Wat Europa doen kan
Dezer
Dagen
Weerbaarheid
Over
defensiebeleid en het debat over
Europese
waarden
Het
blijft opmerkelijk dat de specialist van de SP-a, de heer Dirk Van Der Maelen
zich erop toelegt het defensiebeleid aan te vallen alsof we inderdaad nog
kunnen genieten van het vredesdividend, dat we in de jaren na de val van Muur
en het IJzeren Gordijn, dachten te kunnen opnemen in de begroting, maar dezer
dagen blijkt in Nederland, waar men evenzeer uitgesproken bespaarde op
defensie, dat het publiek niet zo gelukkig is met dat beleid. De legerleiding
klaagt steen en been over wat er allemaal niet (meer) kan, maar belangrijker is
dat men aan de burgers niet meer kan vertellen dat men de integriteit van de
grenzen en het grondgebied kan verzekeren, al weten we natuurlijk dat onze vijanden niet meer aan onze grenzen
toeven, of liever dat we nu naast de oude landsgrenzen ook buitengrenzen van de
EU hebben en dan moet duidelijk worden dat we die defensie niet meer per se
land per land zouden moeten opbouwen, maar de integratie stuit op grondwetten,
praktische bezwaren en weemoed naar oude gouden tijden, toen Europa zelf de
wereld beheerste.
Het
mag duidelijk zijn dat we vooral de gedachte van diplomaten en kenners
froisseren, want men wil ons doen geloven dat dit niet kan, dat Brussel, Wenen,
Berlijn, Madrid en Parijs, maar evengoed Warschau en Praag, Riga en Helsinki
hun eigen defensiebonen willen bijven doppen. Ongetwijfeld hoopt het UK nog een
rol van betekenis te spelen en de Force de Frappe zal zich ook niet zomaar in
een Europese context inschrijven. Aan de andere kant, grotere verwevenheid zal
de soft diplomacy, die de harten van anderen buiten Europa wil bereiken,
wellicht ook ervan overtuigen dat we bereid zijn dat Europa ook zelf met
voldoende weerbaarheid te bedenken. Het verschil tussen Europa als een
culturele entiteit in de onderscheiden mondiale culturele sferen, die elkaar
ook altijd weer deels overlappen, en Europa als politieke entiteit, kan men al
niet altijd maken, maar meer nog geldt dat Europa als een gedachte gemeenschap
vooral na de twee wereldoorlogen een eigen identiteit kreeg, vanwege anderen,
maar ook geleidelijk een eigen zelfbewustzijn ging ontwikkelen. Dat leidde er
toe dat een deel van de Europese politieke opinie zich ging beroepen op de
mensenrechten en politieke rechten van burgers overal ter wereld. Aan de andere
kant werd er een ideeëngoed ontwikkeld dat zich vertaalde in een besmuikt
moreel superioriteitsgevoel. Wie aan dat Europese zelfbewustzijn geen deel leek
te hebben, leek zich in een eigen nationalisme op te sluiten, maar zeker na
1989 kan deze veronderstelling niet meer zonder goede argumenten geponeerd
worden. Hoe dan ook krijgen we toch maar
geen greep op de idee dat we onze belangen met Bulgaren, Kroaten, Grieken en
Portugezen...
Laten
we wel wezen, Europa is nog altijd geen politiek-culturele entiteit, met dank
ook aan de herdenkingen van WO I. De wreedheden van de Duitse troepen in België
wil ik niet negeren, maar de wijze waarop men in de media dag na dag de
gebeurtenissen verslaat alsof het allemaal nog of alweer actueel is, kan ons er
niet toe brengen dat er sinds 1949 en dus vooral na 1989 een andere verhouding
bestaat tussen Duitsland en de buurlanden. Bovendien, maar dat zal men altijd
weer ontkennen, hanteert men, historici als Sophie de Schaepdrijver voorop, de
idee dat Duitsland de oorlog begonnen is en er de morele verantwoordelijkheid
voor draagt. Zelfs zonder hierbij te refereren aan het werk van Christopher
Clark, moet men erkennen dat het vredesverdrag van Versailles, waarin de morele
schuld van Duitsland aan de Grote Oorlog gestipuleerd is, een uitspraak geeft
die door de historicus ernstig onderzocht moet worden. Maar ook weet men dan dat
John Meynard Keynes over de gebeurtenissen in Versailles geschreven heeft en er
de grove onachtzaamheid van in de kijker heeft gesteld. Ik bedoel niets meer
dan dit: de oorlog is gevoerd zoals hij gevoerd is, daar helpt niets aan, maar
het front tussen Nieuwpoort en Diksmuide was wellicht, eens de linies ingenomen
waren het rustigste deel van het hele Westelijke front. Maar we hebben er dus
nog altijd geen idee van hoe er het aan de andere fronten aan toeging, aan en
op de Stelvio, het Servische front en verder naar Oekraïne en Polen toe, maar
ook aan de oevers van de Zwarte zee en de Darnadellen. Ons front? Het is een
deeltje dat ons zozeer interesseert dat we nauwelijks enige empathie aan de dag
leggen voor wat elders gaande was.
De
visie op Europa ontwikkelen, waarin de oorlogen als een strijd om hegemonie van
de grootmachten van toen wordt beschreven, komt niet van de grond, waarbij het
diplomatieke handelen van de Quay d'Orsay, Moskou en het Auswärtige Amt bekeken
worden, maar ook Wenen, Londen, de kleinere landen, want dat lijkt allemaal
niet relevant. Het spijt me zeer, maar sommige historici zijn wel erg
eclectisch als het erop aan komt te begrijpen dat wat relevant is, altijd weer
een zaak van keuzes die de feiten zelf afdwingen, niet van de voorkeuren van de
onderzoeker afhangen. Clark beschrijft onder meer het staatsbezoek van Raymond
Poincaré, de Franse president die zelf ook Buitenlandse zaken voor zich
reserveerde in juli 1914 aan Moskou aflegde, maar in de gesprekken over het
begin van de oorlog komt dat niet aan bod. En een paar jongens die voor 1 - de
Vlaamse openbare omroep - de fronten afliepen, hadden het over het kleine maar
dappere Servië tijdens de oorlog. Over de koningsmoorden in 1904, de connectie
met Frankrijk geen woord en nog minder over het feit dat de Serviërs van hun
regeringen niet veel te verwachten hadden, want besturen had voor die lui maar
een betekenis, alle Serviërs onder een bestuur krijgen en een Groot-Servië
uitbouwen. Oostenrijk-Hongarije was voor Frankrijk, Servië en Moskou een
vervelend geografisch detail, maar hoewel er in vele delen van het rijk
nationalistische acties opgezet werden, kwam tegelijk een cultuur tot
ontwikkeling die niet alleen aan Wenen verankerd kan worden, want Tsjechië,
Bohemen dus en Slowakije, ook het actuele Kroatië streefden naar een eigen
statuut, zoals Boedapest dat had, maar dat bleven interne conflicten, die er
wel voor zorgden dat Frankrijk kon beweren dat de Dubbelmonarchie geen reden
van bestaan meer had. Dat is niet een eenmalige gedachte, maar recurrent beleid
geweest, met stevige leningen aan Servië als instrument.
Het
blijft van belang hierop terug te komen omdat de idee dat landen weerbaar zijn
en moeten zijn, om het welzijn van hun burgers te ondersteunen en te vrijwaren,
de kern vormt van de soevereiniteit. Wie evenwel nu beweert dat alleen het
Nationalisme in Duitsland opgeschroefd zou zijn geweest - ook Heinrich Mann en
zijn broer Thomas hebben in hun jonge jaren aan een nationalistisch tijdschrift
meegewerkt en beide hebben er respectievelijk voor en na de oorlog afstand van
genomen -, blijft blind voor wat elders gaande was want ook in Frankrijk,
Italië, Rusland ook had men hevige aanhangers van het eigen ras. Die term zal
velen verbazen, maar de wreedheid van de Duitse troepen in augustus 1914 in
België had te maken met een rassentheorie die onderscheid maakte tussen
bijvoorbeeld het Vlaamse en het Waalse ras, terwijl sinds 1850 de migratie
tussen beide landsdelen al indrukwekkend was. Ook in Frankrijk en Duitsland
zwijmelde men als het over het eigen ras ging. Superioriteit claimen op
onzekere gronden, zoveel is zeker, maar het maakt deel uit van onze
cultuurgeschiedenis en het past niet de donkere bladzijden weg te redeneren.
Als
het over Europese waarden gaat, valt op dat sommige aanhangers van enige vorm
van Islamisme graag verwijzen naar de kruistochten, zeker die van 1096 maar ook
die van 1191 waren bepaald bloederig, maar de verovering door troepen die in de
8ste en vooral 9de eeuw op verovering uitgingen, mag ons evenmin ontgaan. Het waren
bloederige aangelegenheden en men kan er nu geen schuld of morele
verantwoordelijkheid aan verbinden. De geschiedenis begrijpen zonder morele
verontwaardiging op te wekken, het blijft moeilijk. Maar het heden bekijken
zonder te begrijpen dat we dat aan onze nazaten verplicht zijn juist te
handelen, ligt nog veel moeilijker.
Europa,
aldus René Cuperus in de Volkskrant stelt vast dat Europa niet tot weerbaarheid
bereid blijkt. Links in Vlaanderen wil niet dat het Belgisch leger nieuwe
jachtvliegtuigen zou aankopen, dat zou dom zijn, maar ervan afzien zou evengoed
nalatigheid zijn. Alleen, mocht er nog sprake zijn van een streven naar een nog
grotere integratie van de militaire systemen, dan zou men kunnen zeggen dat
België misschien beter in andere domeinen kan investeren, maar de grootste
verrassing wat mij betreft is dat ook links alleen maar een enge visie op
antimilitarisme uit, terwijl een Willy Claes, voormalig Secretaris-generaal van
de NATO zijn Atlantische overtuiging nooit onder stoelen of banken gestoken
heeft. Welnu, de dingen zijn veranderd en de vraag is of Europa kan blijven
schuilen onder de militaire paraplu van het Pentagon. Mij dunkt dat Europa hier
wel degelijk verantwoordelijkheid op te nemen heeft. Maar het klopt evenzeer
dat de diplomatieke tradities in Europa nog niet zover zijn en experten gaan nu
eenmaal niet uit van wat na te streven valt. Dat realisme, denk ik, kan men
begrijpen, maar het laat onverlet dat burgers zelf ook de discussie gaan voeren
over wat Europa zal moeten doen of kunnen doen. De discussie over een
gemeenschappelijke defensie is minstens zo noodzakelijk als de vraag hoe we
omspringen met de sympathieën van sommigen in onze samenleving voor de
Islamitische staat. Sommigen gaan er metterdaad voor en dat moet men afkeuren,
verhinderen, maar dan...
Het
is van belang dat we hierover dus een open gesprek aangaan, want Europa is in
de ogen van derden al lang een geopolitieke realiteit, maar zelf blijven we in
verspreide slagorde opereren. Dat gebrek aan gemeenschapszin binnen Europa kan
ook het gevolg zijn van een gebrek aan inzicht in de intellectuele tradities in
Europa, waarvan het humanisme wellicht de meest hooggestemde, maar ook stimulerende
is. Weerbaarheid en humanisme vormen evenwel een moeilijk begrippenpaar, lijken
elkaar soms wel uit te sluiten. Wie weerbaar wil zijn, lijkt zich in de ogen
van de humanisten - ik heb het hier niet over de tegenstelling tussen gelovigen
en vrijzinnigen - al gauw een militarist en verblind door het
militair-industrieel complex. Maar net René Cuperus onderzocht dit en kwam tot
de bevinding dat een weinig slagkrachtig Europa haar overtuigingen te grabbel
gooit of nog: Europa moet bereid zijn voor de waarden die ze hoog zegt te
houden in het geweer te komen, iets op het spel durven zetten.
Sinds
ik met de figuur van Auguste Beernaert en de vredesbeweging rond 1900 in
aanraking kwam, waarbij ook een Andrew Carnegie betrokken was als geldschieter
aan de orde kwam, is mijn denken over het gebroken geweer altijd een moeilijke
zaak geweest: vrede die men niet bewaren wil leidt tot onderdrukking. Afzien
van agressieve plannen, maar tegelijk een betrouwbare defensie opbouwen die
mogelijke tegenstanders op afstand houden, maakt deel uit van de uitoefening
van de staatsmacht. Europa en de VSA kwamen er ook toe ideële waarden in te
roepen om het leger in te zetten, maar dat lang liep lang niet altijd goed af,
omdat men die expeditietroepen doorgaans geen passend mandaat gaf. Peace
keaping forces konden of mochten niet handelen en zowel in Rwanda als in
Sebrenica liep dat grondig fout, omdat de tegenpartij van die logica afweet en
de tandeloze troepen echt wel aan het lintje weten te houden.
In
zekere zin was de hele toestand, eerst in Libië en vervolgens in Syrië best
verwarrend, want in het eerste land ging Europa op vraag van een filosoof
Bernard-Henri Lévy - zo leek het althans - voortvarend te werk, maar nu, een
jaar of wat later, blijkt dat het allemaal nergens toe heeft geleid - met in
afgeleide orde een stroom van bootvluchtelingen op de stranden van Lampedusa en
pogingen tot binnendringen in de Spaanse enclaves Ceuta en Melila. Maar in
Syrië mochten we om geopolitieke redenen niets doen en nu maakt de wereld
kennis met een nieuwe beweging, die behalve ideologische of religieuze
bevlogenheid ook nog eens weet hoe men de zaak moet organiseren, managementtechnieken.
De terroristen werden dus bijna een staand leger. Overigens, een andere
opmerking, Moskou zou Tsjetsjenen inzetten om in Oekraïne tegen de legitieme
regering in Kiew te vechten.
Europa
heeft geen antwoord, zo zegt men, maar iemand als Alexander Pechtold wist in
"Buitenhof" wel te vertellen dat men niet te zachtzinnig moet
optreden, dat wil zeggen, we moeten ter harte nemen wat we van belang achten,
niet enkel materiële belangen, maar ook ideële waarden, al kan het een met het
andere in conflict komen. Feit is dat in Vlaanderen de discussie over een vorm
van weerbaarheid altijd weer gepolitiseerd wordt, waarbij men ofwel, zoals het
Vlaams Belang deed, de eigen "zuivere" samenleving wilde beschermen,
maar aan de andere kant vond men dat men tolerantie moet opbrengen voor
anderen, zonder de eigen waarden aan de orde te stellen. Noch de ene noch de
andere benadering kan mij overtuigen. De materiële belangen op individueel en
collectief vlak zal men niet nalaten te behartigen, maar, net als Henri Krop
stelt, wij als burgers hebben er belang bij dat de overheid met de buitenwereld
op een adequate wijze omgaat: vriendelijk en welwillend als het klimaat er zich
toe leent, maar tegelijk moet men een vuist kunnen maken.
De
discussie over de vraag of een imam het jihadisme mag uitleggen en
verantwoorden in een interview, blijft een belangrijk vraagstuk. De meeste
mensen zullen 's mans woorden wel weten te wegen, want de moord op James Foley
kan men niet verantwoorden door welke context ook, want de man was ongewapend,
maar hij was voor de jihadi's een interessante figuur.
Maar kijken we wel goed naar onze medeburgers
die zelf moslim zijn? Er zijn wel degelijk mensen die de geweldcultus van de
jihadi's genegen zijn, maar de anderen koesteren
doorgaans naast een onderlinge solidariteit en ook al hebben ze ten aanzien van
Europa ook wel enkele grieven, waar we niet altijd oog voor hebben, ze vinden
dat ze hun zegeningen wel moeten tellen en waarderen. Grieven zoals de politiek
ten aanzien van dictaturen in het verleden, net als de heftige reactie toen in
Algerije het Islamistisch front de verkiezingen dreigde te winnen, al kon men
de ingreep van het leger wel duldden, moeten we aanvaarden en het proberen
recht te zetten; maar een goed antwoord voor Algerije is het niet gebleken,
want de Gewapende Islamisten namen het over van de politieke beweging, met veel
geweld tot gevolg. Die onzekerheid over de uitkomsten van buitenlands beleid,
lijken we in het publieke debat niet goed te kunnen vatten.
Voor
Europa is het geen eenvoudige taak na te gaan hoe het best handelt in de
nabuurstaten, want het is duidelijk dat de huidige instroom van vluchtelingen
via Italië het gevolg is van het bijna nalatige beleid ten aanzien van Libië:
men heeft een dictator uitgeschakeld, maar men had geen beleid voor erna, zoals
dat ook in Irak het geval is geweest, zodat men de relatieve orde van de
dictator verving door de voorwaarden waarin chaos en dus willekeur het
overnamen. Een democratie vestigen, een staat opbouwen blijft een complexe
aangelegenheid, waarover in kringen van ontwikkelingswerkers niet zo vaak
gesproken lijkt te worden. Men wil bepaalde principes huldigen en vergeet dat
men ook over de middelen moet nadenken. Was niet ingrijpen in Libië dan beter
geweest? Wellicht had men eerst een goed strategisch plan inbegrepen een goede
nazorg moeten uitwerken, zoals Beatrice de Graaf niet ophoudt te verkondigen.
De
wortels van de Jihad liggen niet enkel in rancune tegen "het
Westen" maar putten uiteraard met
genoegen uit de ressentimenten bij de inwoners van die landen en spreken graag
jongeren van hier aan, die ergens op zitten te wachten, om groots en meeslepend
te kunnen leven. We hoeven dat niet goed te keuren, niet te accepteren, maar
wel moeten we voldoende empathie opbrengen om hen tot andere inzichten te
bewegen. Sinds 11 september is ook duidelijk geworden dat niet enkel jongeren
in de marge van de samenleving vatbaar zijn voor de ideeën van de Jihadi's, van
welke obediëntie ook. Wat hen drijft, zouden we kunnen erkennen, maar hier
ontbreekt een bredere en diepere kijk op onze eigen geschiedenis. Zoals Stefan
Zweig schrijft in zijn nagelaten geschrift, de wereld van gisteren, waren er
plots, in de jaren 1930 jonge mannen graag bereid zich aan te sluiten bij een
groep, groepen die hen het aanzien gaven, dat ze tot dan toe moesten ontberen.
Overigens, ook in Ferguson, de VS lijkt die dynamiek van achterstelling tot een
explosieve situatie te kunnen leiden. Voor wie mee is, voor wie zich niet
achtergesteld weet, zal het wel moeilijk zijn, die keuzes te begrijpen: het is
gemakkelijk voor mensen die het goed stellen zich te beheersen, maar de
werkelijkheid is, dat juist zij zich vaker dan nodig bedreigd voelen in hun
voorrechten. En toch, net jongeren die het relatief goed stellen, blijken
vatbaar voor een discours over rechtvaardigheid en dan lijkt de revolutie de beste
weg, of terrorisme omdat te herstellen.
Weerbaarheid
moet dus niet verward worden met angst voor mensen die ineens hun rechten komen
opeisen, vaak legitiem, maar niet altijd op de beste wijze. De discussie over
de revolutionaire geest, die in de jaren zestig welig tierde, lijkt helemaal
stilgevallen, net op het moment dat dit wel ad rem zou zijn. Daarbij is de vraag die Albert Camus stelde:
zullen we revolutionair zijn tot we zelf de macht hebben? Of zullen we een
geest van weerstand en weerbaarheid onderhouden die ons niet tot speelbal maakt
van de gebeurtenissen en beslissingen van anderen? Camus vond dat mensen best
gerevolteerd door het leven kunnen gaan, maar als men de revolutie, de
feitelijke revolutie start, zal men vaak te laat begrijpen dat men vervolgens
zelf weerstand en opstandigheid bij anderen oproept, als men vergeet waarom men
tegen het zittende gezag in opstand is gekomen. Zijn benadering is veeleer
persoonlijk en zal dus voor revolutionaire bewegingen en de leden ervan op
luchtfietsen lijken, maar tegelijk is het van belang dat zijn visie ons ertoe
aanzet na te denken over hoe we tegen de eigen samenleving aankijken en tegen de
internationale evoluties. Het is niet alleen boeiend, maar zeker ook uitdagend,
omdat hij mij er toe inspireerde om over opstandigheid na te denken en over de
vraag waarom "verontwaardiging" voor politici geen afdoende
inspiratiebron kan zijn.
Tot
slot is het daarom van belang dat we weten wat we in onze cultuur van belang
achten en hoe we daar verder mee omgaan. Het is ook een vraag naar de wijze
waarop we die hier over het voetlicht brengen en ook anderen, die in weinig
benijdenswaardige omstandigheden moeten leven kunnen overtuigen van het belang
van die waarden, maar ook hoe die handen en voeten te geven. Met Beatrijs de
Graaf kan ik pleiten voor beter doordachte strategische plannen van aanpak, kan
ik ook onderschrijven dat men ook inzicht moet hebben in het opbouwen van de
staat. Maar zoals Alexander Pechtold stelde, vergt het ook een grotere dosis
weerbaarheid, zowel inzake bestedingen voor defensie, het militaire apparaat,
maar ook de culturele weerbaarheid moeten we onder ogen zien: een kritiek van
de westerse samenleving en cultuur mag men niet terzijde laten, maar wie daarna
vervolgens het kind met het badwater weggooit, zal zich moeten afvragen hoe we
dan de vele aspecten van onze cultuur, die we bij benadering kunnen benoemen als
"vrijheid, gelijkheid en broerderschap", maar ook de traditionele
vrijheden horen daartoe én dus ook het recht op goede informatie, kunnen
onderhouden en levendig houden. De vermarkting van informatie op zich hoeft
geen probleem te zijn, maar de kwestie is, zoals we zien rond wapendracht in de
VS vaak instrumenteel en dan komt dat recht op goede informatie in gevaar.
Overigens, ook goed onderwijs en betrokken leraren horen dan bij het pakket.
Kritisch denken, zo luidde het in mijn jonge jaren, maar soms lijkt het erop
dat we dat achterwege zijn gaan laten, om geen twist te veroorzaken. De oude
tegenstellingen tussen gelovige katholieken, christenen en vrijzinnigen blijft
men koesteren, maar de betekenis van de Islam in Europa en hoe daarmee om te
gaan, blijkt ook nu weer een heel ander debat op te leveren, of net geen.
Daarom
vond en vind ik het nodig deze discussie over weerbaarheid opnieuw onder de
aandacht te brengen. Maar het mag een onsje meer zijn, zoals David van
Reybroeck in "Zomergasten" liet zien: spreken over enthousiasme, over
bevlogenheid mag ook. Onze (vrije) tijd niet verkloten, zoals Sam Dillemans
welluidend sprak.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten