Recensie
Voorbij de maakbaarheid
Wat als we niet zonder verhalen kunnen
Herman de Dijn, Hoe overleven
we de vrijheid? Twintig jaar later. Uitgeverij Pelckmans 2014. 176 pp. prijs:
15,- €
Twintig jaar geleden, na de
val van de muur, na het boek "The last man and the end of history",
kwam de oude droom en utopie sterker dan ooit opzetten dat we het leven zelf
kunnen maken. Er is sprake van een paradox, die Herman de Dijn toen al had
doorzien en toch lijkt het erop, zoals het essay dat hij dezer dagen eraan
toevoegde, getuigt, dat men die niet kan opheffen. Dat wil zeggen dat men nog
steeds droomt van een nieuwe mens, die niet meer onderhevig is aan kwalen en
leed. Toch denk ik dat een belangrijk punt in het debat voor veel ruis zorgt en
in zekere zin geeft de emeritus hoogleraar er ook wel aanleiding toe de zaak te
overdenken: wat moeten we met vrijheid als we volkomen gedetermineerd zouden
zijn? Een bijkomende vraag luidt dan ook waarom we geloven in een biotechnologisch
verbeteren van de mens.
Het is helder dat het essay
van twintig jaar geleden een aantal punten opnieuw aan de orde stelt, die we
vaak over het hoofd zien. Het lezen van het essay bracht alvast bij mij het
besef dat een aantal discussies best meer aandacht had kunnen krijgen, al was
het maar omdat de idee van een overzichtelijke wereld, waar alles onder
controle is en waar de dingen onder controle zijn, weinig ruimte laat voor
verbeelding, voor verandering ook. Dat besef is me bij het lezen van dit essay
nog sterker geworden, omdat de wereld
van Expo '58, Sidmar - een staalbedrijf bij Gent dat nog altijd een grote
werkgever is - en de autowegen, het elektrificeren van de spoorwegen en de bouw
van kerncentrales na 1989 was omgeslagen in een angstige wereld, waar
maakbaarheid de best mogelijke remedie was tegen het ongebreidelde noodlot. Op
een korte periode tijd veranderde de sfeer algeheel en was het geloof in het
eigen kunnen op verschillende manieren gebroken. Oude discussies, over de vrije
wil en verantwoordelijkheid werden door experten afgedaan als nonsens, want
vrije wil, dat kan niet bestaan. Altruïsme? Experten vonden het maar niks en
vonden naar eigen zeggen in de natuur niets dat op een aanleg tot altruïsme kan
wijzen.
Hoe het ook zij, men dacht bij afroep onze cultuur te kunnen
afschaffen, de traditie op de schop te nemen en vooral ontstond er een
consensus dat de oude waarden, zoals Trouw, plicht maar ook altruïsme uit de
wereld waren. De samenleving vandaag kan geen mystiek lichaam wezen, want van
mystiek houden we niet, valt te vrezen. En toch komt de verwijzing de uitleg
over Frans Kellendonk best goed uit. Nu kende ik de titel, maar om de een of
andere reden kwam het er nooit van het boek te lezen, maar de uitleg die Herman
de Dijn geeft voor de samenleving als mystiek lichaam, spreekt wel aan, want
het laat zien dat het altijd wel zo is dat de som van de delen altijd meer is
dan simpele sommatie. Maar het mystiek lichaam roept nog iets anders op: het
problematische vertrouwen, dat niettemin een voorwaarde blijkt voor elk
menselijk leven.
Dat beeld gaat wel geheel in
tegen wat het postmodernisme en het liberale, neoliberale denken aan het einde
van de twintigste eeuw voor ogen had staan. Het modernisme gaat verloren als
mensen hun idealen hebben opgeborgen en leven, overleven in culturele chaos, in
een wereld beheerst door wat de markt aanbiedt als must maar ook, blijkt, in
een wereld zonder grootse toekomst. Wie groots en meeslepend leven wil is er aan
voor de moeite, want met het opbergen van de moderniteit, is ook het bouwen aan
de toekomst voorbij. Hannah Arendt stelde dat de Christelijke tijd en de
moderniteit gekenmerkt waren door een lineaire tijd, terwijl in antieke tijden
Grieken en Romeinen een circulair tijdsconcept vooropstelden. De moderne
filosofen gaan, zegt zij, opnieuw terug tot die circulaire tijdsopvatting, maar
misschien klopt ook dat niet helemaal. Het probleem denk ik heeft vooral te
maken met de vaststelling tijdens de jaren 1980 dat de emancipatie niet gelukt
was en dat men zich toch aan de idee diende te houden dat alles gedetermineerd
is, want alles lijkt er argumenten, bewijzen toe aan te dragen. Herman De Dijn
geeft nog iets anders aan, namelijk dat het project van rationele kritiek als
hefboom voor bevrijding niet gelukt is. Dat ligt eraan dat het ideaal van
zelfbeschikking niet gerealiseerd kon worden omdat het een soort interne
contradictie bevat. In het rationele overwegen van waarden zijn waarden, die we
zelf als waarde beschouwen misschien niet zozeer een waarde als we zelf
intuïtief aannamen. Verder moet ik wel het punt presenteren dat in het essay
toch wel cruciaal lijkt en ook de tweede contradictie moet heten: "Een rationeel
ideaal, een doelstelling die voor allen zou moeten gelden ('de nieuwe mens',
'de nieuwe gemeenschap bleek veel te abstract"... Toch moeten we het maar
aannemen, want doelstellingen die niet geheel rationeel onderbouwd zijn, hebben
geen zin. Terecht meent De Dijn dat we met dat rationele benaderen van het
ontvoogdingsideaal niet verder komen. Maar het betekent ook dat de vrijheid
geleidelijk het onderspit moet delven. Maar ook vooruitgang blijkt plots een
bizarre idee en wat te denken van de Rede? Het zich verbreidende scepticisme
verkruimelt de waarden van de moderniteit maar die verkruimeling zat ingebakken
in het project zelf.
De lijnen die de auteur verder
uitwerkt, waarin hij vormen van postmodernisme analyseert zoals het postmoderne
narcisme, maar uiteindelijk uitkomt bij het formuleren van uitwegen, zodat we
ons kunnen afvragen of we niet onmodern zouden moeten denken, dat wil zeggen
niet antimodern of modern par excellence. Want uitwegen zijn er nodig, omdat
het postmoderne narcisme leidt tot een patstelling: we moeten onszelf
construeren en maken tot iets wat we zelf willen zijn - maar hoe kunnen we vooraf
weten wat we willen bereiken? - maar het is ook altijd een streven uit het
vertrouwde te ontsnappen, om aan de dofheid en verveling te ontkomen. Het
ontnuchterende en hoopgevende van deze analyse ligt hierin dat we vernemen, wat
we wellicht ook wel inzagen, dat in het postmodernisme een aantal inzichten van
de moderniteit werden onderzocht en cynisch of speels te kijk werden gezet als
weinig opwekkend. Wat er overblijft? De Dijn pleit er niet voor dat we in ons
denken over zingeving, over ethiek plots mee gaan draven met de vormvereisten
die het (post-)modernisme ons lijkt op te leggen, maar resoluut te kiezen voor
oneigentijdse benaderingen. Onmodern is de term die de auteur naar voor
schuift, zonder dat dit obsoleet moet heten. Zelfs, of beter, ook IS, de
Taliban zijn postmoderne bewegingen, in de mate dat ze geen ruimte laten voor
discussie over hun inzichten. Ook de vorige kerkleiders hebben op verschillende
manieren niet aan de verleiding kunnen weerstaan mee te gaan in dat formuleren
van eigen inzichten "in de geest van de tijd".
In het rationele denken is
ethiek gaan lijken - excusez le mot - op de Salische wet, dat wil zeggen, dat
ethische vragen niet moeilijk hoeven te zijn, want als we weten wat rationeel
moet, zodat het dan simpel blijkt, want we hebben voor elke leefsituatie wel
een kant en klaar antwoord. In de Salische wet wordt op elk vergrijp een niet
negocieerbare straf gezet. Overigens had de kerk een analoog instrument, de
oorbiecht om mensen bij te staan in het vragen vergiffenis aan God: deze zonde,
de nachtelijke zaadlozing betekent zeven keer de 150 psalmen lezen. Andere
auteurs hebben later de gedachte laten varen dat men voor iets wat elke man kan
overkomen zonder eigen toedracht, opzet een boete kan bedenken. De Dijn stelt
het niet zo voor, maar hij laat zien dat ethisch denken, vooral ethisch
handelen nergens toe leidt als we niet precies ook de kwetsbaarheid van de
handelende persoon, de denkende persoon, maar ook de kwetsbaarheid van de
andere, het voorwerp van ons verlangen of van onze afkeer. Ook religiositeit
bepaalt het ethische of beter, kleurt het ethische. Verwijzend naar A clockwork orange legt de auteur uit
dat de pogingen het kwaad op een technisch-wetenschappelijke wijze uit de wereld
te helpen ertoe leiden dat nieuw kwaad kan ontstaan, fataal moet ontstaan,
omdat men de persoon die we op heterdaad betrapt hebben bij het bedrijven van kwaad
er met alle middelen vanaf te helpen, want dat zou die persoon gelukkig maken.
Het valt maar te bezien.
Het komt ons wellicht vreemd
voor dat Herman de Dijn 20 jaar geleden over deze kwesties dacht urgent iets
uit te moeten schrijven en als men dan merkt hoe hij het over incarnatie van
het gezag, het gezag vertegenwoordigd in een persoon of groep denkt dan
begrijpt men dat hij niet zomaar een beetje voor cultuurpessimist speelt, maar
integendeel, altijd weer betracht ook nieuwe paden aan te geven. Tolerantie?
Natuurlijk, maar als men het eigen gelijk voorop stelt als het enige mogelijke,
tja dan kan men maar moeilijk tolerant wezen. En moeilijker nog, het opbrengen
van respect voor de andere, voor diens gevoeligheden ook, kan ver tekort
schieten, want we moeten net tolerantie betrachten waar we het niet goed kunnen
opbrengen respect voor een andere persoon te betonen.
Gezag kan maar beter ook
geincarneerd zijn, wat verder reikt dan abstracta, die op geen enkel moment
mensen lijken te inspireren, maar die wel tot een soort orthodoxie kunnen
leiden, maar wat meer is, tot fanatisme.
Maar incarnatie kan natuurlijk ook ontsporen, want men kan zich dan evengoed
verliezen in de geincarneerde goedheid. Wat Herman De Dijn voorstelt klinkt
niet eenvoudig en is het ook niet, als het erop aan komen zou de vrijheid zoals
die sinds het post-modernisme uitgedragen wordt te overleven en er zich wel bij
te bevinden. Het valt wel eens voor dat kranten en bladen, radio en televisie
aandacht besteden aan hoe mensen de gevolgen van hun vrij genomen beslissingen
ervaren, zoals in geval van abortus, of van correcties aan het lichaam. De ziel
blijft dan doorgaans in de kou staan met als gevolg dat al die fysieke
correcties noch tot perfectie leiden noch tot een weldadig gevoel.
Het belang van vertrouwen, zo
blijkt uit het laatste hoofdstuk van dit boek, mag noch kan men onderschatten,
omdat het precies toelaat de totale greep op de gebeurtenissen in relaties, op
het werk en in de samenleving niet te hoeven zoeken, maar ondanks de idee dat
we nu op grond van rationele overwegingen wel moeten doen, die controle
verwerven en behouden, kunnen we proberen de dingen te laten gebeuren, als we
er zelf niet bij betrokken zijn. Het gaat dan om dingen die we goed vinden, die
anderen ten goede kunnen komen. Het idee een ander te vertrouwen wordt dag na
dag de kop in gedrukt, zelfs de huwelijkswetgeving is aan het vermoeden van
ontrouw onderhevig, aan een mogelijke breuk mag men geen slapeloze nachten
overhouden, want de verandering van spijs doet eten en dus mag men ontrouw niet
ontkennen, mag men er zich aan overgeven. Trouw als waarde koesteren? We lezen
er behartigenswaardige overwegingen over, geeft het boek ook een eigen cachet
en vooral een uitkomst voor de kwestie die de auteur ons voorlegt: de vrijheid
overleven kan maar als we niet alles in de hand willen houden wat ons
aanbelangt - en onverschillig blijven voor wat ons niet raakt, niet met ons
belang verknoopt is - wat vertrouwen veronderstelt in de goede gang van zaken
en vertrouwen in anderen. Niet het
vertrouwen is het resultaat van rationele overwegingen, men kan maar rationele
overwegingen tot een conclusie voeren als men zichzelf kan vertrouwen en
anderen en dus ook observaties over gedrag van zichzelf en van anderen.
Waarom nu zou de postmoderne
mens iets hebben aan het discours van Herman De Dijn, als die al bereid zou
zijn het boekje te lezen? Het zou kunnen dat deze zichzelf tegen komt, al zal
men vandaag niet zo vaak meer spreken over postmoderne mensen, want dat lijkt
uitgehold en betekenisloos. Maar Herman De Dijn merkt in zijn essay
"twintig jaar later" wel op dat de postmoderne mens verloren loopt in
een contradictie, waarbij miskenning van de menselijke bestaanswijze botst met
de gedachte dat we zelf ons leven vorm (kunnen) geven. Het grote vraagstuk is
dan of men zonder vaste waarden iets kan aanvangen, ook al wil men ze
verwerven. Met het verdwijnen van vaste, transcendente waarden valt het
moeilijk met vloeibare waarden om te springen.
Ook hier komt de "pensée
de mai '68" aan de orde en de kritiek op hoe het uitpakte. Consumentisme
en beheersingsdenken werden ons deel, terwijl we als was zijn voor de
bestuurders van economisch-politieke bestel in een geglobaliseerde wereld en
dus kunnen we, aldus Herman De Dijn niet meer zien wat er aan onrechtvaardigs
in dat systeem zit. Daarom kan ik ook de slotgedachte wel delen, dat we moeten
blijven doorgaan met het vertellen van verhalen, gebonden aan plaatsen en
tijdsstippen, want al zullen verhalen de wereld niet redden, zonder verhalen is
er geen samenleving mogelijk, geen toekomst denkbaar - want ook die geven we
gestalte door het vertellen van verhalen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten