Recensie

Blinde hand vs. onpartijdige toehoorder-toeschouwer
Hoe herlezen we boeken die ertoe doen


 O’Rourke P.J., The Wealth of Nations van Adam Smith, Mets&Schilt/Roularta Books, 2008, 221 p., €18,00

Nu in Europa banken over kop gaan en naties hun natuurlijke rijkdom lijken te verbeuren, kan een herlezen van “the wealth of Nations” te lezen. Het punt is dat we gedurende een paar decennia inzichten of liever perversies van de gedachten van Adam Smith belaagd zijn geworden, waarbij onder andere de idee veel aanhang vond dat de markt vanzelf zou werken, de blinde hand. Smith zegt, aldus O’Rourke iets anders, namelijk dat we er ons van bewust moeten zijn dat het handelen van elkeen bijdraagt dan wel afbreuk doet aan de welvaart en het algemeen welzijn.

Gedurende decennia hebben liberalen geprobeerd aan te tonen dat deregulering de beste manier was om de samenleving op economisch vlak te optimaliseren, zelfs de winsten te maximaliseren als men iedereen vrij zou laten. De EU en dan vooral de commissie heeft evenwel, om de optimale werking van de Vrije markt mogelijk te maken een grote hoeveelheid wetgeving noodzakelijk heeft geacht, die voor de burger geleidelijk zeer beknellend heeft ervaren. Productkenmerken vastleggen vormde al een groot deel van de wetgeving, maar het blijft opvallend dat men geleidelijk een aantal vormen van ambachtelijk initiatief moeilijk heeft gemaakt. De vrijmaking van de markt roept heel wat vragen op.

Een ander verhaal dat hier ook aan de orde kan komen, betreft de kwestie van de vennootschapsbelastingen, een kwestie die men toch wel beter zou moeten bestuderen. Men promoot wetenschappelijk onderzoek, R & D en innovatie, maar de regelgeving drukt zich fiscaal vaak vooral positief uit voor grote bedrijven, terwijl het midden- en kleinbedrijf niet van die maatregelen kunnen genieten. Een van de redenen is dat men basisbedrijven, die welke niet per se behoren tot de spitstechnologie of de ontspanningsindustrie heel vaak moeilijk beroep kunnen doen op allerlei gunstige regimes en regelingen.

Het verhaal blijft zoals het is, namelijk dat de lobbying van bedrijven en sectoren op de besluitvorming wegen, waarbij men vergeet dat belangenbehartiging niet per se gunstig beantwoord moet worden. Het blijft me verbazen dat de regering en parlementsleden hier maar ook en zeker in de VSA zo gevoelig zijn voor de soms hardnekkige lobbying.

De zaak is dat goede overheidsmaatregelen nodig zijn, maar de link die O’Rourke legt met het andere werk van Adam Smith, on moral sentiments, maakt helder dat men niet alles van wetgeving mag verwachten. Maar morele plichten opleggen, daar zou het ook moeilijk mee gesteld zijn. Het punt is, denk ik, dat men moraal en ethische vraagstukken niet altijd op zichzelf betrekt. Men zal stellen dat anderen ethisch te handelen hebben, maar vindt dat men zich niet hoeft te bekommeren om het eigen handelen. Uiteraard werkt het niet zo, want dan zou men uiteindelijk uitkomen bij het recht van de sterkste. Elites hebben wel vaker de neiging wetten uit te vaardigen die zonder meer het ethische domein beslaan, waarbij men de “armen” verplicht tot een bepaald gedrag. De tijd toen Charles Dickens schreef over de armoedige levens en de grote verwachtingen kon men – op heterdaad betrapt – voor het stelen van een brood in de nor belanden en vaker dan men denken zou in Australië. Kleine kruimelmisdaden werden bijzonder zwaar bestraft en de vraag is of dat de zogenaamde armen in Londen en andere steden tot beter gedrag kon bewegen. Het blijft immers maar zo dat dit meteen ook nog eens een grote weerstand opriep en dat men de hypocrisie van de leidende elites zeer op de korrel ging nemen.

Ethiek en moraal zijn er allereerst om onszelf een spiegel voor te houden en ons gedrag af te wegen aan wat wenselijk mag heten. De kwestie blijf natuurlijk moeilijk te bespreken als men aanneemt dat mensen gewoon doen wat in hen opkomt. De Moral Sentiments van Smith, aldus O’Rourke laat zien dat het best wenselijk is dat mensen met zichzelf in discussie gaan over hoe ze handelen.

Verlies boeken is voor een onderneming uiteraard desastreus, dus kan men winst betrachten en winst boeken vooral als een normale aangelegenheid van handel en ondernemen beschouwen. Maar voor de handelaar of fabrikant betekent winst maken vooral dat deze zich en de zijnen in hun levensonderhoud kunnen voorzien en eventueel het leven wat verfraaien. “The wealth of nations” laat zien dat te veel gelobby voor  de economie een kwalijke zaak is, maar evenzeer dat bepaalde handelswetgeving tot exorbitante winsten kan leiden. Elke ingreep moet immers leiden tot een verbreken van de concurrentieverhoudingen.

Bezit, voor sommigen diefstal, is voor Smith en voor O’Rourke een zaak die met zorg moet bekeken worden. Wel denkt Smit ten onrechte dat het vastzetten van patrimonium in huizen weinig bij kan dragen tot de welvaart, omdat eens het gebouw neer gepland er geen verdere activiteit rond te bedenken valt. Dat we vandaag om de 10 of 15 jaar het interieur vernieuwen, mag men niet uit het oog verliezen. Dat het moderne huis een heel groot machinepark impliceert, dat onderhouden moet worden en eventueel hersteld, lijkt Adam Smith te ontgaan, maar de vaatwasser en wasmachine, de keukenrobot zijn nog relatief recent in onze huizen opgedoken.

Het huishouden, waarin meiden en knechten en eventueel een butler zorgen voor de natjes en de droogjes, de koetsier voor het onderhoud van rijtuig en paarden, dat alles zou ook economisch weinig rendabel zijn, want het persoon presteert eindelijk niets en leeft op de rug van de patron. Het mag een vreemde redenering lijken, voor de Schotse filosofen was dienst doen in het huis van een eigenaar blijkbaar iets dat niet strookte met hun opvattingen. Want economische ontwikkeling gaat vooral via de ontwikkeling van de landbouw, maar vooral de mijnbouw en de verwerkende industrie zou daartoe kunnen bijdragen, maar vooral dus de handel.

O’Rourke laat  zien dat Adam Smith op dit punt wel degelijk heeft nagedacht, maar de productie van goederen blijft in dit opzicht wel onderbelicht tegenover de handel. Aan de andere kant wil hij het aannemelijk maken dat handelaars niet te meest geschikte zijn om de regering te adviseren over economisch beleid, want ze maken het zichzelf dan toch wat te gemakkelijk. De kwestie blijft natuurlijk of we op die manier wel voldoende inzicht krijgen in wie wat hoort te doen. Daarom kan men maar best volgen wat O’Rourke te melden heeft over de monetaire politiek van de regering, vooral omdat Smith niet zo heel veel fiducie heeft in de waarde van goud en zilver. De muntpolitiek kon ook pas een grote betekenis krijgen toen nadat via kredietbrieven en andere instrumenten giraal geld opgang maakte. De mislukte poging van John Law om papiergeld in omloop te brengen, had allicht niet enkel te maken met het gebrek aan vertrouwen in de regering, maar ook lag het aan het feit dat de regering van Louis XV wellicht dat vertrouwen ook al verspeeld had.

Want opvallend genoeg is de waarde van geld, derhalve van het werk van bankieren en zeker van centrale bankiers volgens Smith eindelijk niet zo rationeel is als men graag wil doen geloven. Er is, zo lezen we veel abracadabra in het optreden van de centrale banken, die papiergeld zouden kunnen uitgeven dat alleen berust op hun waardigheid en geloofwaardigheid. Toch was Adam Smith een voorstander van papiergeld, omdat het beter dan goud en zilver toelaat een afgesproken virtuele waarde van iets overeen te komen. Het is zoals in sommige programma’s waar men kunst laat schatten. De schatting door de expert op dat moment x kan natuurlijk pas gerealiseerd worden als iemand echt van een stuk afwil en dat er een kopen is die bereid die vooropgestelde 4000 of 20.000 euro te betalen. Is die er niet, dan is de expertise natuurlijk niet helemaal betrouwbaar.

Het doet me eraan denken, hoe we vandaag in onze economie de waarde van arbeid zijn gaan bepalen. De meest productieve arbeid wordt niet in overhead diensten gerealiseerd en toch lijken managers en financieel directeuren vaak de best geremunereerde partijen in een bedrijf. Toch kost hun inkomen in wezen minder dan dat van de andere werknemers omdat ze vaak niet als werknemers vergoed worden, maar als dienstverleners. De sociale lasten op een bedrijfsleider, op dezelfde grond als de productiewerknemers zou het bedrijf schatten van mensen kosten en zou uiteindelijk ook de remuneratie in vraag stellen. De loonkloof kon dan ook maar doorbroken worden toen de werknemer-manager uit het bedrijf stapte en tegelijk de tijdelijkheid van zijn opdracht onder ogen nam. Het blijft een vraag of dit een goede praktijk is en of het bedrijf er wel bij varen kan. Een aantal jaren geleden werd de remuneratie van een manager in een Iepers bedrijf zo hoog gewaardeerd, dat die bij ontslag een derde van het eigen vermogen van het bedrijf weg graaide. Uiteraard kan men zich afvragen of hier de verrichte werkzaamheden wel aan de hoge remuneratie beantwoorden kon.

Wie natuurlijk voor eigen rekening handelt kan men niet verwijten aan het einde van de rit, van het boekjaar de dividenden op te strijken. De goede jaren moeten dan de mindere doen vergeten en aan het einde van de oefening, als de ondernemer zich terug trekt of het bedrijf aan opvolgers doorgeeft, ontstaat de kwestie dat hij een deel van zijn geleverde inspanningen niet kan terug verdienen. Haalt hij die uit het bedrijf, dan bestaat de kans dat het verdwijnt.

De zaak is dat wie over economie spreekt, over een belangrijk deel van ons handelen nadenkt en tegelijk niet altijd goed inziet dat dit handelen vaak niet door de juiste overwegingen gestuurd wordt. Kennis van de markt van de concurrentie en van het toekomstige aanbod in de eigen branche zijn vanzelf al noodzakelijk, niet alle elementen kan men zomaar in kaart brengen. Hopen een grote winst op een zaak te maken en tegelijk de verliezen te beperken kan men hebzucht noemen, het blijft een normale attitude en toch, de noodzakelijke informatie moet er ook zijn. In die zin kan men die tijd, toen Adam Smith schreef en John Adams naar Holland kwam om geld te lenen voor de Amerikaanse zaak moeilijk noemen, omdat kennis uit de (voormalige) kolonie maar moeilijk binnen kwam en toen iemand hem, Smith liet weten dat het land, UK verloren was, vond hij dat sterk overdreven: er gaat – bedacht hij – zoveel verloren in het land, dat die uitspraak nergens op sloeg.

Het is een beetje zoals vandaag met de Euro het geval is: Men weet dat er weeffouten in het verhaal zitten, dat de landen nog niet voldoende een convergerend beleid voerden, dat belastingen betalen van land tot land anders werd en wordt bejegend, zodat bijvoorbeeld Griekenland zich niet kon voorzien van de nodige middelen om de taken die de overheid op zich had genomen ook te realiseren. Maar natuurlijk hoor ik een enkele lezer al protesteren dat volgens Adam Smith die vele taken misschien wel van het goede teveel waren. Moet een bedrijf subsidies krijgen om nog in het land auto’s te blijven produceren? Moet de overheid de vrachtwagenchauffeurs een feitelijk monopolie geven? Veel van de wetgeving die de arbeidsverhoudingen regelde waren misschien niet meer werkbaar. Sociaal beleid lijkt Adam Smith niet a priori af te wijzen, subsidies aan bedrijven in elk geval wel. Wat de overheid voor bedrijven, grote, maar ook het klein- en middenbedrijf moet verzekeren is rechtszekerheid, ook inzake het behoud van de winst die men uit de eigen bedrijvigheid haalt. Dat men de staat financiert dient in zoverre het eigen belang van de ondernemer dat er goede wegen zijn, dat het recht gehandhaafd wordt en dat de burgers zich veilig weten. Kortom, belastingen betalen kan het bedrijf ten goede komen, maar de basis moet duidelijk zijn. Dat ook onderwijs en een aantal wetenschappelijke instellingen, naast opvolging van het beleid hun plaats hebben, kan men begrijpen. Ik denk niet dat pleiten voor de small state en the fat state de zaak is, wel een staat die slank de functies kan vervullen waarover men een consensus heeft.

Blijft de vraag of er nog wel een band bestaat tussen arbeiden, het verdiende loon en de betekenis van de arbeid voor de persoon. Het lijkt er steeds meer op dat werknemers niet meer voor een bedrijf werken, wel voor de staat, zodanig dat het begrip arbeidsvreugde en zelfontplooiing van geen tel meer lijken. De betekenis van arbeid alleen zien in de vergoeding voor het geleverde werk blijkt voor de werknemer echter niet altijd zo stimulerend. Hoe het dan wel moet. Het blijft maar de vraag of men met macro-economische modellen de huidige situatie kan oplossen. De banken hebben een grote greep gelegd op het maatschappelijk vermogen, andere sectoren, zoals de farmaceutische nijverheden klagen, niet geheel ten onrechte dat ze wel aangemoedigd worden aan R&D te doen en nieuwe producten te ontwikkelen, maar aan het einde van de rit, als het product op de markt komt, merkt men dat de revenuen ervan eindelijk bedroevend laag uitpakken. Het is een kwestie die men niet zomaar kan oplossen, maar een goede prijs voor medicijnen is er een die de continuïteit van de bedrijven verzekerd en de patiënten, ergo de Sociale zekerheid niet nodeloos op kosten jaagt. Wie deze balans voor ogen houdt, kan misschien een manier vinden. Natuurlijk, op grond van een geneeskunde die evidence based heet te zijn, maar waarbij de best practices op de werkvloer, in het kabinet van de arts en op grond van goed bijgehouden statistische gegevens tot stand komt, kan men zich afvragen of de ijver om de duurste farmaceutische producten onder controle te laten toedienen, mist men vaak nuttige informatie door de beperking van de toepassing en dus door de relatief kleine getallen patiënten die het geneesmiddel krijgen. Want natuurlijk zijn er voor het commercialiseren van een product onderzoeken gebeurd, die statistisch soms indrukwekkend ogen, maar het is pas op het terrein, met artsen die hun patiënten volgen dat men de werkelijke werkzaamheid kan bepalen van een stof.

Voor Adam Smith zou deze tijd bijzonder boeiend uitpakken, getuige de 900 pagina’s die hij nodig had om zijn inzichten te formuleren. Maar onduidelijke inzichten, zouden sommigen menen, want soms spreekt hij zich tegen. O’Rourke meent dat hij zich verliest in de rol van de staat voor de bevordering van de welvaart want de staat kan een aantal voorzieningen uitbouwen, de kwestie blijft hoe men economisch kan ingrijpen, zonder een vorm van onbillijkheid in het leven te roepen. Een kwestie van balans?

De banken, die lange tijd, zij het met tijdelijke inzinkingen, een belangrijke rol hebben ingespeeld in het versassen van middelen voor de korte en lange termijn, leken een paar jaar geleden niet meer gericht op die rol, maar hadden van geld, zoals de auteur het ziet, een product gemaakt, terwijl volgens Smith geld precies nooit dat kan zijn, een product. Het is slechts en niet meer dan een middel waarmee een ruil gerealiseerd kan worden. Alleen wat het vertegenwoordigt in goederen en diensten, maakte de waarde van het geld. Hoe sneller het circuleert, hoe groter de feitelijke hoeveelheid. De accumulatie kan in die zin de economische groei beperken. Het is opvallend gegeven dat zoals Jozef II, Willem I en vervolgens ook Leopold I er net veel over hadden om spaargelden te mobiliseren, dat wilde onder andere zeggen grondbezit dat niet veel opbracht omgezet werd in ondernemingen. Opgemerkt moet worden dat de industriële revolutie in Vlaanderen, zeker in Gent, een zaak was van grondbezitters die hun gronden verkochten en fabrieken oprichtten. Maar goed, we geloven liever dat de industrie van ondergeschikt was tot Sidmar en Volvo zich in de kanaalzone vestigden. Dat Gent in 1830 voor het Manchester van het Continent doorging, vergeet men. Inbegrepen cités waar vandaag geen Vlaming zou willen dromen en zelfs in het Gravenkasteel werden weefgetouwen opgezet…

Het is dan ook niet zonder reden dat O’Rourke nogal wat kritiek heeft op het beleid van de Amerikaanse regeringen van de afgelopen decennia. Geld en banken kregen een nieuwe rol. Gekko? Greed is Good? Inderdaad, dat past niet in het beeld dat de auteur ons van het denken van Smith geeft, want graaizucht impliceert het weigeren de eigendom van anderen te respecteren. En wat Europa betreft, zou men tot op zekere hoogte kunnen stellen dat de staat ook geen respect meer lijkt te hebben op het bezit van de burgers. Banken en overheden, althans de Europese hebben hun discretie achter zich gelaten. De staat moet zoveel rechten honoreren, dat sommige rechten in het gedrang komen.

Maar goed, wellicht het belangrijkste probleem waar we nu mee te maken hebben is dus dat de banken van geld een product hebben gemaakt, dat centrale bankiers met hogepriesterlijke ernst de situatie trachten te bezweren maar dat de andere actoren voortdurend scenario’s en algoritmen hanteren die op zich uiterst interessant kunnen zijn, maar nogal eens de situatie verergeren. De kredietbeoordelaars hebben voor 2008 de kredieten van banken en vooral herverpakte kredieten fout ingeschat. Nu zien we dat ze geen fouten meer willen maken en de kredietwaardigheid van landen om de haverklap een negatieve outlook geven. Aan de andere kant slagen landen er niet om hun begroting op orde te krijgen. Of, zoals in Spanje, omdat de staatsstructuur onvoorstelbaar rommelig blijkt, of omdat, zoals in Italië de verantwoordelijkheden van vroegere regeringen niet ernstig onderzocht is geworden, dat wil zeggen de mate van corruptie moet onderzocht worden.

Er zijn natuurlijk meer problemen, zoals ook O’Rourke aangeeft, die ons ertoe brengen vast te stellen dat een econoom, zeker op het macroniveau een groot probleem moet overwinnen met name het overzicht over de processen van de economie. Adam Smith stelde dus wel dat mensen het best het eigen profijt kunnen najagen, maar tegelijk dat ze, zoals hij in de bedenkingen over het morele  sentiment beschreef, toch een aantal regels voor ogen moeten houden. Egoïsme alleen zou hen geen voordeel brengen. Die samenhang laat een ander beeld zien dan dat wat men ons gedurende decennia heeft voorgehouden, van een homo economicus die alleen volmaakt rationele beslissingen neemt en dus perfect voorspelbaar is. Die mens, dat is een idee, een aanname, maar niemand heeft  hem of haar gezien. Met de vermogens van moderne computers kan men wel een benadering uitwerken van die ideële mens. Maar als de algoritmen afgestemd zijn op het vermijden van risico’s en het maximaliseren van de winst, zal men de economie weinig zuurstof geven. Analyses van verschillende scenario’s waarbij men verschillende variabelen in het geding brengt plus nog eens nagaat welke kans er bestaat dat een bepaalde variabele zich voordoet, vormt een verdere verfijning van die benadering, maar als we over scenario’s horen, is het vaak het slechtst mogelijke, zonder er de probabiliteit, waarschijnlijkheid van aan te geven.

Ik denk dat O’Rourke ons vooral een ander perspectief wil bieden, waarbij hij het niet zo gortig maakt dat hij economische kennis niet ernstig zou nemen, econometrische modellen kunnen immers duidelijk maken wat er nodig is aan beleid, maar tegelijk lijkt hij vooral het beroep doen op de inzichten van Adam Smith zonder diens inzichten ernstig te bestuderen een eigenaardige praktijk te vinden. De moeilijkheid is immers dat de idee van de blinde hand langs geen kanten klopt. Wel gaat het om het handelen van tallozen, die samen de economie maken.. of kraken.

Wat er dus nodig is, als we dit bij tijd en wijlen grappige boek goed gelezen hebben is een nieuwe bezinning over onze aannames, in plaats van blindweg de zaak zomaar opnieuw op te nemen. Want Smith heeft ons, ondanks de afstand van meer dan twee eeuwen wel degelijk een en ander te vertellen. Aan de Amerikanen bijvoorbeeld dat de staat niet zomaar het probleem is, maar een logisch gevolg van het samenleven van mensen die elkaar nauwelijks kennen. Aan de Europeanen moet hij misschien ontsluieren dat de staat ook niet de oplossing is van alle problemen, maar ook autoritaire regimes, zoals het Chinese kunnen met zijn kritiek op het mercantilisme wellicht nog eens een en ander uitvangen.

Ten gronde zou men van journalisten dat zij boekjes als dit doornemen, om met wat minder stelligheid concepten te hanteren, waarvan de geldigheid minder voor de hand ligt dan zij hebben geleerd aan te nemen. De rol, nog eens, van de centrale bankier is volgens Adam Smith bizar te noemen, maar goed, hij werkte ook in een tijd dat de centrale bankier in opdracht van de regering vooral de hoeveelheid goud en zilver in omloop trachtte te regulariseren.

En gloort voor ons, burgers  een rozenvingerige ochtend na het lezen van dit boek? Als we de discussies van Verhofstadt, in zijn burgermanifesten goed gelezen hebben, dan biedt dit boek inderdaad onverhoopte perspectieven, juist omdat O’Rourke de moed heeft het determinerende dat sommigen uit Adam Smith’s inzichten meenden te mogen afleiden, van de nagedachtenis heeft geschraapt. Niet omdat een evolutie onweerlegbaar is, hoeft men die te vrezen, maar het kan nuttig zijn, heb ik de indruk, de onzekerheden in het economische handelen beter onder de aandacht te brengen. En er zijn natuurlijk ook de (moral) sentiments, want als we met zijn allen nog eens willen nadenken over hoe de samenleving er, met de gegevens die we kennen, demografische, ecologische en andere, over 20 jaar zou mogen uitzien, waarbij betrokkenheid geen lastig altruïsme impliceert maar een menselijk vermogen is, zoals verbeelding dat is, dan zou het gevoel van (onoplosbare) crisis misschien toch wel anders kleuren. De cijfers zijn belangrijk genoeg, maar men er kan zich niet achter verstoppen, men dient er iets mee aan te vangen. Rebus sic stantibus, blijft het evenwel moeilijk want een boek als dit werd niet of nauwelijks onder de aandacht gebracht. Vandaar onze bescheiden bijdrage aan het debat over het te voeren economische debat? Bleef het vaag, dan is het omdat vooral duidelijk is, dat we niet weten hoe cumulatieve, accelerende dan wel multiplicerende effecten van maatregelen werkelijk uitpakken. En dan kan men beter goed toekijken, zich bezinnen ook voor men maatregelen uitrolt. De kans dat het beoogde resultaat niet bereikt wordt, weet u wel, is groter dan we vrezen. Het komt er dus op aan, als we onze Schotse zegman en zijn boodschapper, de van Ierse voorouders afstammende Canadees O’Rourke begrijpen vooral te streven naar een werkbare balans, niet in termen van wit of zwart, maar ook niet zeer in bureaucratische formules.
  
Bart Haers



Reacties

Populaire posts