Grote en kleine verhalen verweven
Reflectie
Geschiedenis vertellen
Verhalen
vertellen de romaneske waarheid
De roman van Didier van
Cauwelaert, net als het dagboek van Ruth Andreas-Friedrich brachten opnieuw de
oude vraag op tafel over hoe een roman of een verhaal ons inzicht kunnen geven
op wat in een verleden heden gebeurd is. In La grande Librairie was te zien hoe
Eco over het leven en werken van een jonge schrijver te melden een en ander te
melden had. Helaas kwam de roman van Eco, Baudolino niet aan bod, noch Het
kerkhof van Praag. Eco hield zich bezig met hoe we in de regel met valse
informatie te maken hebben. Eco liet zien dat we ons vaak door die valse
informatie laten bedotten, Didier van Cauwelaert gaat een stap verder en laat
begrijpen dat men valse informatie kan ontmaskeren als men andere bronnen
vindt. Het toeval moet wel een handje helpen… of het kan ook dat een apert onbetrouwbare uitspraak levens gaat
bepalen, zoals in La Femme de nos vies aan de orde is. Apert omdat de spreker,
c.q. Göring schuld in iemands schoenen schoof die zich niet kon verdedigen.
1. Geschiedenis
en de invloed van de ideologie
De vraag is niet of je
geschiedenis kan vertellen, de vraag is of je de kennis van de geschiedkundige
kan overbrengen en wat dat dan betekent. De kwestie is, zo valt de laatste
jaren op, dat men bevindingen van historici, die goed gebracht werden, toch
weinig aandacht waardig vond in de media. Er zijn uitzonderingen, zoals
bijvoorbeeld een studie over het conservatieve karakter van de Vlaming. Dat
bleek plots aandacht waard. De historicus Olivier Boehme kreeg nogal wat respons
toen hij het over de revolutie van rechts had tijdens het interbellum. Ook hij
verwees naar de ideeën over de revolutie, c.q. de reactionaire stromingen die
na WO I opnieuw opgeld zouden hebben gemaakt. Als we proberen te vatten wat er
in de jaren na de wapenstilstand is gebeurd merken we dat de meeste historici
het lastig hebben met het feit dat de opinies vele richtingen opgaan in die
periode en dat het in wezen moeilijk is er een lijn in te zien. Pas na 1925
gaat het politieke leven en de publieke opinie in de Europese landen terug een
rustiger fase in. Maar we moeten verder gaan, verschijnt er een studie over de
Vlaamse Beweging, dan zal men dat zelden accepteren als een bijdrage aan de of
een algemene geschiedenis van Vlaanderen. Dat heeft dan weer te maken met het
feit dat WO I voor vele Europeanen, zeker ook voor Fransen en Duitsers, maar in
wezen voor burgers als Miguel de Unamuno in Madrid – hij is in 1914 uit zijn
functies gezet en dat omdat hij te zeer de geallieerden in WO I te zeer genegen
was - of Max Brod in Praag veel van het begripsvermogen vergde. Proberen we de
zaak kort samen te vatten, dan gaat het om de moeilijkheid, na de die
verschrikkelijke oorlog een evenwicht te vinden tussen de mogelijkheden van de
moderne technologie en industrie en datgene wat mensen als normaal voorop
stelden.
Bij een meer historische
publicatie gaat dat anders: als tegenvoorbeeld verwijzen naar de flauwe
receptie bij het verschijnen van een uitgebreide studie over de Stad Gent, de
burgers van die stad en de bemoeienissen van de toenmalige keizer, want de
afwezigheid van reflectie in de brede media is dan wel het vermelden waard.
Maar ja, wat hebben mensen aan een wetenschappelijke studie over de
geschiedenis van de opstand van Gent in 1540 tegen de Keizer, terwijl het werk
dan nog eens de hele geschiedenis tot 1576 uitspit. Dat is toch te lastig,
niet?
In het boek van Didier van
Cauwelaert zien we dat noch de nazi’s noch de tegenstanders die moderne
industrie noch de wetenschappen – al valt er wel iets te zeggen over joodse fysica - afwijzen maar dat hun
antwoord op de maatschappelijke aspecten ervan verschillend uitpakken. Zeker
wat Joden in Duitsland betreft, kan men niet beweren dat die conservatief
zouden geweest zijn, want zij, die mensen die door Hitler en co werden
uitgespuwd, waren in zaken van wetenschap, kunsten en zelfs levensopvattingen
veeleer vooruit op wat de kleine luiden in Berlijn of het diepe Thüringen voor
ogen stond. De discussie die eruit volgt, voor mij althans, betreft de kwestie
hoe deze en gene de zaak van de moderniteit oplosten. Het oplossen van een rassenhygiënisch probleem als de
aanwezigheid van gehandicapten en mentaal gestoorden zoals men het noemde,
die ook nog eens een economische kost vertegenwoordigden, kan men moeilijk als
conservatief bestempelen, maar was het modern?
Wie probeert vandaag de
gemoedsgesteltenis van de Spaanse burgers te begrijpen over hun verleden, hun
bloedige verleden, het dictatoriale verleden, merkt dat men algauw of bij
nazaten en volgers van de Falangistische these terecht komt dan wel in het zog
van de Republikeinen en hun nazaten. De lezing van de geschiedenis van de ene
laat zich moeilijk verzoenen met de lezing van diens of haar tegenstander. Of
het nu over de Verlichting gaat, dan wel over de dolle jaren van de bel epoque,
telkens weer blijkt dat de ene lezing de andere zo goed als uitsluit. Daar zijn
geen redenen toe, alvast geen redenen van objectieve aard. Helaas zal men dus
moeten besluiten dat de geschiedschrijving de afgelopen decennia meer
gepolitiseerd is geraakt dan in periode van de koude oorlog het geval was.
Toen, zo lijkt het wel, konden linkse historici en rechtse elkaar best van
antwoord dienen, binnen de context van de universiteit. Later werd de invloed
van de ideologie groter dan ik alvast voor mogelijk had en heb gehouden.
2. De
kracht van vooroordelen
Voor de ene is de periode van
1870 tot 1914 er een van uitbuiting, de opkomst van het socialisme en van een
elitaire cultuur die misschien wel interessant is, maar de mensen niet raakte.
Alleen al het feit dat in die periode ook gekenmerkt werd door een grote
sociale mobiliteit, dat scholingsgraad steeg, ook bij de zogenaamde
kansengroepen, enfin, wat we vandaag kansengroepen noemen, blijft dan
onderbelicht. We hebben een element nog niet genoemd, het ontstaan van grote
bedrijven en een uitgebreid netwerk van wegen en spoorwegen, die nieuwe
behoeften schiepen. Zowel de historici die zich richten op de Vlaamse beweging
als zij die zich richten op de sociale geschiedenis lijken dit soort evoluties
niet van wezenlijk belang te hechten. Het aanleggen van een dicht wegennet?
Hola, dat was om de mensen in hun dorp te houden en per trein naar de mijnen in
de Borinage te brengen. De textielindustrie in Gent en het arrondissement
Gent-Eeklo? Dat waren, tja, borrelnootjes en de uitbuiting was er niet minder
om.
Die evolutie voor WO I, dat
vergeten we dan ook nog eens een keertje, zorgde voor een stabiele
tewerkstelling, zodat de sociale bewegingen, ACW en de socialistische
concurrent er garen bij spinden want de bodes konden dan meer diensten
aanbieden, maar ook: wie zegt fabriek zegt ook bedienden en meesterknechten,
dus verburgerlijking, zodat men merkt dat de evolutie in die tijd in Vlaanderen
veel meer dan men aannemelijk wil maken ook een sociale en culturele ontwikkeling
op gang gekomen was. Dan vergeten we nog al die kleine bedrijven die soms tot
grote spelers konden uitgroeien, zoals Bekaert. Vergeten we niet de rol van de
wetenschappelijke instellingen, in Gent, Bergen, Luik en Leuven.
3. Hoe
een synthese brengen?
De moeilijkheid is dat men op
het niveau van de synthese niet alle details kan meenemen. In die zin kan ik
begrijpen dat historici zeggen dat een synthese vandaag niet goed meer mogelijk
is. Het blijft echter bij het begrijpen, want het komt mij voor dat het
noodzakelijk is dat slechts als men grotere syntheses ontwikkelt, men ook wel
degelijk tegengestelde evoluties kan verwerken of evoluties die in een ander
krachtenveld aan de gang zijn wel degelijk het geheel meebepalen. Een synthese,
zeggen wijze lieden mij dan, moeten verklaren waarom een bepaalde ontwikkeling
het haalde op andere. Met andere woorden, men moet laten zien dat bijvoorbeeld
de sociale beweging, het socialisme het haalde op het liberalisme en hoe dat zo
kon. Maar ik herinner mij hoe ik als student mijn ontgoocheling niet kon
wegsteken na een jaar inleiding tot de geschiedenis van de nieuwste tijden. Net
zo een cursus was een synthese, maar in feite had je niet de indruk, ook na
grondige studie niet, dat die periode vanaf de Franse Revolutie tot rond 1945
echt wel recht was gedaan.
Het heeft lang geduurd voor ik
de vinger op de oorzaak van die ontgoocheling kon leggen, maar het waren
precies pogingen meer te weten te komen over de evoluties in verschillende
landen van Europa en daarbuiten, inclusies de Arabische wereld, China, India..
die me ervan overtuigden dat men in een synthese juist wel de soms grote
spanningen kan integreren. Het gaat om tegenstellingen tussen aannames die bij
bestuurders en burgers voorlagen en het is net boeiend te zien hoe die spanningen
de feitelijke evoluties vorm gaven. Het lijkt me zelfs moeilijk denkbaar dat
dit niet het opzet van zo een breed opgezette synthese zou zijn.
4. De
fictie en de realiteit
Het boek van Didier van
Cauwelaert heeft het over Ilsa Schaffner, de dochter van een oorlogsheld, minstens
even geroemd als Göring zelf, waarbij er niet veel kandidaten overblijven
behalve Udet, die het nazisme niet genegen was, maar wel lid werd van de NSDAP
en zelfs het hoofd van de Luftwaffe onder Göring. In 1941 wilde hij ontslag
nemen, maar Göring weigerde, wat maar een uitweg overliet, zelfmoord, door de
propagandamachine omgezet in een heldendood. Immers, leiders van nazi-Duitsland
konden geen ontslag nemen, alvast niet motu proprio.
Ernst Udet is dan ook maar een
vermoeden mijnerzijds, maar het is wel niet zonder belang dat ook in dat geval
Didier van Cauwelaert ons het verhaal vertelt van een wetenschappelijk
wonderkind, dat het schopt tot doctor in de natuurkunde, maar ook in de
psychologie. Zij werkt in een onderzoekslaboratorium van de Wehrmacht. En zij
weet een programma uit de brand te slepen voor hoogbegaafde kinderen. Er komt
ook een programma om honden voor de oorlog te trainen…
Didier van Cauwelaert, dat mag
duidelijk zijn, vertelt geen geschiedenis. Hij vertelt een verhaal dat zich
afspeelt in de context van het nazisme en WO II, maar ook in de context van het
heden. Hoe een Française geconfronteerd wordt met dat verleden en
geconfronteerd wordt met een grootmoeder die zeer smerige dingen zou hebben
gedaan met kinderen daar in Helm – hen zou hebben vermoord, terwijl juist die
kinderen, aldus David Rosfeld gered werden van het euthanasie-programma van
Hitler en Göring. Althans, dat van die rol in de nazitijd en van de
kindermoord, wordt op haar e-mail gepost en als chantagemiddel gebruikt tegen
haar, die actief is in de oorlog om het milieu. Want een activiste meent in
oorlog te zijn met vijanden, toch?
De auteur doet de kennis van
de geschiedenis geen geweld aan. Men kan zijn demarche vergelijken, denk ik,
met die van Harry Mulisch, al gaat hij lang zo ver niet, door iemand een leven
te geven dat verbonden is met grote gebeurtenissen in de geschiedenis, zoals
bijvoorbeeld het Lebensbornprogramma van de nazi’s om de perfecte kinderen te kweken. We krijgen het programma niet
uitgespeld, maar de lezer wordt hier geacht van op de hoogte te zijn. Maar het
probleem van hoogbegaafdheid is vandaag in het onderwijs noch voor de
leerkrachten noch voor die kinderen zelf ook niet opgelost: is het een genade
of is het een ondragelijke last? Maar voor Ilsa die bepaald hoogbegaafd is,
dient het programma ook om iemand te vinden die de Amerikanen duidelijk kan maken
dat Duitsland nooit tot een atoombom zal geraken gegeven de vergissing van Heisenberg.
5. Een
verborgen geschiedenis of verborgen aspecten van de gekende geschiedenis?
Wie deze roman dus leest komt
terecht bij enkele elementen betreffende de geschiedenis van WO II en het
nazisme die niet altijd voldragen aan bod komen. In het transcript van de
verhoren van Göring kan men lezen dat de chefs van de NSDAP, Hitler voorop
vonden dat eens zij de macht veroverd hadden de democratie gereduceerd kon
worden tot het inrichten van een verkiezing, of liever een plebiciet. Jaren
heeft men mij gezegd, op grond ook van de inzichten van prof. dr. Van Eenoo dat
de Duitsers, vooral de middenklasse gekozen hebben voor Hitler. Jacques van
Doorn stelt daar vraagtekens bij en onder meer bij Victor Klemperer ziet men
aanwijzingen dat net leden van die middenklasse het gebazel van Hitler niet
lustten. De democratie werd opgeheven, verzet, lijdzaam verzet werd nauwelijks
geduld, zoals Johannes Fest mocht ervaren. Ruth Andreas-Friedrich liet verstaan
in haar dagboeken dat je trouwe partijgangers had en even verbeten vijanden,
maar die konden elkaar niet zo gemakkelijk vinden. Kritische opmerken konden
hoogstens gefluisterd worden. In de Abwehr, de geheime dienst van het leger,
niet van de partij, zaten tegenstanders van het nazisme. En dan kunnen we nog
eens verwijzen naar mensen als Ernst Jünger en dus ook Ernst Udet.
Mocht men de indruk krijgen
dat ik Duitsland of de Duitsers zou willen vrijpleiten van enige zonde, dan
vergist men zich. Het komt mij wel voor dat we moeten proberen aan de weet te
komen wat er gebeurd is, voor zover bronnen ons daar kunnen over inlichten in
beeld te brengen, ook feiten, gebeurtenissen, verhalen die doorgaans in de
synthese verborgen blijven. Deze groteske roman van Didier van Cauwelaert laat
zien dat er in de handelingen van mensen toentertijd wel meer op te merken viel
dan blinde trouw. Dus vraag ik mij opnieuw af of de gedachte van dit boek niet
is dat Heisenberg zich bewust was van zijn misleiding. Hij poneerde dat men een
kritische massa van tonnen uranium, splijtstof nodig had om de bom te maken.
Van Cauwelaert maakt duidelijk dat men kon weten dat dit een rare bedenking van
Heisenberg was, omdat de formule van Einstein, E=mc² nu net aangeeft dat men niet
zo heel veel massa nodig heeft om een werkzaam en eindeloos splitsingsproces op
gang te brengen. De jonge David Rosfeld had van zijn moeder de sleutel tot het
probleem meegekregen en de nieuwe David had het goed opgenomen, zowel van David
die stierf in het rassenhygiënische programma als van Ilsa Schaffner, die het
uiteindelijk overleefde, de uitroeiing van de coupplegers ten spijt. Maar had
er in 1942 een poging tot aanslag plaats?
6. Het
overschatten van het succes
In de roman zegt David Rosfeld-Bolt
dat het niet goed mogelijk was om er deviante opinies op na te houden. Men
moest die goed voor zichzelf houden en overleg met medestanders was niet goed
mogelijk. Hier zijn geen studenten of obscure filosofen aan het werk, maar
mensen uit de Abwehr en andere welingelichte kringen. Het punt is natuurlijk
dat men naderhand ken stellen dat individuele acties, zoals van Erwin Rommel –
die ook de eer aan zichzelf diende te houden – als anderen die acties opzetten
geen resultaten afwierpen. Omdat de Nazi’s de Sippenhaft(ung) hanteerden, dat wil zeggen dat wie beschuldigd
wordt van verraad ook moet vrezen voor ouders, vrouw en kinderen, broers en
zussen, neven en nichten want zij zijn schuldig door verwantschap. Kortom, de
eigen persoonlijke verantwoordelijkheid opnemen, betekende ook dat men naaste
verwanten in levensgevaar bracht. De mogelijkheid om massa’s te mobiliseren was
er dan ook niet, want de partij bezat alle communicatiemiddelen.
Daarom vind ik het verhaal dat
Didier van Cauwelaert vond, belangwekkend genoeg om er melding van te maken,
want hij weet op een elegante wijze, met alle technische middelen van de
romancier een beeld van Duitsland op te hangen én van de nawerking van dat
gebeuren in de geesten, onze geesten. Het mag duidelijk zijn dat we deze
oefening niet alleen in verband met Duitsland en niet enkel met betrekking tot
die duistere 12 jaar moeten opzetten. Geschiedenis speelt zich niet enkel af in
die periode van twaalf jaar, bij uitbreiding in tijden van oorlog. Geschiedenis
speelt zich altijd af en het is pas achteraf dat we enkele hoofdlijnen kunnen
vinden.
Waarom zou ik, zou men
aandacht besteden aan die mensen die openlijk of pas achteraf met hun
vijandschap tegenover het Nazisme hebben zijn komen aanzetten? Het blijft
opvallend dat we hier niet de inzet, de opzet afwegen, maar enkel het afwezige
resultaat. Van de Rote Kapelle, de Schwarze Kapelle, de Kreisauer Kreis, Wiesse
Rose… kan inderdaad niet gezegd worden dat hun oppositie de oorlog heeft
verkort. Ernst Junger, Kurt von Hammerstein Equort en anderen hebben hun
bijdrage niet geleverd aan het nazibewind. Velen, geleerden, schrijvers,
kunstenaars en gewone mensen hebben Duitsland verlaten, vaak omdat ze
vervolging en uitroeiing vreesden, maar ook uit afkeer voor de kliek rond Hitler.
Sommigen begonnen welgezind en stapten mee, maar ergens werd een breekpunt
bereikt en over zo iemand geeft Didier van Cauwelaert verslag. Historisch? Er
zijn aanwijzingen dat dit fictie is, of liever, de auteur laat niet na aan te
geven dat er analoge gebeurtenissen zijn geweest, maar niet noodzakelijk in de
vorm die hij ons meegeeft.
7. Fragmenten
uit het grote verhaal: de ruimte waar wetenschap kan ontstaan
Maar gegeven onze
vraagstelling hoe men geschiedenis zal vertellen en uitleggen, geeft van Cauwelaert
aan dat Ilsa Schaffner in haar instituut wel degelijk de gedachte van een
bijzondere onderwijsvorm uitwerkte, waarbij de studenten niet enkel op hun
eigen domein bezig waren, maar ook met elkaar in overleg waren en elkaar zouden
stimuleren en uitdagen. Pas met de komst van David Rosfeld leek dat te lukken,
omdat die over het vermogen bleek te beschikken mensen ervan te overtuigen dat
zij telden, niet hij. Ze haalde de mosterd volgens deze roman in Göttingen met
name naar de praktijk toen daar rond 1900 een groep geleerden, vooral in de
natuurkunde doceerden of als gastdocent optraden. Einstein was er ook bij en
die zou later in de Verenigde Staten, in Princeton dit model van voortdurende
wederzijdse aanmoediging en hulp opbouwen. Nu staat het Institute for advanced
Studies onder leiding van Robbert Dijkgraaf – die mee het concept van de
snarentheorie handen en voeten gaf, een concept dat ook in de roman een plaats
heeft. Maar als Vlaming kan ik ook verwijzen naar het feit dat toen enkele
geleerden aan de universiteit van Gent waren verbannen en uiteindelijk in Göttingen
terecht waren gekomen, er weliswaar niet in de natuurkunde, maar in
menswetenschappen actief toch dezelfde methode gingen op nahouden. Overigens,
als student Middeleeuwse geschiedenis deed zich in zekere mate nog iets voor
van dien aard, in de werkgroep Historische kritiek, waar op maandag de
assistenten en professor Ludo Milis het seminarie van Professor van Caenegem
vervoegden. Of het echt inspirerend was voor hen, weet ik niet. Peter Vandermeersch
vond alvast van niet. Maar het kan er ook aan liggen dat het eindeloze herlezen
van steeds dezelfde tekst, de Keure van Sint-Omaars voor hen niet zo
aantrekkelijk was. Nu, professor Milis deed iets van hetzelfde maar met meer
enthousiasme over het probleem van de polutio nocturna, de nachtelijke zaadlozing
om na te gaan hoe de kerk in haar voorschriften strenger of bedachtzamer werd.
Men kan daarom in die passage
van Didier van Cauwelaert de gedachte lezen dat onze universiteiten te weinig
gericht zijn op het echte samen onderzoeken hoe men een probleem kan oplossen.
De eer opstrijken van de Nobelprijs was toen al een grote stimulans, maar ook
een hinderpaal tot samenwerking. In deze zin kan men zich ook herinneren hoe
enkele jaren geleden een film uitkwam, A beautyfull mind, waarin een aantal
Harvard-professoren elkaar bij de thee treffen en elkaar onderhouden over een
en ander. De mens is een moeilijk wezen: men kan gesteld zijn op eigen succes
en weten dat het alleen niet altijd iets wordt. Onze universiteiten blinken op
dat vlak nu net niet uit in de samenwerking en wederzijdse stimulans.
Daarom denk ik dat men deze
roman, met dan David Rosfeld in de hoofdrol moet zien als een groteske
reflectie op wie we denken zelf te zijn en wat zelf van onszelf menen zo
grandioos te doen. De oorlogshistorie is niet alleen een aanleiding of een
decor, maar het wordt ook een spiegel. De bruikbaarheid van een ontdekking is
belangrijk, excelleren is belangrijk, maar beleidsmakers die alleen die kant
opkijken, dreigen uit te komen bij onmenselijke vormen van wetenschap. Maar
ook: wie de hoogbegaafden geen weg toont, verliest heel wat talent.
8. Kan
het bekende verhaal volstaan of moeten we het verhaal kennen?
Geschiedenis vertellen is
daarom inderdaad, meer dan een onderhoudend verhaal brengen, verre van ons is
dus de idee dat we geschiedenis opnieuw kunnen beleven. De historicus kan wel
een historische sensatie ervaren,
zoals Frank Ankersmit betoogt, maar re-enactment
is toch wel een paar stappen te ver;
wie kan zich inbeelden dat men de gebeurtenissen in Helm zou overdoen, als ze
al historisch waren. Didier van Cauwelaert levert het bewijs ex absurdo, meer
dan a contrario . Hij laat zien dat mensen in een concrete context handelend
later niet begrepen kunnen worden; als zij die begrijpen moeten, niet weten wat
er werkelijk gebeurd is, wat de figuren die men wil begrijpen echt gezegd,
geschreven, gedaan hebben, dan is oordelen onmogelijk. Het verhaal van David
als oude man aan de kleindochter, Marianne – kan iemand een meer patriottische
naam meekrijgen, in Frankrijk? –
behandelt die kwestie. Als bovendien het verhaal besmeurd is geworden
door mensen die er belang bij hebben een ander aan te vallen, zoals Göring in
Neurenberg deed ten aanzien van Ilsa Schaffner – in deze roman dus -, dan kan
die persoon daar nauwelijks weerwerk aan bieden zoals Ilsa Schaffner laat zien.
Maar zij overleeft het werkkamp, de verhoren in Versailles en komt ook nog eens
in Moskou terecht, waar ze hoogbegaafde kinderen zou moeten trainen, maar dan
met drugs en andere gevaarlijke middelen, waarvoor ze bedankt. Het gevolg:
transport naar Siberië en vervolgens folteringen, tot ze uitgeruild wordt tegen
een Russische spion en terug kan keren naar Duitsland. Zij gaat in Hadamar
wonen vlak bij de kliniek waar de debielen, zwakzinnigen, mentaal gehandicapten
en dementerenden van het rijk waren uitgeroeid. En dat vinden David en Marianne
dan weer samen uit. Marianne begrijpt finaal dat de chantage nergens op sloeg
en David zal Ilsa Schaffner in ere herstellen.
Het vermogen tot wreedheid is
een interessant element in deze roman, maar evenzeer het tegendeel,
menselijkheid. Daarom denk ik dat deze roman best aandacht zou verdienen, ook
in Vlaanderen en Nederland. Geschiedschrijving is geen filosofie, maar het is
wel een nadenken over het verleden om ons als mensen vandaag te oriënteren. Dan
blijkt dat het niet volstaat te kijken naar enkele prominente misdadigers, maar
naar wat mensen werkelijk gedaan heeft. De bronnen zijn ontoereikend, we weten
dat velen hun verleden binnen de NSDAP, SA, SS etc. hebben willen laten
schoonvegen, maar we weten relatief weinig over de geest van verzet. En bij
nader toezien, hoe zat het met de geest van verzet ten tijde van Honnecker? President
Joachim Gauck heeft er melding van gemaakt in zijn autobiografie, maar die
biografie blijkt geen betrouwbare bron voor de journalisten dezer dagen. In
tijden van afnemend licht is het goed de geschiedenis niet enkel te zien als
enkel één groot verhaal, dat ook, maar te begrijpen dat vele kleinere verhalen
ook hun betekenis hebben en dat die het grote verhaal voeden. Over de misdaden
tegen de mensheid/menselijkheid zal men dat grote verhaal niet hoeven te
herschrijven, over wat mensen deden in die omstandigheden en over de haardjes
van verzet, hoe klein ook, die zij steunden, zelf aanpookten, moeten andere
facetten van dat grote verhaal toch bijkleuren.
Didier van Cauwelaert schrijft
geen historisch werk, maar hij laat toe vast te stellen dat sommige
persoonlijke verhalen anders blijken dan men gemakshalve pleegt aan te nemen.
En dan blijkt des te meer dat ook Het land van mijn vader van Wibke Bruhns daar
aanleiding toe geeft. De Nazi-ideologie en de ramp die het over Europa en de
wereld gebracht heeft afwijzen, ligt voor de hand, de Duitsers allemaal
verantwoordelijk achten, ligt veel moeilijker. Maar die nuance voelt soms
ongemakkelijk aan.
Didier van Cauwelaert vertelt
dit verhaal daarom ook niet alleen om te oordelen over het verleden, hij laat
integendeel begrijpen dat we ook over individuele personen die de last
ondergaan van een kwalijke reputatie bij nader onderzoek moeten vrijpleiten.
Maar nog belangrijker is dat de spreker soms grappig, soms overdreven omzichtig
Marianne een moraal aanpraat, niet per se een moraal van de oude man, wel die
van een mens die weet dat je het alleen niet redt. Had ik het over
re-enactment? Dit werk acht ik dan een nuttiger poging daartoe en tot vertellen
van geschiedenis. In die zin geeft de groteske roman ook aanleiding tot een
historische sensatie, zoals Huizinga en Ankersmit dat voor ogen stond.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten