De vrouw onzer levens
Recensie
Debielen waren nutteloos
en genieën allerkostbaarst
en genieën allerkostbaarst
Hoe we
daden moeizaam beoordelen
Didier van Cauwelaert. La
femme de nos vies; roman. Editions Albin Michel 2013. 293 pp. Prijs: 21,90 €
Wat als blijkt dat een persoon
altijd is voorgesteld als een baarlijke duivel en plots iets anders blijkt te
hebben gedaan. Geen paniek, over hoofdrolspelers als Hitler, Göring of Speer
gaat het hier niet. Wel over iets anders en het valt uit te zoeken of we deze
roman ernstig kunnen nemen. Het gaat om een vrouw die enthousiast lid was
geworden van de NSDAP maar geleidelijk bemerkte dat er veel op aan te merken
viel. De dame in kwestie was zeer begaafd en thuis in de wiskunde. Het voorval
met een vrouw die omwille van haar Joodse roots uit haar job was gezet, dus ook
van de mogelijkheid verstoken was verder onderzoek en een hoogbegaafd zoontje had,
brengt haar op ideeën. Maar dat verhaal is ook verweven met groeiende afwijzing
door delen van het leger, maar dat valt ons al moeilijk te begrijpen. De hele
roman kleeft fictie op een bekend verhaalpatroon. De werkelijkheid vormt de
kern, maar de fictie maakt het mogelijk die werkelijkheid te duiden.
Didier van Cauwelaert schreef
al meerdere romans, maar toen ik hem op televisie hoorde vertellen over dit
boek, leek het me wel de moeite waard het eens ter hand te nemen. Want het ging
over de omgang met het verleden. Het lezen wekte al vroeg een zeker
enthousiasme, maar tegelijk was er de wat zeurende vraag of een auteur wel zo
met een duistere bladzijde, het doden, euthanasiëren van gehandicapten en
geesteszieken door de Nazi’s kan omspringen. Het probleem is immers dat het
verhaal erg genoeg is.
Maar de auteur laat merken dat
er een historische werkelijkheid zat achter die inspanningen, vermeldt mooi
achteraan het boek dat er wel een aantal levensfeiten zijn die aan de roman ten
grondslag liggen, dat wil zeggen feiten uit het leven van anderen. Maar het
blijft dan maar de vraag of iemand uit de hogere kringen van de Wehrmacht of de
SS plots een soort duikboot kon worden en het systeem van binnenuit saboteren.
We weten dat Hitler en enkele
anderen de mening toegedaan waren dat theoretische fysica een joodse en dus
besmette zaak was. Men behoefde een Arische
versie natuurwetenschappen, maar we krijgen al lezende de indruk dat er
eindelijk weinig animo is voor wetenschappen en wetenschappers, tenzij het iets
opbrengt. Zonder schrille tonen wordt de positie van Heisenberg uitgelegd. De
onzekerheid ook of hij bewust de discussie over de kritische massa op een
verkeerd spoor zette – hij schatte de kritische massa op enkele tonnen, terwijl
700 gram zouden volstaan -, dan wel of hij daadwerkelijk een foute inschatting
had gemaakt. Didier van Cauwelaert weet net zomin als wij wat er aan de hand
was en doet ook geen moeite om de indruk te wekken dat men Heisenberg zus of zo
moet inschatten. De poging van de Britten om van de Duitse geleerden meer te
vernemen, door hen in Farm Hall bij Cambridge te plaatsen, zonder directe bewaking,
maar wel met afluisterapparatuur, komt ook in dit boek aan de orde. Een aantal
eerlijke vragen gesteld? Men vreesde dat zij, Heisenberg, Hahn of von
Weiszäcker niet eerlijk geantwoord zouden hebben. Denazificeren was een
moeilijke bezigheid, ook in de wetenschap.
Evengoed is er de uitruil van
de Amerikanen en de Russen die de beste geleerden trachtten voor zich te
winnen, zoals Werner von Braun, die in de VSA mee het Saturnus V-programma,
gekend als het Apollo-programma in de ruimtevaart. En daar zie je hoe dicht de
auteur de werkelijkheid, de gekende, reconstrueerbare werkelijkheid weet te
binden met de fictie… of wat fictie zou kunnen zijn.
Het verhaal dat hij vertelt:
de monoloog van een oude man die anno 2008 of 2010 een jongedame treft bij een
patiënte in een Duitse psychiatrische kliniek. De dame is 100 en heeft om
onbekende redenen haar tv – het moet een flatscreen zijn – door het raam gooide
en die kwam zo op de sofa van haar onderbuur terecht. Daarna was ze in coma
geraakt. Haar enige nabestaande is een Française uit Brest die geroyeerd is
door de balie van Morlaix omdat ze in de clinch gegaan is met algenboeren op de
kust aldaar. Enfin, haar leven zit in een impasse en ook met haar vriend gaat
het niet zo best.
De verteller? David Rosfeld de man die van zichzelf zegt dat hij anderen vooral bijgestaan, de grote namen
van de fysica, zoals Einstein, Oppenheimer en Higgs, Niels Bohr ook. Een
merkwaardig detail in dit boek, Heisenberg wordt genoemd, maar heeft Rosfeld na
de oorlog, na een verblijf op Princeton en een doktoraat nauwelijks ontmoet.
Nu, wat David Rosfeld, domweg Jürgen Bolt uit de omgeving van Hadamar, beleefd heeft
doorheen zijn leven, een jongen die alles behalve hoogbegaafd lijkt. Wie dat
begin van Jürgen Bolt leest voelt het onmiddellijk, Julien Sorel kijkt mee. De
broers zijn lomperiken, maar Jürgen leest niet een of andere geschiedenis of
biografie van Napoleon. Jürgen spreekt nauwelijks, tenzij met zijn zusje, die
plots sterft. Om kort te gaan, men accepteert de vreemde jongen, want hij slaagt erin kalveren naar het slachthuis
te begeleiden door hen toe te spreken, verhalen te vertellen, zodat die
kalveren plots minder gedresseerd na slacht beter vlees opleveren. Hij, Jürgen
kreeg nauwelijks school, maar zijn zusje, dat stierf in de stal na de stoot van
een hoorn, had hem heel wat verteld, zoals dat gaat en die verhalen
recapituleerde Jürgen voor de kalveren. Wie verwacht dat van Cauwelaert er in
een scène over de douches van de psychiatrische kliniek van Hadamar niet aan
zal refereren, vergist zich. Want als Jürgen plots een kalf moet begeleiden dat
blijkbaar beseft dat de slachtbank wacht en weigert verder te gaan. Het kalf,
Sonntag genoemd door hemzelf, schenkt hij aan de pastoor, die cito presto zijn
vader verwittigt. Nu is het net in de periode dat de Duitsers hun rassenhygiëne
zo ver drijven dat ze daadwerkelijk nutteloze handen en dus vooral overbodige
mensen, gehandicapten, psychiatrische patiënten gaan wegwerken. Zeven
installaties kwamen er in het rijk en onder andere in Hadamar, in de
psychiatrische kliniek waar de ouders Bolt hem heen stuurden, want de nazi’s
hadden het programma met bekwame spoed uitgevoerd en wie een nutteloze aanbood
in een psychiatrische kliniek bracht, kreeg een geldsom. Dus kwam het kereltje
ertoe en vond er, zoals het toeval het wil, een jongen die volkomen zijn
tegendeel was en toch, met wie hij kan praten. Intussen bouwen ze in Hadamar
een douche-installatie. De start van het vergassingsproject in Hadamar: 13
januari 1941. David Rosfeld, de echte, moet een paar dagen voordien bij een
dame die hem ondervraagt. Hij weet en raadt voldoende om te beseffen dat hij
ook zal sterven, maar als hij door de dame gered wordt, zal hij moeten
meewerken aan het programma van de lui die zijn moeder, Yael Rosfeld. Zij was
al in 1933 uitgestoten, beroepsverbod en was om te overleven in een ijstent
gaan wonen in het park van Hadamar, tot een parkwachter haar verraden had. In
die ijstent verkocht ze ijs, natuurlijk. David Rosfeld licht Jürgen in,
uitgebreid en geeft hem de juiste en de verwarrende antwoorden. Rosfeld sterft
met de anderen in de douche, Jürgen wordt David en ook Ilsa wil hem redden, na
eerst een heftige confrontatie. Men leest deze stukken met enige spanning.
Rosfeld geeft zijn redding
door aan Jürgen Bolt die Rosberg wordt en er op de een of andere manier in
slaagt zich als persoon te presenteren, die de materie, de fysica, onder de
knie weet te krijgen. Hij krijgt als enige basis het boek met formules en
inzichten van Yael mee maar niemand weet in feite hoe ze begrepen moeten
worden. Jürgen-David vertrekt niet met de idee de bom te maken, maar
integendeel een boson te vinden dat gelijk zou zijn aan het deeltje waaruit bij
de big bang het heelal is geëxpandeerd. Aan het einde van het boek komen we
terecht in de euforie van de vondst van het Higgs-boson.
De grote onbekende in deze roman
is Ilsa Schaffner, dat wil zeggen, zij zou bijdragen aan een sabotageprogramma
binnen Duitsland, lui die gedurende vijf, zes jaar aan een programma zouden
gewerkt hebben, maar als Penelope des nachts vernietigden wat ze des daags
gerealiseerd hadden. Ik heb de indruk dat ook zij, Schaffner een programma wil
dat mensen kan redden en dat ze daarin was gelukt als ze niet gelijktijdig
bezig was met haar gezel, een Beierse graaf, om een aanslag te plegen op
Hitler. David zal na 17 maanden vorming naar de Franse Westkust gebracht
worden, waar hij met een onderzeeër naar Amerika gebracht wordt en Albert, Albert
Einstein zal ontmoeten. Deze bleek niet op de hoogte van het feit dat het
Manhattan-plan al in uitvoering was, meer bepaald op zijn vraag en dus met het
oog op het maken van een atoombom.
Al die feitelijke elementen
structureren en ritmeren de roman, waarbij de tijd en de grote gebeurtenissen
kaderen wat met de verschillende figuren gebeurt. Over Schaffner kan nog gezegd
worden, moet nog gezegd worden dat zij het allemaal overleeft; over haar kan
Rosfeld zeggen dat zij hem tot man maakte. Zij wordt honderd en men kan het
niet als een plot beschouwen, wel als het samenbrengen van verklaringselementen
dat zij in haar huis, appartement gedurende jaren alle informatie over haar ter
adoptie afgestane dochter en de kleindochter volgde via een persabonnement,
eerst op het trefwoord met de naam van haar dochter en vervolgens kleindochter.
Dat moederschap was te wijten aan haar gevangenschap in Amerikaanse handen.
Maar dat was dan weer het gevolg van wat Göring zou gezegd hebben tijdens zijn
proces in Neurenberg. Mijn vraag is dan, want na een halve dag lezen in de
gepubliceerde transcripties – de kracht van Internet – heb ik er niet zo heel
van gevonden. Maar David Rosveld-Jürgen Bolt had haar Ilsa Schaffner ook
proberen te volgen, wat allerminst eenvoudig was. En zij, Ilsa had gewacht op
de vondst van het boson dat Higgs naam zou dragen. Reden voor haar om het
tv-scherm door het raam te kieperen…
Dus, zal u zeggen: dit boek is
een ramp, is onzin, is voor alles fictie, waarbij de auteur de waarheid
misbruikt; hij wil ons iets vertellen, maar wat? Toch probeert Didier van
Cauwelaert vooral dit: hoe leg je jezelf uit wat de charme is van de
wetenschappen. Maar een tweede element is fundamenteler en is het introduceren
van een wens in de zoektocht naar het Higgs-boson. Dan wordt dit een verwarrend
boek. Dan worden de discussies over de relatie tussen de Algemene relativiteitstheorie
en de quantummechanica een verhaal begrijpen van wat er gaande is. Maar ook, op
een derde plan, laat Didier van Cauwelaert zien hoe het omgaan met
wetenschappelijke kennis, dat wil zeggen, hoe draag je die over en hoe hanteer
je die kennis. De oude David Rosberg weet dat hij geen onderzoeker aan de spits
is, maar in de tweede lijn opereert. Hij beklaagt zich erover dat hij de
laatste decennia de lassitude – ik weet
echt niet welk Nederlands woord hier past, misschien verlammende ontmoediging -
in
zijn cursus heeft voelen insluipen. De grote Axenzeit van Jaspers in de Wetenschappen ligt achter ons. Tussen
1870 en 1953 werden de fundamenten gelegd voor een nieuwe natuurkunde, biologie
en chemie, daar kan geen twijfel over zijn, maar daarna werden geen nieuwe
vragen meer opgeworpen. Zelfs het zoeken naar Higgsdeeltje, of het goddeeltje
werd een routinematige aanpak.
Zou deze roman niet in een tegentijd
geschreven zijn of moeten we zeggen, als een fuga? We hebben in Europa af en
toe zeer last van het duistere verleden dat opspeelt. Maar terwijl we ons op
het grote plan, de grove synthese richten en alles wat eronder zit, de vele
facetten en aspecten van het leven denken te kunnen vatten alsof het behoort
tot datzelfde plan, merkt men dat de handelingen van individuen in de
samenleving, van groepen andere ritmes volgt. De verguizing door de nazi’s van
de toenmalige hedendaagse kunst laat zien dat ze wel een deel van de bevolking
konden wijsmaken dat het geen kunst was, maar anderen die op het ritme leefden
van die moderne kunst, die konden ze niet bereiken. In dit opzicht levert
Didier van Cauwelaert een krachttoer, door iets bloot te leggen van wat voor
ons moeilijk te vatten is: mensen worden gecharmeerd door Hitler, door de
beweging, maar verliezen hun geloof naarmate ze merken dat regime destructief
wordt en hun leefwereld komt bedreigen. Sommigen weigeren van begin af mee te
gaan, zoals Johannes Fest, anderen hopen lange tijd de overhand over die zwijnen te kunnen houden, maar merken te laat dat ze
hun hand overspelen. Dan zijn er anderen, zoals Hans Scholl, Inge en Sophie
Scholl, die zelfs uit de Hitler-Jugend gezet worden. Hoewel Inge geen deel had
aan de Witte Roos, blijkt ze bij nader toezien dezelfde ontwikkelingsweg te
hebben gevonden.
In de roman spelen leden van
de Abwehr een belangrijke rol en die dame, Ilsa Schaffner? Zij komt tot haar
keerpunt als ze zich met het lot van Yael Rosberg en haar zoontje inlaat. De
discussie, vergissing van Heisenberg hoeveel kritische massa – aan uranium- er
nodig is om de bom te maken, de discussie over het zwaar water in plaats van
grafiet als moderator om het proces van kernsplitsing op gang te houden, ze
behoren tot verworvenheden die men pas na de oorlog goed onder de knie kreeg.
Men kan zich afvragen of Heisenberg bewust fouten gemaakt heeft en in zekere is
dat ook het thema van dit boek: wat moet een mens doen in een oorlog, in een
regime dat men als inhumaan beschouwt?
Zal men de historische gebeurtenissen,
tijdens, maar ook na de oorlog in deze roman opgenomen onderzoeken, dan blijkt
dat er een grote consistentie is. Van Cauwelaert respecteert de historische
werkelijkheid zoals we die kennen. Als hij vrijheden neemt zoals een uitlating
bij de verhoren in Neurenberg van Göring, die de moordpartij van de kinderen
van Helm in haar schoenen schuift, pas nadat hij vernomen heeft dat ze nog
leeft, dan is dat een mogelijkheid van de geschiedenis. Wie die verhoren leest,
merkt immers dat Göring voortdurend doet alsof hij de redelijkheid zelf is en
zoveel als mogelijk afschuift op anderen. Zijn eigen rol? Het lijkt er zelfs
even op alsof hij met de partij NSDAP niet zo heel veel te maken heeft gehaden
slechts een technicus was. Voor iemand die zich een tijd lang de tweede man van
het rijk waande, valt dit moeilijk vol te houden.
De toon van dit werk, een
eindeloze monoloog, die alleen niet monotoon wordt omdat de verteller
voortdurend de vragen overneemt van Marianne, de kleindochter van de vrouw die
hem “maakte” en zo de ruil met David Rosfeld zinvol maakte. Hij werd naar de VS
gestuurd om Einstein ervan te overtuigen dat de Duitsers nooit tijdig een
atoombom zouden hebben. Zo kon David-Jürgen overleven en kwam hij in de VSA
terecht, Princeton en zag hij hoe de grote stoom van nieuwe inzichten
geleidelijk opdroogden. Pas aan het einde van de roman zien we dat de oude man
opnieuw een dynamiek vindt voor zijn leven. Het boson dat Rosfeld had moeten
worden, werd iets anders, maar de betekenis van de vaststelling in het Cern,
dat na nieuwe proeven en berekeningen als bewezen genoemd mag worden, blijft
daarmee vaag en net was wat Ilsa van Yael had meegekregen, het godsdeeltje schakelt
de noodzaak van God zelf uit; maar niet van medemenselijkheid. In het begin van
de juli 2012 werd dit wereldnieuws en het zit in het verhaal, wat natuurlijk
aangeeft dat van Cauwelaert die realiteit niet heeft laten liggen. Het zegt ook
iets over zijn schrijfproces. Het hele boek door hoefde dat moment niet een
centrale rol te spelen, want als het nog niet ontdekt was, had dat de roman
niet per se een andere lading gegeven. Dat hij zo kon landen, was mooi
meegenomen. In feite is het een hypothese, want als hij het boek echt in zeg
maar vier maanden zou geschreven hebben… aan de andere kant waren er al
aanzetten in 2005 en 2008. Tja, schrijfverij blijft iets opmerkelijks.
Van Cauwelaert hanteert in
deze roman een eenvoudig Frans, wellicht omdat de werkelijkheden die hij
belicht complex zijn en dat een al te hoog taalregister met moeilijke begrippen
het lezen niet had bevorderd. Maar ook zien we dat de auteur een truc uithaalt,
want de oude David Rosveld spreekt dus boeiend Frans. Ergens is daar een
verklaring voor, maar zeker ook dat Yael Rosveld haar zoontje talen had geleerd
en dat Ilsa Schaffner hem Engels had bijgebracht. Belangrijker is dat hij naar
het einde toe een informeler Frans gebruikt en intussen ook blijk geeft van
zijn lang vergeten geachte liefde voor de Heimat. Hadamar was bijna zijn dood
geweest, maar het werd zijn werkelijke geboorte, inderdaad, ook die topos komt
hier aan bod.
Mogen we enthousiast zijn over
deze roman? Het hangt ervan af, denk ik of men de omgang met het verleden als
een monolithisch blok beschouwen zal, maar dan geeft deze roman geen pas.
Begrijpt men dat men nooit volkomen kan doordringen in het verleden en zeker
niet tot het niveau van het leven individuele mensen, dan kan deze roman als
waarachtig geldig naar voor schuiven, zonder historische exactheid te claimen.
Waarachtigheid, romaneske waarachtigheid geeft de feiten een plaats zonder zich
in het historische relaas te verliezen maar tegelijk geven ze die
werkelijkheden wel een perspectief die een al te zakelijke historische
benadering – zoals de antiquarische historici die bedrijven - ontbeert. Maar in
zekere zin komen we dan weer uit bij de dagboeken van Ruth Andreas-Friedrich en
zelfs bij de Witte Roos, waarbij kennis van de historiografie meer blijkt te
zijn dan een som van feiten, maar een poging tot begrijpen. De Witte Roos, het
boekje van Inge Scholl is dan ook een historische bron. Maar bronnen spreken
niet uit zichzelf. De antiquarische historicus denkt soms dat dit wel het geval
is en schrijft over. De historicus die Pirenne, Van Caeneghem of Milis,
Vandenbroecke ook voor ogen hadden staan, wroet in en met de bronnen. Niet dat
het resultaat een roman is als deze, maar het resultaat is wel in beide
gevallen een poging tot begrijpen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten