Over het handvest


Reflectie

Wat de natie vermag
De betekenis van samenhorigheid



Jacob van Maerlant, Standbeeld te Damme, De vader Der
dietschen dicheren algader en daarmee in zekere mate het
verband tussen taal en volk. Meer dan enkel woorden,
ook zinnen en ja, zelfs gedachten
Ik begrijp de discussie niet over de vraag of Vlaanderen een natie zou zijn. Gedurende een paar decennia is men de wereld gaan verkleinen, terwijl men de mond vol had over tiersmondisme, wereldsolidariteit en dat soort zaken. Men sprak over de rechten van de indianen in Amazonië en de bewoners van Flores zouden recht hebben op… tja, een primitief leven. Of meer nog, eindelijk waren we, na het verschijnen van het rapport van de Club van Rome heimelijk blij dat Indiërs, Russen en Chinezen niet zoveel energie verbruikten als wij deden. Rekening houden met de sterk vervuilende bruinkool in de DDR of Polen? Ho maar.

We willen gezegd hebben dat na de ellende van de XXste eeuw het gevolg was van ontsporend nationalisme, het hechten aan de natie voorbij wat redelijk is. Het is inderdaad zo dat voor WO I al een sterk nationalisme opdook, naast een heftig antisemitisme, maar beide vielen niet noodzakelijkerwijze samen. Na WO I werd in verschillende landen de nationale riedel steeds luider en zien we dat men het “plebs” weet te binden met uitspraken over de geschonden eer van het land. In Duitsland kon men dat met enige geloofwaardigheid doen, maar er waren er genoeg die begrepen dat er tussen het internationalisme van de SPD en het ultranationalisme van de nationaalsocialisten een ruimte was, die best redelijk was. Hoeveel, of liever, hoe weinig oppositie was er voor 1932 tegen Hitler en diens partij? Volgens velen was er vooral steun en ze verwijzen naar de massamanifestaties in de steden en vooral natuurlijk de groots opgezette landdagen in Nürnberg. Maar ging het op dat ogenblik nog wel om nationalisme, om de natie? Eerder lijkt het allemaal gekaapt te zijn geweest voor een utopische beweging die het politieke volkomen terzijde had geschoven. De reacties van Wehrmachtofficieren, die al bij al te weinig weerwerk hebben geboden, op uitzonderingen na, op Hitler en diens beleid in het Oosten, veel tragischer en bloediger dan wij ons voorstellen kunnen én vooral willen, waren er wel, maar leidden doorgaans niet tot gecoördineerde acties.

Ziezo, dat hebben we weer gehad, de discussie over Hitler is onvermijdelijk, noodzakelijk ook, maar na 67 jaar toch uitgemolken, terwijl de fixatie – al even onvermijdelijk – veel andere facetten van het verhaal onbelicht laten. Wibke Bruhns schreef over het nationalisme van haar familie, die weliswaar rijkelijk levend in Halberstadt, niet provincialistisch mocht heten, maar wel heel erg geneigd was het Duitse kwaliteiten toe te kennen, die het misschien niet had. We kunnen natuurlijk ook verwijzen naar critici, zoals Generaal-Inspecteur Kurt von Hammerstein-Equord of Clemens August von Galen, bisschop van Munster, die zich verzette tegen de euthanasie op minderwaardigen – in de ogen van Hitler – en dus tegen het leeghalen van psychiatrische instellingen en huizen waar mentaal gehandicapten vebleven. Of moeten we weer Ernst Junger in herinnering roepen, die conservatief was, Junker ook en vooral tegen het nazisme. Maar hij was de Duitse natie ook genegen.

Men kan inderdaad de natie op vele manieren dienstig zijn of, hoe zou het ook anders kunnen, schade toebrengen. Men kan vinden dat het begrip natie verwijst naar tijden toen de barbaarsheid vorm kreeg op een wijze die we sindsdien nooit meer in die omvang hebben gezien en dat is onmiskenbaar zo. Maar vindt men zo gauw een ander woord om het samenleven van miljoenen in een politieke eenheid te benoemen? En ja, men zou kunnen spreken van een Polis, maar daarmee is in feite weinig opgelost, want men kan dan die polis Vlaanderen pimpen dat het niet meer schoon is. Men ook beweren dat elke poging van Vlaanderen iets anders te maken dan een deel van België en dat België wel een natie zou zijn, maar sinds 1912 hebben we de indruk dat die pogingen van Leopold I, Leopold II, de regeringen van Rogier en anderen, van Pirenne ook, niet echt gelukt is. Men kon van België geen natie maken, ondanks denigrerende uitspraken over de Vlamingen en hun taal, zoals Mercier die vond dat het Nederlands niet geschikt is voor wetenschappelijke en wijsgerige activiteiten. Het Nederlands werd in Leiden,  Utrecht en Groningen gebruikt, al was het afscheid van het Latijn (en het Frans ook daar pas met moeite afgelegd). De onderwijstaal is overigens vandaag zowel in Nederland als hier een heikel punt. Wetenschappers en directeuren van wetenschappelijke instellingen willen ter wille van het prestige graag in het Angelsaksische stramien hun plaats vinden en het kan nuttig zijn dat de universiteit goede leergangen in de lingua franca aanbiedt. Aan de andere kant, precies Leiden werd opgericht in 1575 als universiteit – met het zegel van Filips II – om voorgangers in de nieuwe religie de kans te geven de theologie in de eigen taal te leren. Belangrijk is ook dat de taal voor artsen en andere beroepen niet zomaar de lingua franca, Latijn, Frans en nu Engels kon of kan zijn, omdat de link van de alumni van de universiteit met de buitenwereld, de taal is en het taalgebruik in de samenleving. Het kan toch dat men behoorlijk Engels spreekt en tevens goed in het Nederlands over de dingen van wetenschap kan spreken. Maar ja, zoals een reclamespotje laat zien spreken we graag nederengels.

Het is wat met die taal, want voor ene is het slechts een communicatiemiddel, tot er belangrijke dingen gezegd moeten worden, voor de ander een paleis waarin men wonen kan. De taal van het volk? Of de taal als product van cultuur, van beschaving? Is het lang geleden dat u het woord nog hoorde? Het valt te vrezen en daar zit volgens mij de hele knoop. Laat men nu niet komen aandraven met Charles Darwin en de ontwikkeling van de soorten, laat men nu niet komen vertellen dat onze taal in ons brein ontstaat en dat het volstrekt irrelevant is welke taal dat brein te verwerken krijgt. Want hoe juist ook, ze hebben geen betrekking op het sociale of liever, de wetenschappers en filosofen die ermee zwaaien hebben geen idee van het sociale, het collectieve en in de eerste plaats het interpersoonlijke. In de hele discussie over de vraag hoe de relatie tussen het brein en mijn handelen zou zijn – een perfect cartesiaanse duale voorstelling van zaken als u het mij vraagt – speelt het gebeuren buiten dat brein en de communicatie van dat ene brein met de andere een grotere rol dan de breinwetenschappers ons willen doen geloven. De communicatie gebeurt via taal, talige taal maar ook niet-talige taal. Als we dan toch verwijzen moeten naar de tijd dat mens als homo habilis of homo Affarensis door de savanne trok, dan was er geen thuis. Pas toen de landbouw stevig verankerd werd, ontstond er zo iets als een gemeenschappelijke honk. De toename van de bevolking, waarbij de gemeenschappelijke afstamming het moest afleggen tegen vermenging van stamgroepen – verwantschapsgroepen -, leidde ertoe dat de mens allengs nieuwe vormen van samenhorigheid diende te ontwikkelen. Wie gemeenschappelijke afkomst ontbeert, moet wel beroep doen op sommige zaken, waarvan de natie er een was die paste bij de grootschaligheid van de moderne samenlevingen en ondanks de anonimiteit velen verbinden kan.

De wijze waarop men vandaag de notie “Natie” afwijst en zeker wat Vlaanderen betreft, stoort mij om meerdere redenen, maar de belangrijkste is dat men politiek niet kan bedrijven als men zich niet vatbaar acht voor de gevolgen van het beleid. Nogal wat politici vinden dat ze met Vlaanderen weinig te maken hebben, dat ze, als ze konden graag een ander volk zouden kiezen. Het zijn die bedenkingen die ons wel eens tot moedeloosheid brengen.

Wanneer ontstond dat zelfbeeld van Vlaanderen, dat zichzelf negeren wil, uitwissen zelfs, als het kon. Het gevolg van die minabele zelfhaat is een al even scherpe overaccentuering die zelfs niet wezenlijk zijn. Maar ja, als de publiekshistoricus de geschiedenis ten vroegste tot 1830 laat terug gaan, van het verleden voordien een mythe maakt en vervolgens dus elke claim van Vlaamse politici of anderen dat er zoiets als een Vlaamse natie ontstond, vaak juist door die volstrekte afwijzing, door Franstaligen, maar helaas, zeker de laatste 20, 30 jaar ook door mensen die ik niet anders kan zien dan als Vlamingen. Het toppunt laat de openbare omroep wel eens zien als ze bekend volk, Arno, Ax’l Peleman of Axelle Red – we zitten nog maar bij de A – laat zeggen dat ze met Vlaanderen geen uitstaans willen hebben, maar zelf, op la Red na geen gebenedijd woord Nederlands kunnen of willen uitbrengen. Hun taal kan wellicht niet op tegen het Frans, maar laat ons wel wezen, zij hebben dan geen goed zicht over wat met het Nederlands mogelijk is.

Nu zeurt men ook wel eens over de grenzen van Vlaanderen, maar als je naar Singapore kijkt, dan zie je dat die grenzen wellicht ooit verschoven zijn, dat verandert in wezen niet zo heel veel. Men kan eindeloos brullen “Vlaanderen tot de Somme verdomme” de geschiedenis heeft daarover anders beslist. Aan de andere kant is er van het oude Brabant niet zo heel veel overgebleven en wie zoveel hecht aan Limburg, het grootste deel lag in het Prinsbisdom Luik, terwijl Loon de naam van het noordelijke vorstendommetje was. Bovendien, Antwerpen was een Markizaat, en zo kunnen we nog maar even doorgaan. De grenzen die Vlaanderen ompalen zijn wat er in de geschiedenis is gegroeid en het is boeiend de verschuivingen te zien. Wie Rijssel bezoekt, merkt hoe Vlaams de stad oogt, ondanks of juist omwille van de stedenbouwkundige ingrepen onder Napoleon en later. En ja, die soms wat ijle band schept geen natiegevoel, maar de verbondenheid met de Noordfranse steden en dorpen, het platteland is meer dan alleen door nabuurschap ingegeven.

Het begrip Natie afwijzen voor Vlaanderen lijkt me een beetje een wanhoopspoging het evidente te negeren. De afgelopen twee eeuwen is men er niet in geslaagd de Vlaming tot het spreken van het Frans te brengen, onder meer dankzij de taalpolitiek van de kerk en de invloed van ook wel Franse romantische inzichten. Want graag stelt men het voor dat Frankrijk, de esprit Franςais er een is van redelijkheid en helderheid, heldere concepten vooral, maar wie de Franse cultuur beter leert kennen ontdekt algauw dat men niet voor niets van een verzengend Frans chauvinisme spreekt. Voor mij niet gelaten. Overigens ook die voor sommigen zo venerabele Britten kennen er wat van, van een nauwelijks merkbaar maar onverwoestbaar natiebesef.

Overigens is WO I niet denkbaar zonder opgeklopt chauvinisme, in Berlijn, maar zeker ook in Parijs en Londen. Concrete belangen en ideële zelfbeelden wegen in het ontsporen van de gevolgen van de moord op aartshertog Ferdinand gelijk op. Na WO II is men overigens opnieuw begonnen met een sterk nationaal gevoel te scheppen en mensen als Marc Reynebeau, helaas hij alweer, probeert dat dan af te doen als een surrealistisch gebeuren, doen er weinig aan om die paradoxale toestand helder te maken. Wel integendeel dus.

Het komt mij dus hypocriet voor de notie “natie” wat Vlaanderen betreft niet van toepassing te achten. Een land dat enige samenhorigheid ontwikkelt, ontwikkelt ook een taal, symbolen en herinneringen. Om het met Karel van het Reve te zeggen, men vindt in het Vlaams Natiebewustzijn niets wat ook niet in het Franse of Britse natiebewustzijn aanwezig is, in de verschijningsvormen zijn verschillen, structureel is er congruentie, zo niet identiteit. Ja, met Karel de Grote en Filips IV de Schone, maar zelfs met Henri IV – al durf ik er gif op innemen dat geen tien studenten van de zesde Grieks-Wiskunde in onze middelbare scholen ooit van hem hebben gehoord – delen we symbolische, emblematische figuren. Wie wat doorgeleerd heeft, weet al gauw hoeveel symbolen, emblemata we overigens delen, van Corck tot Lemberg, of Lwiw, Lwow… gewoon omdat er al die andere lagen over onze cultuur in Europa gelegd zijn. Juist, ook het christelijke maakt er deel van uit, de bouwkunde en de kunsten, maar zeker ook dat wat in de Abdijscholen en kathedraalscholen ontstaan kon. Niemand zal dus beweren dat een mogelijke Vlaamse natie niet ook sterk verbonden is met een hele Europese beschaving en beschavingsschiedenis.

Tot slot nog deze bedenking. Velen vertellen graag dat Vlaanderen altijd weer de voetveeg geweest is van Europese vorsten, beginnen met Lodewijk de Dikke en doorheen de geschiedenis figureren vorsten als Filips IV de Schone, Alva, Louis XIV en uiteraard Hitler. Er waren inderdaad Barrièretractaten en andere weinig aangename beschikkingen, maar wie naar onze steden en dorpen kijkt, moet toch opmerken dat er overal heel wat over is gebleven uit die roerige tijden. De reden is dat die oorlogen er inderdaad zijn geweest, dat er inderdaad Spaanse en andere furies gewoed hebben, maar dat tegelijk Brugge en later Antwerpen, Brussel en Mechelen, maar ook het platteland in die onvoorstelbaar rijke geschiedenis een zowel materiële als immateriële cultuur heeft opgebouwd. Bekijkt men het patrimonium, de muziekcultuur en zelfs teksten, verhalen, dan wordt dat verhaal wel heel wat boeiender. Reinaert de Vos maakte een internationale carrière en ook Tijl Uilenspiegel, prachtig verhaald door Charles de Coster kan men maar moeilijk negeren. En wat als de hypothese dat de Percival aan het  hof zou gedicht zijn geworden van Filips van den Elzas? Maar goed, het grote probleem is dat we liever spreken over een land zonder geschiedenis dan over de geschiedenis die zich hier ontrollen kon, zonder dat er van opvallend machtige vorsten of structuren sprake was. Het stedelijk particularisme? Het was precies de kracht van deze regio die zich wel een zeker natiebesef kan veroorloven. En voor de goede gang van zaken is het ongetwijfeld nuttiger dan we denken, geacht worden te denken. Overigens nog dit: Kan men spreken van een republiek en niet aanzetten tot natiebesef?

Bart Haers   

Reacties

Populaire posts