Vrede willen vergt meer dan afzien van geweld
Recensie
Oorlog geen fatalisme
kritiek van het pacifisme
Elie Barnavi. Dix thèses sur
la guerre. in: Café Voltaire, Flammarion 2014. 137 pp; 13,66 €
Kan men tegelijk een militair
zijn en een intellectueel? Elie Barnavi beschrijft hoe hij als militair bij
verschillende gelegenheden niet anders kon dan binnen de bevelsstructuur
handelen en bevelen opvolgen. Toch blijkt uit dit boek dat hij er zich wel van
bewust is dat Israël zich dan wel geen militaire zwakheid kan veroorloven, maar
tegelijk geeft hij ook mee dat de ontwikkelingen in de Israëlische samenleving,
wezenlijk van het seculaire zionisme van de eerste generaties is overgegaan in
een religieus zionisme dat zelfs aanleiding heeft gegeven tot grote spanningen,
maar niet tot een burgeroorlog binnen Israël.
De auteur legt heel duidelijk
een vinger op de wonde van de intellectuele debatten over oorlog of over het
handelen van een staat als Israël, waarbij hij, als academicus niet te beroerd
is er ook de zwakke of zwarte kanten van aan de orde te stellen. Als lezer
krijg je niet zozeer een disclaimer mee, wel een aanwijzing van de positie die
Barnavi wil innemen in het debat over de oorlog. Stelt hij als stelling 1 dat
de Natiestaat is ontstaan doorheen de oorlog en uit de oorlog, dan is die
natiestaat, de Europese Natiestaat het oorlogvoeren aan het afleren. In
stelling 10 legt hij dan uit hoe Europa na WO II iets ongehoords heeft gedaan,
maar dat de vrede geen voorwaarde was voor Europa, maar het noodzakelijke
gevolg van de vorming van een Europees statenverband. Maar om tot die these te
komen, neemt de auteur ons mee over een aantal paden, die we in de debatten
over oorlog en vrede niet zo graag volgen. Zo is er de gedachte dat de
moderniteit vanzelf leiden zou tot vrede en vooruitgang, daar zien we dat
Barnavi hier zo een aantal twijfels over te berde te brengt.
De gedachte aan een concept
als "culture de la guerre", waarbij ik aarzel dit te vertalen als
"oorlogscultuur" brengt ons in een werkelijkheid die mijn generatie in
Europa niet heeft gekend, met name de extreme eisen die een oorlogssituatie van
het gestel vergt. Nu we druk bezig zijn de oorlog van 100 jaar geleden te
herdenken, komt die vaststelling mij passend voor. Want zoals ook Jan De
Laender aangeeft, is psychologische conditionering nodig om iemand anders te
doden. Barnavi meent dat die conditionering op het individuele niveau ook voor
de samenleving als geheel van belang is, om de oorlog te kunnen voeren. Men moet
bereid zijn de offers te brengen, wat dus laat vermoeden dat aan de vooravond
van de oorlog in Europa niet enkel in Duitsland een geest kon rondwaren die
Barnavi de oorlogscultuur noemt. Het blijft opmerkelijk dat hier te lande de
opbouw van de oorlogsinspanningen in Frankrijk nooit ofte nimmer aan de orde
worden gesteld.
Na de oorlog, zo stelt de
auteur vast lijkt het animo voor oorlog in de verschillende voormalige
oorlogvoerende landen niet zomaar te doven, maar de overwinnaars blijken zelf
ook wel uitgeput, gaat men over tot verschillende strategieën: in Frankrijk
gaat men een soort pacifisme belijden, al voert Clémenceau in 1923 nog wel even
een roofaanval op het Ruhrgebied uit.
Nu goed, Elie Barnavi wil
vooral uitleggen dat de epoche van de oorlogen in Europa ook door een algemene
conditionering werd voorbereid, waarmee hij bij Bergson uitkomt, de filosoof
van het "élan vital", dat samen met andere concepten, zoals van
Ernest Lavisse of Emile Lavisse: "Tu seras soldat"... Men kan die
stroom van patriottische teksten niet negeren, want Frankrijk, dat nochtans
demografische tegenspoed kende, kon in 1914 dat élan vital gemakkelijk
mobiliseren.
Waar we ook mee geconfronteerd
worden is een fundamentele gedachte van Barnavi: dat gelovigen van hun religie
een moordend concept kunnen maken. Hij ontkent evenwel dat de ene gereveleerde
godsdienst er meer vatbaar voor is dan andere. Ook in dit essay over de oorlog
en oorlogvoering, zien we dat de kenner van de godsdienstoorlogen in het
Frankrijk van de zestiende en zeventiende eeuw die benadering verder zet. De
lui van Al Qaida, van de Taliban en zeker in de Machrek, het gebied van wat men
ook wel de Vruchtbare Sikkel noemde, het Arabisch schiereiland, Irak, Syrië en
Jordanië, eventueel ook Egypte.. Maar Barnavi laat zien dat die bewegingen
revolutionair zijn en niet conservatief, dat hun zuivering van de leer, de
sharia, maar ook, in Israël, waar men zelfs zover durft te gaan dat de Mozaïsche
wet en zelfs het koninkrijk zou hersteld worden.
De religie was en is
behoorlijk complex en in de praxis doorgaans ook zo ingericht dat mensen ermee
kunnen leven. De hardleerse aanhangers menen dat die vorm van religie nogal
zoutloos is en willen dus iedereen in een utopische wereld meevoeren die
volkomen zou beantwoorden aan wat de profeet of een andere instantie zou hebben
gezegd, gewild vooral. Zoals ook Mark De Kesel al aangaf, de
fundamentalistische gelovige, die zich verzet tegen de actuele beleving van de
eigen religie, geleid door papen, dominees, rabijnen of immams, gaan niet
terug, zoals ze zelf menen, maar lezen de teksten fragmentarisch en zijn bereid
daarvoor het vreedzame samenleven op te offeren.
In Europa heeft men de oorlog
afgeleerd, schrijft Barnavi en dat betekent dat niemand bereid lijkt zich te
offeren voor een cultuur, een samenleving, maar ook dat men het moeilijk heeft
met een historicus als Barnavi, die ten slotte gediend heeft, zelfs in de buurt
was toen in 1982 de kampen Shabra en Shatilla door milities werden aangevallen
en waar veel doden zijn gevallen, onschuldige slachtoffers dus. Ik herinner mij
dat daar toen veel om te doen is geweest, maar ook dat Israël lang geprobeerd
heeft de verantwoordelijkheid van zich af te schuiven. Maar Barnavi gaat verder
en laat zien hoe hij naarmate de politieke cultuur in Israël veranderde en door
rechts in een religieus zionisme werd omgevormd meer kritisch is gaan staan
tegenover die politiek. Israël beleeft een permanente staat van oorlog en zowel
de intafada als de campagnes in de Gaza, na de terugtrekking in 2005 hebben de
spanningen in Israël zelf bloot gelegd. Barnavi put daaruit de argumenten om
zijn discussie over de vele aspecten van de oorlog in de XXIste eeuw niet enkel
op een louter theoretisch vlak te voeren, maar uit te gaan van eigen
ervaringen. Of die spanningen kunnen leiden tot een burgeroorlog in Israël? De
auteur stelt de vraag maar geeft ook mee dat sinds de Joden in de diaspora zijn
gaan leven die idee aan onderlinge strijd altijd beperkt kan blijven, maar
helemaal zeker is hij niet, als het om de religieuze inspiratie van de
kolonisten.
De oorlog immers kan men
natuurlijk bestuderen vanuit een ivoren toren, zonder er zelf bij betrokken te
zijn geweest, zonder te hebben ervaren hoe extreem het is als een tank voor je
neus wordt opengereten door een bermbom of ander tuig. Maar ook wat het doet
met mensen die zelf niet hoeven te vechten, maar wel als vader, moeder,
geliefde de soldaat moet laten vertrekken, zoals hij beschrijft, wanneer hij
voor het eerst in uniform bij zijn moeder toekwam.
Daarom is de tiende these zo
belangrijk: men hoeft de oorlog niet als een fataliteit te accepteren, want het
is mogelijk de oorlog te voorkomen. Doch, zegt Barnavi, dan moet men niet
vanuit pacifistische stellingen te vertrekken. Nu, zelf heb ik de periode van
de rakettenbetogingen gevolgd, zonder te geloven dat men die raketten niet zou
mogen plaatsen. Later heb ik me bezig gehouden met de periode na de oorlog,
toen Clarté en andere tijdschriften vorm gaven aan het pacifisme en inderdaad,
ik ben ook een aantal keren naar de IJzerbedevaart in Diksmuide gegaan, wat me
altijd enigszins bevreemde, zeker als die van het Vlaams Belang en van Voorpost
zich gewelddadig begonnen te gedragen en de voorzitter van het IJzerbedevaartcomité
belaagden. Maar ook de boodschap "nooit meer oorlog" bleef me intrigeren.
België heeft het nog altijd lastig met de Vlaamse Beweging, terwijl de keuzes
van de politieke elite en koning Albert I de taalbeweging tot een politieke
beweging heeft laten vervellen. Dat was niet de bedoeling uiteraard, maar het
is wel zo nuttig in het kader van deze recensie zo een evolutie mee in
ogenschouw te nemen. Zeker nu men de oorlog herdenkt, ware het nuttig dat men
accepteert dat de houding van de legerleiding en de weigering te beloven dat de
universiteit van Gent na de oorlog een Nederlandstalige universiteit zou
worden. Het waren zelfs maar beperkte eisen, want men kan gemakkelijk
vaststelling dat de taalwetgeving die Frans van Cauwelaert vervolgens heeft
kunnen laten stemmen de Vernederlandsing van de samenleving in Vlaanderen zeer
heeft bevorderd, meer dan de maximalisten voor ogen hadden gehad. Het mag
evengoed aangegeven worden dat die hele evolutie binnen het parlement haar
beslag heeft gekregen.
Het blijft van belang, zegt
Barnavi dan ook dat men gaat nadenken op welke wijze men oorlogen zal
vermijden. Hij somt doorheen dit boek persisterende conflicten op, zoals tussen
India en Pakistan, zoals in Soedan en vervolgens binnen Zuid-Soedan, maar ook elders bestaan die conflicten die
niet meer als oorlogen tussen natiestaten beschouwd kunnen worden, maar het
zijn ook geen asymmetrische oorlogen. Alleen, er is geen instantie die vrede
kan opleggen, terwijl "le droit d'ingérence" zoals Bernard Kouchner
dat heeft geformuleerd, slechts zeer moeizaam ingevolgd wordt. Het model dat
Europa na WO II heeft verkozen, aldus deze auteur, was er een van samenwerking
en overleg en de weigering elkaar nog langer te bestrijden. Men kan natuurlijk
altijd nog beweren dat de Amerikanen dit gewild zouden hebben en dat de Koude
Oorlog wel dwong tot economische samenwerking, maar met dat alles is nog niet
gezegd dat Europa door te streven naar integratie en naarmate dictaturen
verdwenen in Spanje en Portugal, Griekenland ook, breidde de EEG zich uit en
werd de EU. Vandaag, zegt Barnavi, zien we niet voldoende dat de vrede niet de
voorwaarde was, maar het resultaat van de politieke keuzes.
Pacifisme als streefdoel, daar
niets fout mee, maar de praktijken van het pacifisme, aldus Barnavi laten
regimes als dat van Hitler de vrije ruimte om een cultuur van geweld en
zelfoverschatting uit te bouwen. Ook Poetin, aldus Barnavi maakt goed gebruik van
de onwil van Europa om delen van Oekraïne in te pikken. Als Europa meer op haar
strepen stond, zou Moskou wel meermaals nadenken alvorens die drastische stap
te zetten.
We moeten niet de oorlog
willen, maar we moeten, denk ook ik, met Clausewitz en Herder nadenken over een
natie, in dit geval een Europa dat sterk genoeg is om anderen af te raden een
oorlog te beginnen. Dat verschil, zo blijkt sterk van een patriottisme dat in
het Frankrijk van de 3de Republiek heftig werd bevorderd, zelfs door filosofen
als Bergson. De oorlog dezer dagen maakt minder slachtoffers dan tijdens de
eerste helft van de Twintigste eeuw in Europa. Maar pacifisme kan gevaarlijk
uitpakken, zoals ook Churchill bedacht. Het voorkomen van oorlog moet dus
bepaald worden door het accepteren dat het nodig kan zijn. Maar dat wil niet
zeggen, aldus Barnavi, dat we een oorlogscultuur in stand houden, wel
integendeel. En het mooiste lezen we, is de vredessoldaat, de soldaat die vrede
helpt vestigen. Het lijkt een oxymoron, maar het is de afgelopen decennia een
concept dat veel goeds heeft mogelijk gemaakt, zonder dat we zouden vergeten
dat het fout kan gaan, zoals in Sebrenica.
Deze tien thesen over de
oorlog vormen dus een goede basis voor een humanistische reflectie over onze
eigen situatie, mogelijkheden en zelfs verplichtingen. Barnavi begrijpt zeer
goed dat Europa niet staat te springen om overal vrede op te leggen, het pad is
ook verpest door de oorlog in Irak vanwege G.W Busch. Maar toch, inzetten op
vrede is een zaak, de juiste argumenten en machtsmiddelen hanteren een tweede
en daarover zou het moeten gaan. Lang leve de vrede? Durf dan over de oorlog te
denken en hoe die zo te voeren dat de ander ervan afzien zal.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten