de tijden dat een Clemens Quatacker vanuit het PSK de finaleweek van de KEW (Koningin Elisabeth Wedstrijd)   voor viool via televisie van deskundige commentaar voorzag. Leerde de toehoorder veel over diverse aspecten van het vioolspel, de benadering van het vioolspel was zo celebraal dat het pijn deed aan de oren. Wie die finale bereikt, haalt ook op de avond van het optreden doorgaans een meer dan behoorlijk niveau. Vandaag zien we dat het muzikale meer naar voor gehaald wordt, al vinden we de amechtige pogingen de muziek uit de vermeende ivoren toren te halen, maar niets.

Deze week las ik naar aanleiding van het optreden van de heer Marc Bouchkov dat een criticus van de kwaliteitskrant De Standaard vond dat de man en de pianist de vioolsonate van Ludwig von Beethoven speelden alsof het in de pruikentijd was geschreven. Maar de heer criticus vergist zich wel degelijk wat die pruikentijd betreft. Haydn, Mozart en van Beethoven, maar ook anderen in Duitsland en Frankrijk hebben de muziek in die tijd wel zeer grondig veranderd, denk ik. Niet alleen de muziek verraadt dat de pruikentijd van een ongelovige dynamiek was. Jozef II, we kijken met de ogen van Diderot naar de verlichte vorst en vergeten dat hij met zijn voluntarisme niet moet onderdoen voor Guy Verhofstadt.

De pruikentijd? Louis XV, le Bien-aimé, was voor Diderot en co net zo min als voor de leden van het parlement van Parijs een gelukkige vorst, maar met Turgot en anderen heeft hij wel hemel en aarde verzet om de situatie in Frankrijk ten goede te keren. Zijn reputatie is belabberd, maar of dit op goede grond in stand gehouden wordt, onderzoekt men niet.

Bovendien heb ik die Beethoven ook gehoord en heb ik ervan genoten. Wellicht omdat ik niet zo doorgewinterd muziekkenner ben, maar eerder omdat ik de uitvoering aan de uitvoerder laat en hoop dat ik luisterend en toehorend even in een flow terecht mag komen. Het is dan ook wat mij verrast en verbaast, namelijk dat men kunstkritiek wil beoefenen alsof het een sport zou zijn. Hoe esthetisch sport soms kan zijn, een vioolconcerto of een strijkkwartet vertolken, blijft een zaak van meesterschap.

Zegden we daarnet ons ervan bewust van te zijn dat we de partituur van een vioolconcerto niet hebben gelezen, dan hebben we als regelmatig toehoorder van concerten en recitals wel degelijk een zekere vertrouwdheid opgebouwd met de muziek. Van een criticus, dat weten we ook wel, mag men meer verwachten. Wat we geenszins aanvaarden is dat de criticus zich volkomen in de plaats van de toehoorder zou stellen. Maar evenmin is het aangewezen dat de criticus zich gedraagt als een olifant in een porseleinenwinkel.

De lui die gaan luisteren of thuis de KEW volgen hebben een vertrouwdheid ontwikkeld met de wedstrijd maar veel meer nog met muziek, muziek van dode meesters. Deze week vertelde iemand op de televisie dat het toch te gek was dat zo een meisje van 10, zoals men het opvoerde, Mozart of Mendelsshon zou spelen. Lady Gaga op viool? Mijn broer die viool leerde, er waren er twee, maar de ene hield het dankzij de uitmuntende pedagogische kwaliteiten van de leraar al vlug bekeken,  maar hij de tweede moest behalve Mathieu Crickboom ook iets spelen als “Breng die rozen naar Sandra’’. Volks? Jazeker maar of die broer er meer vertrouwd mee was dan met de dode meesters, valt nog te bezien. Veel werd in het huis niet geluisterd naar de volksere muziek. Elitair? Of de vrijheid van de familie.

Ik denk daarom dat we weer eens getuige geweest zijn deze week van opvattingen over kunst die nergens de kunst en het genieten van de kunst ten goede komen. Schreef Walter de Buck “Mee maine vliegher, ai gaod omhoeghe” of zoiets – officeel “ ’t vliegerke” , dan speelde de eerste dat met veel plezier op kerstfeesten…

Maar wat van belang is, komt mij voor is dat de pruikentijd waarover die man in DS zo op af gaf, de tijd was die Jan Caeyers zo scherp beschreef in zijn Beethovenbiografie als de tijd waar een publiek bereid was nieuwe dingen te horen en journalisten in Leipzig onder anderen met veel aandachtig die werken onder de aandacht brachten. Seldon Edwards beschreef in “The Little Book” de voorwaarden voor hoogtepunten van cultuur. Een element daarbij is dat er een publiek moet zijn dat bereid is geëpateerd te worden en dat die verwondering, bewondering niet bij de eerste hond met een viool aan de orde is, maar als meesterschap blijkt, meesterschap over het instrument, meesterschap over de vertolking en schoonheid kan waarderen.
De kritiek heeft er veel bij gewonnen, aan geloofwaardigheid onder andere, als het publiek niet als een bende onnozele halzen bejegend wordt. Kan men geen filmkritiek meer lezen of de criticus valt in zwijm, dan blijkt wat de klassieke muziekcultuur betreft, een zeker snobisme opgeldt te doen dat men zich niet met de finesse die de taal toelaat over een uitvoering uitlaat, maar er met de sloophamer tegenaan gaat. Dit komt niemand ten goede en klinkt zelfs niet stoer, niet cool, alleen pathetisch en domweg vervelend voor het geïnteresseerde publiek.

Bart Haers  

Reacties

  1. Weer kwam er een reactie, van iemand die vindt dat hij meer zin voor finesse heeft dan uw dienaar. Bij uitzondering laat ik er wel eens een anonieme reactie door, maar dit is zo zwak... en ik ben toch niet zo gek dat soort commentaren op te nemen. Ik heb genoten van de muziek, maar het viel op dat de commentaren op Arte of Klara minder heftig waren en dat de media last hebben genuanceerde commentaar te geven. Ik heb de beethovensonate opnieuw beluisterd en vergeleken met Jasha Heifetz en het viel allemaal heel goed mee. Ik hou vooral niet van mensen die menen dat er een perfecte uitvoering bestaat van een compositie.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. “Ik hou vooral niet van mensen die menen dat er een perfecte uitvoering bestaat van een compositie.”
    Daar valt mijns inziens heel wat tegen in te brengen. Deze bewering komt er dus op neer dat een perfecte uitvoering niet bestaat, inbegrepen dus deze van de componist(e) zelf.
    Het doet me denken aan de ideeënleer van Plato. Een gif dat gans de westerse filosofie heeft vergiftigd. De perfectie uitvoering zou dus iets abstracts zijn. Schimmig en niet van deze materiële wereld.
    Bizar maar tekenend voor een bepaalde visie op de werkelijkheid die niet de mijne is.
    Een compositie is perfect uitgevoerd, wanneer ze is uitgevoerd met authenticiteit. Zo eenvoudig is dat in mijn ogen. Ik heb gans dat schimmig en abstracte gedoe van het ware, het goede en het schone niet van doen. Geef mij maar een tastbare, voelbare, smaakbare authentieke uitvoering, geworteld in het materiële hier en nu met alle beperkingen daaraan verbonden. Dat is voor mij een perfecte uitvoering.
    Om te besluiten: Ik hou vooral niet van mensen die menen dat er allerlei schimmig en geheimzinnig hocus pocus pas een perfecte uitvoering in de weg staat.
    Maar ach Bart Haers vindt dat hij meer finesse heeft dan uw dienaar.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ach, voor zover ik heb kunnen begrijpen was Clara Wieck erom beroemd en stond zij er zelf op de compositie zo veel mogelijk te vertolken zonder eigen inbreng. Ik heb het met die perfectie wel gehad, die sommigen zo gemakkelijk in de mond nemen. Maar ik heb het ook gehad met mensen die niet begrijpen dat authenticiteit wel eens zeer gestudeerd en gestileerd kan zijn. Voor mij is de musicus een magister, een meester in het vak die zoveel tecnhiek in huis heeft dat het daar niet meer om gaat, wel om het overbrengen van wat de partituur in zich bergt, zoals, inderdaad Clara Schumann deed. En over finesse, valt er daarover niet eindeloos te discussiëren? Wat mij stoorde was de déjà vu van de commentaren bij de KEW. Eerlijk gezegd, men dient de kunsten niet door iets domweg af te schieten.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts