Een pleidooi voor pragmatische machtsuitoefening
Recensies
Hoe keizer Augustus
met macht omging
Waarom dit boek geschreven werd
John Williams. Augustus. Vertaald door Ezrard Krol uit het Engels. Uitgeverij
Lebowski 2014. pp 430. prijs: 19,95 €
In verband met de Romeinse
geschiedenis, zoals men die courant behandelt, heeft het me altijd geïntrigeerd
waarom men het verhaal bij Actium 31 BC, soms iets later, 27 BC afbrak, als
afgehandeld beschouwde en de lange periode van regeren verder niet au serieux
genomen werd, alsof we inderdaad slechts interesse kunnen opbrengen voor
spannende verhalen. Dit boek gaat dus over hoe allerlei mensen rondom Augustus
zijn handelen bekeken, waarna, aan het einde een min of meer gefingeerde brief
van Augustus zijn conclusies presenteert. Het boek wekt bij mij althans
enthousiasme en herstelt nog meer eens het geloof in de inventieve kracht van
auteurs. Dit is immers niet een zoveelste roman van een falen, maar integendeel
hoe men met de realiteit, onder meer de sterfelijkheid, leven kan.
Want het moet nogal wat
geweest zijn, een halve eeuw lang zaten politici elkaar niet enkel verbaal
achter de veren, maar gingen elkaar met legioenen en messen te lijf. Men kan
zich afvragen waarom Sulla en Marius, maar ook Julius Caesar en zijn
concurrenten - enfin, ze werden uitgeschakeld - op deze manier met de macht
omgingen. Wie ooit de zes jaar Latijn heeft vol gemaakt, weet dat Cicero in de
strijd zijn man stond, weet dat hij Catilina de wacht aanzette en in vier
redevoeringen uit wist te schakelen. Maar was Catilina zo erg? Hij roofde
Sicilië leeg, liet Cicero noteren, hij ontzegde Rome bij momenten het nodige
graan en probeerde een eigen machtsbasis opbouwen. Finaal ging hij, Catilina
ten onder omdat men vond dat hij de instituties van de Republiek schade
toebracht en de staat in gevaar.
Het succes van Cicero?
Sommigen, herinner ik mij uit die humanioratijd, vertelden ons, de leerlingen
dat Cicero een Uebertsjeef was, anderen dat hij beginselvast was, maar in de
keuze van zijn middelen wel creatief. Cicero, zo lezen we ook in dit boek, werd
een slachtoffer voor Augustus, die de conscriptie van Antonius niet pikte, maar
ze aanvaardde om de bondgenoot even bij het handje te houden. En in een
oogopslag zien we hoe macht functioneert, zoals maar zelden is beschreven.
Alleen Machiavelli en Spinoza, Carl Schmitt ook hebben dit aspect van macht zo
erkend, terwijl bijvoorbeeld Lenin dit gedeelte van het spel om de macht goed
onder de knieën had, maar de macht zo evident als doel presenteerde dat zijn
volgelingen het al lang vergeten waren in de jaren voor en na mei '68, wat hun
strakke theses over het verwerven van macht schril deed afsteken bij de bijna
zeemzoete gedachten over hoe ze zelf met macht zouden omspringen, meer nog, hoe
meer men die periode onder ogen neemt, hoe evidenter die spagaat wordt, maar
wel, als gezegd, onbesproken: wie naar macht streefde gaf die ambitie vooral
niet bloot, want dat zou tegen hem of haar spelen. Het gevolg? Verhullend
taalgebruik, rituelen en vormen van onderdanigheid die op de apenrots niet
zouden misstaan.
John Williams bracht heel wat
tijd door met de bronnen die ons kennis opleveren over Augustus, waarbij hij
dus ook de vele leemtes die er noodzakelijkerwijze zijn, ontdekte, maar ook
inzicht verkreeg, wie en wat van belang was in de posities die men innam. Maar
mogen we wel geloven dat de feiten omtrent Lepidus - de man die speculeerde op
de notoir ontoereikende pompiers die de woonkazernes nauwelijks tegen brand
konden verdedigen, Antonius en Gaius Octavius Caesar, bekend zijn, misschien
kan een quizzer wel iets met Cleopatra, Ceasarion maar toch, Williams laat zien
dat al die figuren rondom Augustus hun eigen agenda's hebben en dat wij, die
later komen, nadat allerlei historici, op grond van de vele bronnen een mooi en
overzichtelijk verhaal vertelden, de lezer niet kunnen blijven wijsmaken dat
van de moord op Caesar door Brutus af tot de laatste levensadem van Octavius voor de jongeman en later de man, de vader, de
senex, de oude, wijze man voortdurend een pad was waarvan hij de uitkomst niet
kende;
Het pragmatisme van Octavius in deze roman is
wellicht het meest opvallende, omdat het ingaat tegen de idee dat politici met
bevlogen inzichten en utopische vergezichten ten tonele moeten verschijnen. Het
pragmatisme van de man uitte zich in de wijze waarop hij soms ogenschijnlijk
minder daadkrachtig leek dan nodig, maar ook in het samenwerken met getrouwen
die hij vertrouwen gaf, wel eens afstandelijk leek. De oorlog tegen Antonius,
de uitschakeling zonder bloed van Lepidus, de verbanning van zijn dochter
wegens inbreuken op de Julische wetten rond huwelijkstrouw en zedigheid, het
krijgt in deze roman alles een verklaring in het feit dat Augustus zocht naar
soms moeilijk aan te houden evenwichten tussen wat noodzakelijk was en wat
hijzelf wenste.
John Williams laat onder meer
Maecenas aan het woord, die zeker in de begintijd in Rome hand en spandiensten
verleende en zich als klankbord opstelde voor de inzichten van de keizer
terwijl hij aan de andere kant niet vies was van enig intrigeren voor de goede
zaak. Een van de kompanen van het eerste uur, Quintus Salvidienus Rufus, raakte zo verstrikt
in de gebeurtenissen dat hij zijn vriend verried en met Marcus Antornius tot
een vergelijk wilde komen, maar aan het einde kon hij alleen maar de eer aan
zichzelf houden, niet door een stapje opzij te doen als bevelhebber, maar door
zelfmoord te plegen. In de brief van Augustus laat die weten dat dit wellicht
overbodig verlies was geweest, maar dat hij, als jongeman op dat moment geen teken
van zwakheid mocht betonen. Uiteindelijk schakelde Octavius iedereen uit die
tijdens de laatste decennia van de republiek de zaak verknoeid hadden en dus
niet enkel de moordenaars van zijn oom en adoptievader, Julius Caesar.
Wie de roman gelezen heeft,
raakt onder de indruk van het beeld dat John Williams ophangt van een
machthebber, die vaak dingen moeten zeggen en doen, maar evengoed nalaten, om
de zaak op de rails te houden. Augustus gelooft niet in het hele pantheon van
goden, maar laat niet na de oude patriottische rituelen stipt uit te voeren.
Hij laat het systeem van consuls en andere uitvoerende ambten geheel intact,
maar benoemt wel wie er op die posten komt. Men zegt dat hij de schijn van het
voortbestaan van de oude Republiek gebruikt heeft om zijn macht uit te breiden,
maar misschien komt Williams er dichter bij als hij in die laatste brief, die
ook berust op een aantal inscripties die Augustus had laten aanbrengen, dat de
oud geworden keizer begreep dat hij soms toevallig een gelukkige greep had
gehad, maar dat hij ook soms werkelijk door de gebeurtenissen meegesleept toch
het hoofd koel had weten te houden. Tegelijk was hij er zich van bewust dat de
vrede die hij Rome had geschonken, het feit dat veertig jaar geen Romeins
legioen tegen een ander Romeins legioen had gevochten en dat de macht van de
staat gevestigd was geworden op betere justitie en rechtvaardiger belastingen,
niet stand zou houden als politici al te voortvarend zouden gaan optreden.
Tiberius, evenwel, zou nog een mooi vervolg breien op dat beleid, al komt hij
ook uit deze roman naar voor als de achterdochtige, bekrompen, egocentrische en
gekrenkte man die we doorgaans krijgen. Hij kreeg dan ook per dynastiek toeval
de macht handen, al had zijn moeder hem wel klaargestoomd voor dit ambt.
Want ja, de vrouwen hebben hun
rol in het leven van de Keizer en hij zal zijn dochter Julia, aldus Williams
hebben opgevoed als een gemankeerde jongeman, die qua kennisverwerving niet
moest onderdoen voor haar stiefbroers en anderen die in het huis van Octavius
waren opgevoed, waaronder Tiberius maar ook Jullus Antonius, inderdaad, de zoon
van Octavia, zus van en Marcus Antonius. Julia en Jullus werden op zeker moment
ook minnaars, maar Jullus moet op zeker ogenblik nogal opgefokt zijn geraakt
door enkele ambitieuze lieden die hem lieten geloven dat hij zijn vader alsnog
moest wreken, terwijl Jullus voor Octavius Augustus grote waardering had. Enfin,
het klassieke kluwen van intriges waar een machthebber soms met het zwaard de
gordiaanse knoop moet doorhakken, ondanks menselijke gevoelens als verdriet en
onbegrip.
In de vele recensies over dit
boek gaat men dus wel in op enkele aspecten van het boek, maar zelden, heb ik
de indruk, komt ertoe aan te geven hoe deze Augustus, in de brieven van mede-
en van tegenstanders, van memoires en andere bronnen, naar voor komt als iemand
die onthecht lijkt van de macht. Maar wellicht kon hij geleidelijk minder op de
voorgrond treden omdat hem niet enkel formele macht was toebedeeld via de
instellingen, maar ook omdat hij informele macht had verworven. Toch geeft Williams vooral te denken, omdat
hij meer nog dan Tom Holland, die dichter bij de bronnen diende te blijven,
erin slaagt een aantal aspecten van de Romeinse samenleving op de voorgrond te
brengen, die wezenlijk zijn voor een goed begrip van de tijd en de
omstandigheden: de rol van slaven in de huishoudens van de elite, vooral dan de
elite van de slaven zelf, die zich soms wel vrijkochten, dan wel ervoor kozen
in het huis van de patronus te blijven - om zo hun invloed te laten gelden. Een
aspect dat ermee samenhangt, de inbreng van Griekse filosofen, maar ook de
pragmatische omgang met die kennis krijgt hier ook betekenis. Vergeten we ook
niet dat de Romeinse samenleving en het rijk in dit boek niet als een mooi
afgerond en overzichtelijk geheel verschijnen, maar integendeel behoorlijk complex
ogen en dat Augustus daar de waarde wel van zag.
Tot slot is er de onderhuidse
discussie over het werk van Titus Livius, Vergilius, de man van de vierde
ecloge, waarover Williams ook een interpretatie geeft, namelijk over de
referenties aan het prodigieuze kind
dat geboren zou worden. Horatius en zelfs Ovidius ontbreken niet en aan het
eind duikt ook Seneca al op, waardoor Williams ons reeds laat zien hoe vroeg al
de verering de geschiedschrijving ging beinvloeden. De presentatie van Herodes
als partijganger van Rome, hoewel niet altijd even nuttig, laat staan
betrouwbaar, laten zien dat John Williams zich niet laat afschrikken door de
idee dat geschiedenis en vooral geschiedschrijving geen nood zou hebben aan
pogingen tot interpretatie - zonder speculatie - en tot het invullen van
leemtes, die de bronnen niet toelaten zomaar te vertalen in vaststaande kennis.
Toch ligt het belang van dit
werk vooral in de vaststelling dat we ingewijd worden in het probleem van macht
en onmacht van heersers. Men zou het ook anders kunnen stellen: Williams
schildert Augustus af als een ambachtsman, die een hele samenleving met grote
tegenstellingen en dito spanningen weet te smeden tot iets nieuws. Hij komt, zo
blijkt uit dit boek niet uit de oude patricische geslachten en dat wordt hem
vaak genoeg aangewreven, maar uit een familie van equestri, te vertalen als ruiters of ridders, maar het gaat essentieel om mensen die door handel en
bankiersactiviteiten welvarend zijn geworden. Zijn tegenstanders gaven de jonge
melkmuil geen kans en begrepen niet dat hij van zijn aperte onmacht gebruik
wist te maken om de tegenstanders in hun eigen geweld te smoren. Cicero, Marcus
Antonius, Sextus Pompejus werden altijd weer verrast door de behoedzame
handelingen van Octavius.
Maar waarom heeft John
Williams dit boek geschreven? Ongetwijfeld beantwoordde het aan een
persoonlijke nieuwsgierigheid, maar zou het vreemd zijn als het leven en de
werken van Franklin Delano Roosevelt hem ertoe bewogen hebben over de betekenis
van beleid voor de samenleving na te denken? Want Williams laat Augustus
opmerken dat hij er zich van bewust was dat een bestuurder - zoals hij - die
vrede en welvaart had gebracht, wel geëerd wordt, maar dat die rust en vrede,
die welvaart ook zorgt voor nieuwe spanningen en dat corruptie, ondanks alle
voorzorgsmaatregelen die hij had genomen, weer om de hoek komt kijken. Maar zou
het ook kunnen zijn dat hij aan Lyndon B. Johnson dacht of zelfs, met enige
visionaire kracht aan Richard Nixon? Ik weet wel dat velen Lyndon B. Johnson
naderhand verdween in de mazen van de waardering, terwijl hij op een aantal
terreinen wel iets bereikt heeft, maar ook mee, na JFK de vergissing van een
oorlog in Vietnam niet heeft kunnen tegengaan.
Men zal begrijpen dat een
auteur niet per se alle drijfveren moet prijsgeven, meer nog, de roman staat
ondanks de gedachten die John Williams kon hebben, net omdat lezers er hun
eigen inzichten aan kunnen afmeten en ermee confronteren, terwijl de lectuur
best boeiend is, zelfs meeslepend. Het komt er ook op aan dat de zoon van een
opgeklommen handelaar en bankier beter wist dan de patriciërs hoe het handelen
van mensen zelf rijkdom en welvaart kan brengen. Het eresaluut van het
Egyptische graanschip, dat Octavius Augustus met enige distantie in ontvangst
neemt, laat zien dat de oude keizer nog altijd weet waar de klepel hangt.
Het gaat erom dat we over
macht en onmacht in de politiek niet zo heel vaak zinvolle inzichten
meekrijgen, terwijl de macht, in andere handen dan die van Roosevelt, Churchill
of De Gaulle, maar dezer dagen ook een Merkel, hadden kunnen verkeren in een
totalitaire machtsuitoefening, maar hij begreep dat hij diende los te laten
waar hij geen greep op had. De nederlaag van Varrus in het Teutoburgerwoud, in
9 na christus blijkt voor Augustus een aanleiding om te vrezen dat kleine
lieden met grote ego's de zaak om zeep zouden kunnen helpen. Het valt op dat we
deze kwesties niet zomaar terzijde kunnen schuiven, maar Williams stelt iets op
scherp waar we dezer dagen niet zo vatbaar te blijken, dat de chef niet per se
verantwoordelijk zijn kan voor de fouten aan de basis, maar dat hij er niet
blind voor kan blijven. Als we ons goed inbeelden dat bijvoorbeeld de krachten
die op de overheid inwerken, vanwege het middenveld, lobby's van ondernemingen,
provincies en andere instanties, waardoor in geval van politici zonder rechte
rug de zaak chaotisch kan worden dan moet men vooral de vervreemding van de
staatsmacht, waaruit tijdens die generaties voor de machtsgreep van Caesar en
Augustus toch de ellende is voortgekomen, vrezen.
Met andere woorden, John
Williams vraagt zich af wie de staat toebehoort en hoe men dat kan begrijpen,
want als de staat van niemand is, dan doet iedereen maar wat, terwijl in het
andere geval de totalitaire macht wenkt, maar met al even desastreuze gevolgen.
Het geloof dat de bestuurder alles en iedereen onder controle moet hebben,
blijkt uit dit werk, is allereerst John Williams vreemd, maar zou het ook
geweest zijn voor Augustus? De lankmoedigheid, de clementia caesaris komt aan
bod, maar zou Augustus alles hebben willen temmen? In die zin kan men in onze
tijd parellellen vinden met de kritiek op politici, die of te weinig zouden
doen, om de boel op orde te houden, maar aan wie het tegelijk aan dadendrang
niet ontbreekt. Ook paus Franciscus liet optekenen in dat interview dat Streven
publiceerde, dat men de grenzen moet opzoeken, maar ze niet meebrengen naar
huis, docht die randen en grenzen hebben hun betekenis, zodat temmen geen zin
heeft.
Nog eens, dit boek, dat een
schitterend portret aanbiedt van een vorst die we vooral kennen uit de fase van
zijn machtsgreep, maar minder om zijn bestuurlijke kwaliteiten, laat ons ook
toe vandaag criteria te vinden van goed bestuur. Laat dit duidelijk zijn,
Augustus is zich bewust van de fatale onvolkomenheid van zijn
machtsuitoefening, maar tegelijk is hij wel de man die zijn eigen bestaan en
dat van zijn omgeving opoffert om net
die handigheid aan de dag te leggen ervoor te zorgen dat mensen kunnen reizen,
handel drijven, dat justitie goed bedeeld wordt en dat mensen vertrouwen hebben
in het bestel. De keerzijde? De technocratische verleiding waaraan politici van
alle gezindten blootstaan, maar ook burgers en het commentariaat.
Brieven, dagboeken, reflecties
in beide gedaanten, epistolair en als dagboek of memoires verschijnen hier en
het valt natuurlijk op dat vandaag de epistolaire uitwisseling van ideeën,
inzichten en roddels uit de wereld verdwenen is, maar anderzijds laten
facebook, blogs en twitter wel degelijk toe dat mensen er gebruik van maken om
iets gezegd te krijgen. Ach, er zijn er die veel gehoor krijgen, andere hebben
minder aandacht, maar laat dat nu net geen obstakel zijn: ook de circulatie van
boeken zou men opnieuw moeten bekijken vanuit de gedachte dat ideeën werkelijk
circuleren onder mensen die echt willen lezen. Daarom kan ik slechts meedelen
dat ik van de lectuur van dit boek zeer genoten heb.
Alles ligt mooi vervat in het
volgende:
"Dus besloot ik de wereld niet te
veranderen uit een simpel idealisme en een eenvoudige overtuiging van het eigen
gelijk, die steevast de voorbodes van mislukkingen zijn, noch besloot ik de
wereld te veranderen om mijn rijkdom en macht te vergroten, rijkdom groter dan je
voor een comfortabel levennodig hebt, heeft me altijd een uiterst vervelend
bezit geleken, en meer macht dan nodig is, heeft me het meest verachtelijke
geleken dat er bestond.
(...)
Wie gehoor geeft aan zijn roeping, moet
een krachtige en geheime kant van zichzelf zien te vinden of ze verzinnen, een
kant die geen rekening houdt met hemzelf, met anderen en zelfs niet met de
wereld die hij volgens zijn bestemming van gedaante zal doen veranderen, niet
conform zijn eigen wensen, maar conform aan een geest die hij tijdens het
veranderingsproces zal ontdekken.
J. W. Augustus p. 372 -373)
Het spreekt voor zich dat het
bovenstaande citaat tot ampele overwegingen aanleiding kan geven, een reflectie
over hoe men met macht omgaat die men om welke reden dan ook over anderen heeft
verworven. Het gaat juist omwille van overdenkingen als deze om meer dan een om
historische roman, waarbij men probeert de geest van een epoche probeert op te
roepen. Hier gebeurt in een aantal opzichten het omgekeerde, door zich tot
Augustus te wenden en op grond van uitgebreide studie van de man in zijn tijd,
komt John Williams tot iets wat in de recente literatuurgeschiedenis vrij uniek
is, omdat de auteur volledig buiten zichzelf treedt en buiten de eigen tijd.
Ergens las ik dat de laatste bladzijden saaier zouden uitpakken, maar
misschien, schreef men, is dat ook goed. Ik heb het al langer gehad met
vijanden van saaiheid, want net door die laatste brief en de epiloog van de
arts, krijgen we een perspectief dat volkomen klassiek aandoet: Augustus, aner kalokagathios, een man die vanwege
zijn levenswandel en wat hij bereikt heeft, maar ook de zielenrust aan het einde
een goed en edel mens mag heten. Het is de prestatie van John Williams op die
manier met geschiedenis om te gaan dat we nog eens begrijpen dat dit leven veel
vroeger afgebroken had kunnen worden en dat wat we zien als noodzakelijk niet
enkel het product is van toeval, maar een zinvol omgaan mag heten met de
omstandigheden. Een pleidooi voor opportunisme?
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten