Discussie over wat we willen


Reflectie

Progressief of conservatief
De betekenis van termen

Identiteit is een besmet begrip,
men mag niet conservatief zijn en
niet rond de kerktoren blijven hangen.
Het belfort blijft een symbool van
burgerlijke trots maar ook dat
vindt men niet iets om over
te berichten. 
Nu het debat nog maar eens ontspoort in het formuleren van invectieven aan het adres van zogenaamde conservatieve geesten, terwijl wie progressief zonder zonde en al helemaal zonder intellectueel falen zou wezen, is het nuttig het relatieve van begrippen en gedachten te onderzoeken.

Conservatief wordt dag na dag in het verdomhoekje gezet, progressief zijn, staat boven elke twijfel verheven in een gunstig daglicht. De kiezer die voor een conservatieve partij stemmen zou, maakt zich schuldig aan intellectuele kortzichtigheid of erger, begrijpt niet waar het om gaat. Ik denk en geloof dat dit soort benaderingen vooral blijk geeft van blindheid voor de complexiteit van de dingen.

Ook een conservatief is vooruitstrevend, want hij of zij wil met vrijwaren van goed is, verbeteren wat verbeterd moet worden. Ook de progressief wil bewaren, met name de gedachte dat alles anders moet. Het gaat om de gedachte dat de wereld voor verbetering vatbaar is en daar moet institutioneel aan gewerkt worden. Dat mensen zelf en groepen, organisaties door hun handelen de wereld veranderen, daar heeft de progressief geen aandacht voor. En dan nog, wat wil de veranderaar veranderen?

Uiteraard speelt het mensbeeld hier een cruciale rol, want zoals men het ook wel eens horen kan, heb je cultuurpessimisten die menen dat elke vooruitgang een bedreiging van de cultuur is, terwijl anderen menen dat er niet gauw genoeg een volkomen nieuwe technologie tot stand kan komen en dat de cultuur er zich maar aan moet aanpassen. Wat we dan begrijpen onder cultuur vormt op zich weer een behoorlijk veelzijdig debat, omdat de voor de een het geen zin heeft aan cultuur enige waarde te hechten, want den mens in een samenleving, dat impliceert cultuur en de cultuur zelf is dus waardevrij. Behalve het feit dat we allemaal nogal vasthouden aan onze gebruiken en ons ten opzichte van anderen bepalen volgens goed omschreven en toch niet zo expliciete regels, kan men de omgeving waarin we leven en waar we mee vorm aan geven, de cultuur dus maar moeilijk zien als iets dat van god gegeven zou zijn, maar het is ook niet iets van natuurlijke aard. Het punt blijkt dat de cultuur in de brede betekenis die antropologen eraan geven voor veel mensen geen voorwerp vormt van bewuste reflectie en dus dat als er aan die vele facetten van een leefwereld apert dingen veranderen, er voor die mensen heel wat op het spel wordt gezet.

Voor Progressieven spreekt het vanzelf dat we dingen veranderen en moet iedereen elke verandering maar voor lief nemen. Aan de hand van uitgebreid onderzoek zal men dan ook heel wat proberen te verantwoorden, want het zou tot de gang van zaken behoren. Belangrijk dus om na te denken over de vraag of we mensen zomaar hun vertrouwde leefwereld kunnen ontnemen. Als men het niet begrijpen kan, die verandering zelf en de redenen waarom dit gebeurt, dan kan men mensen wel zeer erg vervreemden en het blijft de vraag of we op die manier mensen wel een dienst bewijzen.

Moeten we dan alles onverkort bij het oude laten? Ook dat is onmogelijk omdat technologieën en veranderende economische verhoudingen de eigen positie en cultuur wel degelijk op losse schroeven kan zetten. De evolutie van de geneeskunde en farmacologie heeft de levensverwachting van mensen haast eindeloos uitgebreid, zodat mensen nu langer jong zijn en langer kunnen leven in de kracht van hun leven. Ook intellectueel blijken mensen op zeventig, tachtig nog verre van uitgeteld en wat de genietingen des levens betreft blijkt er vandaag voor iedereen zoveel mogelijk dat mensen zich soms niet meer bewust lijken van hun eigen verwachtingen en dus ook niet goed te weten wat hen werkelijk zou bevallen. Soms menen ze zelfs uit louter conformisme niet meer te kunnen zeggen dat wat een ander het ik iets aandoet hen niet zou mogen raken.

Conservatieven vinden dat ethiek moet functioneren volgens lijnen die in de traditie besloten ligt. Progressieven menen dat men een ethiek kan ontwerpen die volkomen nieuw is en rekening houdt met nieuwe bevindingen. Voor beide stromingen pleit, zou men kunnen zeggen dat de argumenten voor de hand liggen maar ertegen valt in te brengen dat ze eindelijk niet overwogen hoeven te worden. Het punt is dat daarom weinig te vertellen valt over het conservatieve of progressieve, want het komt er nog altijd op aan te vatten hoe we dat alles concreet beleven en vorm geven.

Wie dus meent dat het volstaat zich progressief te noemen en zich daarmee perfect in het velletje voelt, mag dus vrezen eens op de werkelijkheid te stuiten, want de gedachten en handelingen worden niet getoetst. Zonder zich er rekenschap van te geven of op het terrein begrippen wel correct weergeven wat men voor ogen stelt. Maar ook kan ik er niet onderuit me af te vragen of het wel klopt, wat links ons voorop stelt. Precies omdat men zich consequentialistisch opstelt en dus het doel van de daden en het beleid als voldoende rechtvaardiging aan de orde stelt, ontgaat het veel Progressieven dat het met hun gevolgenethiek wel eens fout kan lopen, in eerste instantie omdat niet elk doel ten allen tijde okay is en vervolgens omdat de methode om het doel te bereiken ook nog eens de betrokken personen in hun integriteit kan raken.

Het lijkt eerlijk een economie rechtvaardig te noemen als die maar voldoende de rijkdom herverdeelt. Een eerste punt van kritiek kan zijn dat men dan een zero sum game voor ogen heeft staan. Wat a of b krijgen gaat af van wat c dan wel d, e, f , g… erbij inschieten. A en B zijn bovendien met een grote graad van waarschijnlijkheid enkele procenten van de samenleving terwijl C en D de grote meerderheid zou vormen.

In een geval van een economie die in theorie jaarlijks groeit, is de som dus nooit nul, want er komt altijd iets bij. Op wereldeconomisch vlak zal die som natuurlijk wel 100 % meent men dan, maar men kan vaststellen dat de groei op wereldschaal ook best mogelijk is gebleken, sinds de BRICS hun opwachting hebben gemaakt. Uitgaan dat eigendom en eigendomsverwerving automatisch ten koste gaat van wat anderen kunnen krijgen, dat inkomstenverwerving en eigendom, zoals Lenin van Marx leerde diefstal is, heeft echt ook wel nadelige gevolgen. De sociaaldemocraten hebben de scherpe kantjes van het socialisme zoals Marx het presenteerde, afgevijld. Maar progressieve lui hebben wel geen zekerheid over hoe ze zelf tegenover eigendom, groei en rechtvaardige verdeling moeten aankijken.

Het probleem van die benadering zit ook hierin, zoals Boris Cyrulnik scherp opmerkte dat men mensen niet wenst te zien als personen in ontwikkeling en bezig met de realisatie van doelen. Ook ziet men op die manier vaak over het hoofd dat de weg naar de heerlijke nieuwe ochtend wel eens veel brokken kan maken. Toch zal men dat in discussies over bijvoorbeeld onderwijs niet zien opduiken. Men wil iedereen zien vertrekken van de middelbare school met een diploma of attest, maar of men er iets mee kan aanvangen blijft buiten beeld. De gelijkheid bij het begin, toch ook al moeilijk te realiseren, zal men niet aan het einde van de schoolloopbaan realiseren zonder mensen tekort te doen. Men zegt mij ongetwijfeld dat ik met deze uitspraak blijk geef van fatalisme en vooral niet wel bij het hoofd ben, want ieder rechtzinnig denkend mens moet toch achter de gedachte staan dat rechtvaardigheid het grootste goed is waaraan men kan bijdragen. Maar rechtvaardigheid staat niet op zichzelf of functioneert toch niet als men niet ook andere waarden voor ogen houdt.

Zou het verschil tussen progressief en conservatief echt zo groot zijn als haast dagelijks in opiniestukken en gratuite uitspraken te horen is? Steeds vaker ontgaat het me wat er nu links is aan een streven naar een betere samenleving, maar ben ik er wel huiverig voor de contouren van zo een ideale samenleving in enkele krachtlijnen te beschrijven. Bovendien zou men zich vergissen mocht men het bereiken van dat ideaal als voor eens en altijd verworven achten, omdat, om het tegen Francis Fukuyama in te zeggen, wie de geschiedenis ten einde wil brengen moet de mens onder controle hebben en moet de zaken zo regisseren dat mensen niet iets anders dan het bestaande zullen verwachten, laat staan wensen en er voor gaan strijden. Kortom, wie een ideaal voorop stelt dat voor eens en altijd de problemen  wil oplossen zou wel eens verrassend dictatoriaal uit de hoek moeten komen.

Hoewel opmerkingen als deze al ouder zijn dan ondergetekende en al heeft de geschiedenis bewezen dat wie de geschiedenis wil modeleren naar een theoretisch model zonder er de burgers, betrokkenen bij te betrekken, zal merken dat het niet zo een gemakkelijk oefening kan zijn. Het blijft een behoorlijk taboe, de geschiedenis van de eerste jaren van de Russische revolutie en ja, ook de Franse Revolutie en ipso facto dus ook het “Comité du Salut Public” blijft eindelijk een exces van de glorieuze revolutie, niet de logische consequentie van het streven van de Montagnards ofte Jacobijnen, die de formulering van de Déclaration universelle des droits de l’homme et du citoyen in het spoor van Jean Jacques  Rousseau zo ver mogelijk willen doordrijven. Tegenover de aanname  dat de samenleving de mens slecht maakt en mensen dus gesterkt moeten worden en vooral zichzelf moeten zijn, authentiek, staat de gedachte dat Bildung er werkelijk toe doet.

De verschillen, vroeg ik me eerder af, kunnen toch zo groot niet zijn, dat men niet over belangrijke zaken tot eensgezindheid zou kunnen komen. Maar blijkbaar kan men de kloof niet overbruggen als men bij de eenvoudige aannames blijft steken van wat links zou zijn en wat rechts, wat conservatief en wat progressief. Maar weigeren die aannames te bekijken, riskeert men de discussie zelf te smoren.
Over identiteit mocht men gedurende decennia niet discussiëren en nog steeds lijkt het niet passend of zoals het hoort zich over die identiteit uit te laten. Maar zij die over dit thema willen spreken, koesteren de hebbelijkheid dat ze de eigen identiteit, enfin, van de regio en samenleving waar ze toe behoren graag onnodig reduceren tot enkele kenmerken. Natuurlijk bestaan er binnen samenlevingen als de onze behoorlijk grote verschillen, qua smaken, qua ingesteldheid en nog zo wat dingen. Moet men van Cyclocross houden omdat men toevallig in Brugge woont? Of van mosselen – friet? Of is het stoofvlees met friet? En bier natuurlijk. Men kan dit soort simplismen toch niet blijven verkopen. En dan is er nog die kwestie of dat Vlaamse volk nu meer dan andere rond de eigen kerktoren blijft hangen. Men kan dat wel zo stellen, men kan dan niet tegelijk spreken over de Franschmans,  de mensen die vroeger landbouwwerk gingen verrichten in Frankrijk. Men kan niet over kerktorenmentaliteit blijven spreken als studenten wel bereid zijn aan Erasmus deel te nemen of een ManaMa doen in Italië of Spanje, het UK of de USA om nog te zwijgen van de mensen die een half jaar naar Azië of Zuid-Amerika gaan.

De discussie over identiteit is niet eerlijk gevoerd, omdat de tegenstanders er niet altijd oog voor hebben dat bijvoorbeeld in Vlaanderen leden van de middenklasse graag met hedendaagse kunst bezig zijn, interesse hebben voor vreemde kunsten en literaturen.

Mij valt het altijd weer op dat we ons zo graag in een veilige kolk begeven, ook al zeggen we dan dat we avontuur willen. Avontuur is belangrijk, zegt men en zeker Progressieven vinden dat het leven avontuurlijk moet zijn, maar ergens ontbreekt het aan toewijding en moed om het gebaande pad echt te verlaten, want ook Progressieven zitten met een traditie die het denken bepaald. Het is zoals Eugen Ruge het schreef dat ook de progressieve samenleving finaal eindigt in burgerlijkheid en zelfbewustzijn die grenst aan zelfgenoegzaamheid. Die observaties blijven vandaag in de brede media van ondergeschikt belang, omdat men er eindelijk van meent dat het de mensen niet aanbelangt. De media gedragen zich, vaker dan journalisten vaak denken, paternalistisch. Net programma’s als Trio, met Werner Trio laten zien dat er wel interesse voor is, voor een wat meer uitdiepend gesprek.

De tegenstelling tussen opinies moet men niet meer opschroeven dan nodig, omdat de praktische uitwerking van oplossingen voor prangende problemen finaal volgens gelijkaardige criteria beoordeeld zullen worden. Dat merkt men aan de regeringsgesprekken en de discussie nu op de Nederlandse omroepen. In dit land speelt de discussie blijkbaar heel hard. Terecht of niet? Net omdat ik weet hoe in de campagne voor 12 september de woorden niet gespaard werden en de harde woorden al helemaal niet, maar ook dat niet alle partijen aan de druk konden weerstaan de politici op hun lijn te houden, de lijn uitgezet voor de campagne, zoals in de zaak van de langstudeerders is gebleken.

Maar uiteraard is het beleid van Den Haag of van Brussel (federaal en Vlaams) niet meer zo alles bepalend als voorheen. Net echter omdat men Europa afschildert als de neoliberale kobolt of moloch, blijven discussies over wat Europa moet doen, doorgaans te vaag om goed te zijn.

Het is daarom niet dat we het onderscheid tussen links en rechts onbelangrijk moeten vinden, maar dat we begrijpen dat de retoriek soms moeilijk de toets van de praktijk kan doorstaan. Ook al omdat die retoriek vaak voorbij gaat aan wat er werkelijk aan de hand is. De reden waarom Europa nu zo stringent die afspraak gehonoreerd wil zien over een beperking van het tekort op de begroting heeft te maken met het geschonden vertrouwen in de Griekse en andere bestuurders. De oplossing om de groei te bevorderen en de economie wat zuurstof te geven zal dus in minder harde soberheidsmaatregelen liggen. Maar dan nog helpt het niet als men alleen de burgers als zodanig iets wil wijsmaken. We hebben O&O nodig, we hebben het midden- en kleinbedrijf nodig en we hebben grote bedrijven die een internationale betekenis hebben nodig. Die zaken kan men niet oplossen met sociaal beleid alleen.

De principes zijn niet verkeerd, maar links en rechts blijven te vaak ter plaatse trappelen. De oplossingen moeten gerealiseerd worden als onderhandelende en gedragen consensus – niet enkel als elitaire consensus, maar ook bij de belangstellende bevolking. Voor dit land komt erbij dat de betere afregeling van de toewijzing van bevoegdheden, waarbij het federale bestuurslaag geen hiërarchische positie heeft – nu al en dat sinds lang – ten opzichte van de deelstaten geblokeerd wordt in Vlaanderen, waar sommigen graag de steun van de machtige PS blijven genieten. Maar dat zijn de details die te moeilijk blijken om in de retoriek mee te nemen.  Of het zijn overwegingen die men liever niet luid en klaar verkondigt.

De tegenstellingen zijn meer dan retorisch, maar de retoriek laat vaak niet toe aan de tegenstelling de betekenis te geven die ze toekomt, soms blablabla, soms ernstig maar te overwegen. Het komt erop aan dat we begrijpen moeten dat spreken over het beleid, te voeren en beslist beleid vandaag vaak als te technisch wordt voorgesteld en toch, het zit in de uitvoering van de besluitvorming besloten of de grote woorden ook een uitwerking krijgen. Links of rechts, progressief of conservatief, met de eisen van de tijd moeten we rekening houden en tegelijk is het wel zo nuttig te weten wat voor toekomst we willen bouwen. Dan pas geraken we de blablabla voorbij en wordt het boeiend.

Bart Haers

  

Reacties

  1. Een beetje teveel Edmond Burke gelezen en er dronken van geworden?

    Slechts een willekeurig gekozen quote :
    “De discussie over identiteit is niet eerlijk gevoerd, omdat de tegenstanders er niet altijd oog voor hebben dat bijvoorbeeld in Vlaanderen leden van de middenklasse graag met hedendaagse kunst bezig zijn, interesse hebben voor vreemde kunsten en literaturen.”
    Nou moe. Je moet deze volzin eens langzaam opnieuw, afstandelijk en objectief, -out of the box- herlezen. Wat wordt hier beweerd?
    Ten eerste bestaat het zogenaamde “argument” uit een voorbeeld (fout in de argumentatieleer) en ten tweede slaat het ook inhoudelijk gewoon nergens op. Immers ook leden van andere klassen dan de middenklasse hebben in Vlaanderen dezelfde interesse. Een nogal armoedige argumentatie om te stellen dat de discussie niet eerlijk is gevoerd.

    Nu ja, Burke was een katholieke Ier uit een middenstandsmilieu. Misschien is Bart Haers wel een katholieke Vlaming uit een middenstandmilieu. Wie weet? In ieder geval gans dit blog tapt uit het vaatje van de maatschappij-opvattingen van Burke.

    Het betoog bestaat verder uit een litanie van vooroordelen, soms zelfs ronduit leugens omtrent wat de auteur “Progressieven” noemt. Slechts één voorbeeld: “Voor Progressieven spreekt het vanzelf dat we dingen veranderen en moet iedereen elke verandering maar voor lief nemen.” De twee beweringen die deze samengestelde zin bevat zijn onjuiste voor-oordelen van de auteur, die nergens worden gestaafd.

    De auteur besluit:
    “Links of rechts, progressief of conservatief, met de eisen van de tijd moeten we rekening houden en tegelijk is het wel zo nuttig te weten wat voor toekomst we willen bouwen.” Maar slechts enkele paragrafen eerder in zijn zelfde betoog schrijft hij, tegenstrijdig daarmee: “Steeds vaker ontgaat het me wat er nu links is aan een streven naar een betere samenleving, maar ben ik er wel huiverig voor de contouren van zo een ideale samenleving in enkele krachtlijnen te beschrijven.” Tja… over tegenstrijdigheden gesproken.

    Iets meer objectiviteit lijkt mij gewenst; en dan besluit ik met de auteur: “Dan pas geraken we de blablabla voorbij en wordt het boeiend.”

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. U vraagt objectiviteit? Ik zie de tegenstelling niet tussen de vraag na te denken over de wereld die we willen - waarbij tevredenheid over deze wereld voor anderen misschien onmogelijk kan lijken, maar alla, en de gedachte dat progressieven soms volstaan met de gedachte dat we vooruit moeten. De techocratische verblinding wijs ik in elk geval af.

      Verwijderen
  2. Geachte, u zal er niet van achterover vallen als ik zeg dat ik uit een katholiek nest kom. Of ik nog praktiseer is een ander paar mouwen. Een tweede punt: niet enkel Edmund Burke had problemen met de Franse revolutie. Joris Note heeft over zijn inzichten en de kennis die hij heeft van de Franse revolutie een interessante roman geschreven: "Tegen het einde". Mijn kritiek op de wijze waarop men niet enkel de Franse Revolutie ziet als een absoluut hoogtepunt van de Verlichting, gaat erover dat de aanpak van tegenstanders door de Jacobijnen niet echt fraai was. Daar heb ik Burke eindelijk niet voor nodig. "Hermann und Dorothea" van Goethe gaat ook over de gebeurtenissen in frankrijk. Overigens had je toen naast de Franse Revolutie ook een en ander aan reuring in de 13 Verenigde Staten, had je Brabantse omwenteling en in Nederland de Patriottentijd. Zoals Beethoven ten aanzien van Napoleon zijn sympathie voor de revolutie bijstelde, zo hadden anderen het toch lastig met de Montagnards. En ja, een zekere sympathie voor de Girondijnen zou me niet vreemd zijn, als het van belang was dat ik voor een of andere partij sympathie moet hebben.
    Wat betreft het argument dat meteen een voorbeeld met zich brengt, kan ik uw kritiek wel begrijpen, maar ik weet niet hoe ik anders duidelijk kan maken dat zij die zich ergeren aan de term identiteit alleen al in hun observaties helemaal goed zitten. Het staat als een paal boven water dat we zowel individuen zijn als deel uitmaken van netwerken, sociale verbanden van velerlei aard. Dat ik het anders schreef? Ik kan inderdaad misschien wat minder snel schrijven, maar ja, ik kan niet anders dan in het vervolg uw raad opvolgen...

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts