Bene agere et laetari
Kritiek
Autonomie van de schepping
paradox
van de van God verlaten mens
Waar was God toen de aarde
beefde in Nepal? Voltaire schreef al over de zware en vernietigende aardbeving
in Lissabon en veegde toen maar in keer de vloer aan met de visie van de heer
Leibniz, die in 1710 een rechtvaardiging van God schreef, de Theodicee. Lange
tijd stond het me voor dat men inderdaad Candide moet verkiezen boven Leibniz.
Omdat het niet mogelijk is god te rechtvaardigen, dus ook niet de wereld zoals
die is. Dat, ondersteund door de gedachte van Bento de Spinoza "Deus sive
Natura" maakte het mogelijk zowel het devies van Voltaire "il faut
cultiver son jardin" aan te houden en niet te vergeten wat Spinoza van
belang achtte: "Doe wat moet en wees blijmoedig".
Zowel "bene agere",
doe goed dus als "laetari" zorgen bij de vertaling voor problemen. Laetari
is immers een actief en overdrachtelijk werkwoord en Laetari blijkt dan de
passieve vorm. Bene Agere is dan weer actief, waarbij bene vanzelfsprekend een
bijwoord is en de kwaliteit van het handelen weergeeft. Misschien is het geen
overbodige luxe het begrip van bene agere en van laetari te koppelen aan wat
Spinoza ook gedacht had, namelijk dat laetitia en tristitia te maken heeft met
affecten en met de gevolgen van ons handelen op onze ervaring, de weerslag dus
van ons handelen op ons welbevinden. Maar ons handelen heeft dan weer te maken
met het perfectioneren van de dingen die zijn, lenzen om maar eens iets te
zeggen, voor een lenzenslijper, of het stuk maken, minder maken van dingen,
zoals in destructie en die blijkt dan niet altijd creatief. Het stuk maken van
iets kan inderdaad triestheid met zich brengen, terwijl wat we dezer dagen
echter zien laat vaak het tegendeel veronderstellen. Ik heb het dan niet over
Nepal, over IJsland en Chili waar de aarde beefde en vuur braakte, maar over
Baltimore, over Ferguson, over Charlie Hebdo ook. Ook in het debat over de
klimaatveranderingen zouden we ons kunnen, moeten afvragen hoeveel we kunnen
stuk maken, terwijl de consumptie ons blij zou moeten maken, volgens economen,
filosofen en marketeers. Hier is dan wel weer sprake van creatieve destructie
in die zin dat het uitgraven van goud, zilver, titanium en andere metalen
dienen om onze wereld beter te maken. Alleen al de verwerking van metalen,
zeker om zink of aluminium te produceren, maar ook plastics kost massa's
energie. We leven goed maar maken er wel een en ander voor stuk. Sinds ik de
discussie volg over het rapport van de club van Rome (1972), stuit ik telkens
op mensen die menen dat men dan maar het mes moet zetten in onze levensstijl,
terwijl maar weinig van die mensen op het oog afzien van vakanties in tropische
gebieden, van gsm of tablet en nog wat van die dingen. Moet dat dan? Niet voor
mijn schone ogen, wel moet men bij het poneren van de doortastende maatregelen
niet denken dat men zelf aan de gevolgen van die raadsbesluiten zal ontsnappen.
Maar kunnen we dan niet goed
handelen en vervolgens blijmoedig wezen. Het wel doen of goed doen, lijkt me
bij Spinoza niet iets abstract te zijn, dat wil zeggen, zijn handelen
preludeert zo te zien op het "handelen" van Hannah Arendt en dan gaat
het niet om het scheppen van een wereld naar een ideaalbeeld, maar wel handelen
in het concrete leven ten aanzien van de dingen die zijn. Als er perfectioneren
van de schepping aan te pas komt, dan is dat omdat bij Spinoza God en Natuur
met elkaar samenvallen.
In die zin komt dan een andere
gedachte in beeld, dat is dat ons handelen tijdens de middeleeuwen als een
inbreuk werd gezien op de goddelijke orde en dus bracht elke handeling ons
volgens de vigerende theologie de wereld verder naar de verdoemenis. Spinoza
wijzigde deze gedachte grondig door te menen dat handelen ook gunstig kan
uitpakken. Nog eens, in het werk ziet Arendt onze activiteit die ons in staat
moet stellen te overleven, in arbeid de scheppende mogelijkheid gereedschappen
en zelfs kunst te maken, terwijl het handelen over het uitwisselen van
inzichten, visies, gevoelens tussen mensen gaat en zo de activiteit beschrijft
die ze verkoos het politieke te noemen[i].
Opgemerkt nu moet worden dat
met onder meer Nietzsche, maar ook Martin Heidegger de mens als handelende
persoon wel degelijk ter zijde worden geschoven en het handelen laat staan het
arbeiden van belang wordt geacht. In die optiek kwam ik wel weer in de
verleiding de visie van Leibniz niet zomaar af te schrijven, want de
mogelijkheid ontstond zo te begrijpen waarom we ons optreden in de wereld niet
enkel moeten bekijken als een subjectief gebeuren, waarbij wij de kern en de
navel vormen. Zou het dan inderdaad geen optie zijn de discussie over onze
persoonlijke rechten, zonder afbreuk te doen aan onze vrijheid onder de loep te
nemen. Met vrijheden, zowel de negatieve als de positieve, hebben we de
ontwikkeling van de menselijke persoon in gedachten, waarbij het doen wat moet,
bijvoorbeeld als het over studie gaat, over kunst wel zo nuttig kan zijn, dit
als een goed doen, wel doen te beschouwen. Wat opvalt is dat men dan hieruit
afleidt dat we niet anders dan wel zouden mogen doen, maar dit is wellicht waar
sinds het begin van de filosofie mensen op botsen: moreel denken, moraal
betekent dat anderen ons vertellen wat we moeten doen en dan mogen we er niet
van afwijken terwijl de persoonlijke gevolgen, de tristitia al een vergelding
zou kunnen wezen, maar omdat we maar moraal kunnen concipiëren als we ons
bewust zijn van onze plaats in onze omgeving en van het geheel.
Tot spijt van wie het benijdt
krijgen we een deel van de leefregels die we hanteren aangereikt door de groep
waar we ons in bewegen, c.q. het gezin, de wijk en gemeente, school en
jeugdbeweging. Leefregels evenwel kan men nog niet direct equivalent achten aan
moraal, omdat het precies niet om keuzes, overwogen keuzes gaat. Daarom is een
discussie over morele regels die anderen gaat vertellen wat ze horen te doen,
kwalitatief minder nuttig dan het bespreken van mogelijke opties en de
verantwoordelijkheid te laten bij het autonome individu, waarbij we inderdaad
van onszelf mogen verwachten dat we er ons aan zullen houden. Maar moraal is
niet enkel meer dan leefregels formuleren, het blijkt ook bij nader toezien het
terrein van het bene agere. Moreel handelen moet ons dan ook in staat stellen
ons te verheugen. Dat betekent dat het niet enkel gaat over wat wel of niet
mogen doen, maar waarom het ook beter kan zijn. Overigens, noch Spinoza, noch
Immanuel Kant vonden dat we ons op dat bene agere mogen laten voorstaan.
Laetari betekent dan niet dat als een farizeeër vooraan in het gebedshuis gaan
staan en god danken dat we niet zijn als die malafide vent achteraan. Ook
betekent het niet dat we ons op een gala laten fêteren op onze weldaden.
Zelfvoldaan zijn kan immers de verleiding meebrengen dat we ons te goed zullen
voelen met mindere mensen om te gaan. Net Spinoza was naar men zegt best bereid
met kleine luiden om te gaan, want hij verkoos hen vaak boven hooggeleerde
luiden uit Leiden.
Toch is daarmee de zaak nog
niet helemaal helder, want wat betekent dat "laetari" anders dan een
bevel, een aansporing? In deze zin is de gedachte van Bento di Spinoza
opmerkelijk, want we kunnen, zeggen we vandaag, toch niet redeloos blij zijn.
Maar als we naar best vermogen wel hebben gedaan, zou het dan niet kunnen dat
we ook verheugd zijn als het gunstige effecten tot gevolg heeft, voor anderen
en vervolgens dus ook voor onszelf?
De aardbeving op de
stootranden van het Indische subcontinent en de Aziatische landmassa mag niet
verrassen, zoals ook Italië, Griekenland en later allicht ook Spanje als gevolg
van de botsing tussen de Afrikaanse continentale plaat en de Euraziatische
regelmatig tot aardbevingen leidt. De natuur functioneert niet volgens wetten
die wij hebben geformuleerd, zoals men het dezer dagen wel eens wil
voorstellen, maar wij zijn er met vallen en opstaan in geslaagd, het boek van de natuur te lezen. Met
andere woorden, noch Spinoza, noch Leibniz waren de mening toegedaan dat alles
onderhevig was een onwrikbaar determinisme en ook Voltaire besefte dat de
menselijke vrijheid om te falen, om juiste conclusies te trekken, veronderstelde
dat men vooral het eigen tuintje moet cultiveren maar niet op kan tornen tegen
diezelfde natuur. De natuurfilosofie, die nu alleen nog door uitgesproken
conservatieven aangehangen wordt, ging uit van de gegevenheid dat de natuur was
wat ze was. Soms leidde dat tot inzichten dat deviant gedrag tegen de natuur in
zou gaan, maar zij verloren en verliezen uit het oog, dat de band tussen de
mens en de natuur enigszins opgerekt is geraakt, naarmate we ons van onze
autonomie bewust zijn geworden. Dat betekent dat alleen mensen tragisch kunnen
handelen, niet de natuur: als men een diertje pest, moet men niet verrast zijn
dat men gewond raakt, maar dit is dus niet tragisch. Als men evenwel vanuit een
innerlijke overtuiging handelt dan kan het gebeuren dat dit het algemeen
welzijn of welzijn van derden ten goede komt, maar het eigen welzijn in het
gedrang brengt of erger. Die keuzes worden dan vaak in eer en geweten gemaakt
op grond van goede argumenten, of soms op een eenvoudig aanvoelen, dat later
gerationaliseerd worden, soms desgevraagd..
De autonomie van de schepping,
van de natuur kunnen we dus beschrijven, maar het determinisme dat sommige
verlangen, blijkt in de feiten wel eens doorkruist te worden. In het dagelijkse
leven van allen en elk op zich, kan men overigens die universele waarheden,
wetten al helemaal niet aanhouden, omdat we als precies over een vrijheid van
handelen beschikken, die voortkomt uit enerzijds het menselijke redelijke vermogen
om de wereld om ons heen te begrijpen en tegelijk omdat onze inzichten ons tot
keuzes brengen, die bij andere inzichten niet op dezelfde manier zouden
uitlopen op handelen en dan zou het kunnen dat we niet blijmoediger blijken of
net wel. Het niveau waarop we dat afmeten laat zich niet zomaar in abstracties
vatten.
De schepping, in de visie van
Spinoza is dat dus het ontstaan en de ontwikkelingen binnen de natuur en van de
natuur (der dingen) zich laat aflezen en de Newtoniaanse fysica liet zien dat
we heel ver kunnen komen met het voorspellen van fenomenen, omdat we de werking
van de zwaartekracht kennen en gebeurtenissen kunnen berekenen. Om een raket
uit het krachtveld van de aarde te sturen, of beter een projectiel zonder eigen
aandrijving is een bepaalde snelheid nodig, 11,2 km/s wat we dus kunnen
berekenen. Maar toen Nies Bohr en Albert Einstein in gesprek gingen met elkaar,
werd Newton niet terzijde geschoven, maar voor een aantal fenomenen kon die
niet voor verklaringen en begrip zorgen, zodat Einstein en vervolgens Bohr e.a.
op zoek naar een nieuw model.
Dat model blijkt sommige
filosofen maar matig te interesseren, terwijl ze volop gaan voor een volkomen
determinisme, dus ook van de mens, maar ook van alles wat is. Als iets niet
voorspelbaar lijkt, blijkt dat te wijten aan de beperkingen van onze
rekenmodellen, niet aan het fenomeen zelf. Ooit kunnen we dus, zou men durven
hopen, aardbevingen voorspellen zoals
een malse lentebui of vulkaanuitbarstingen als een anticycloon. We weten dat
het weer voorspellen er al een paar decennia opzienbarend op vooruit is gegaan,
maar tevens dat er soms nog fenomenen op ons af komen, die net niet
voorspelbaar bleken.
Natuurlijk kan men ervan
uitgaan dat de causaliteit in verschillende domeinen opmerkelijk vergaand is
doorwrocht en dat moet ons niet tot de gedachte verleiden dat al die kennis de
zaken banaliseert. Jean-Paul Van
Bendegem weet het zo mooi uit te leggen: de onttovering van de wereld ligt niet
aan de wiskunde die ment hanteert om de krachten rond een zwart gat te
beschrijven, maar de gedachte dat als iemand het verklaart heeft, dan is het
maar zo. Het determinisme is een belangrijk facet van onze leefwereld, die
reikt, als men dat wil tot de grenzen van het heelal en tot het Higgs-Brout-Englert-deeltje.
Maar binnen dat overweldigende geheel van het infieme tot het ultiem grootse
gebeuren ook dingen die als gevolg van specifieke omstandigheden toch wel weer
accidenteel blijken.
We worstelen in onze kennis
van heelal, de aarde, de fysische krachten, geformuleerd in natuurkundige
wetten met de betekenis ervan voor ons als mensen. Maar naast fysica is er nog
chemie en biologie en handelen we als mensen in een sociale context. Daarom is
het nodig de wetenschappelijke kennis te proberen duiden en nagaan hoe wij
mensen daarin passen. Dan komt "Het leven van de geest, denken" weer
in beeld, evenals deel 2: het leven van de geest: willen". Net daar komt
de autonomie van mensen als personen in beeld. Het lijkt op wat Arendt
beschreef in verband met "het beginnen" als capaciteit. Toch gaat dit
over denken en willen bij mensen, die altijd weer iets nieuws kunnen starten.
Onder meer Maarten Boudry en Johan Braeckman, lijken voor dat inzicht weinig te
voelen, Jan Verplaetse gaat zo te zien nog verder. Men beroept zich daarbij wel
eens op wat de neurowetenschappers als Dick Swaab uit hebben gevogeld, waaruit
onweerstaanbaar de conclusie volgde dat we ons brein zijn en dat brein, tja,
daar hebben we niets over te zeggen. Susan Neiman heeft verder een ander
inzicht op de korrel genomen dat de deterministische visie blijkt te schragen,
de conclusies van evolutionair onderzoek, waarin men zoekt naar wat des mensen
is sinds die haar opwachting opmaakte: onze
impulsen zouden al bij onze voorouders, de neefjes en nichtjes van de
chimpansee aanwezig geweest zijn, want alle cultuur, beschaving, dat is alles
maar een laagje vernis. Het klopt niet, zegt Neiman, want afgezien van de
feiten blijken we als mensen meer autonoom en minder voorspelbaar te handelen
dan de evolutionair psychologen ons meegeven.
Het zou dus wel zo boeiend
zijn met Spinoza na te gaan hoe we dat bene agere hoe dan ook vorm geven. Dezer
dagen beleven we telkens weer hoe het verleden niet een bron van diepgaand
inzicht kan zijn, maar vooral een wapenarsenaal, waarmee we de tegenstanders op
de korrel nemen. Dat verleden krijgt daar niet zozeer een aantal donkere
segmenten, maar kleurt volkomen zwart. Gaat het over de geschiedenis van de rol
van de kerk(en)? Kruistochten, inquisitie en gewetensdwang. De geschiedenis van
de ideeën? Die moesten juist al die donkere kanten verantwoorden en aangeven
waarom we al het slechte redelijk onderbouwen. Technologie? Ach wat, dat is
toch gewoon beheersingscultuur. De financiële geschiedenis of die van de
wetenschappen? Alles is donker en zwart. Bizar dat filosofen zo bijziende uit
de hoek komen en er vaker dan nodig om geprezen worden.
Het beeld van het verleden kan
men ook zeer rijk geschakeerd beschouwen en altijd zijn er mensen geweest die
uitmuntend bijgedragen hebben tot het algemeen welzijn. Jan Hus, Vaclav Havel,
Mandela, deze mensen zijn bijzonder, net als Hildegard van Bingen, Héloise of
Hannah Arendt en ook dichter bij ons, in deze tijd zijn er interessante denkers
die zich buiten die dichotome benadering der dingen begeven en duidelijk maken
dat in het concrete ook causaliteit kan spelen, maar dat die niet altijd even
eenvoudig te vatten valt. En dan wordt het mogelijk te begrijpen dat mensen van
nature goed handelen, zorg opnemen, mensen naar waarde schatten, zonder in
beate verering te vallen.
Dat de hemel op ons hoofd kan
vallen, dat we eens of een ander moment getroffen worden door watersnood of
aardbevingen, of giftige gassen van een vulkaan op IJsland over ons heen voelen
glijden en mensen zien lijden onder die natuurramp, betekent niet, denk ik, dat
we dat een of andere god moeten aanwrijven. Ook de natuur blijkt grilliger dan
we zouden willen. Dan komt het erop aan de mensen die lijden bij te staan. Maar
dat zijn uitzonderlijke momenten. Het goede betrachten? Dat kan nooit volstaan
hoor ik al sinds tijden en bovendien is het doorgaans vergeefs. Het kan
theoretisch perfect verantwoord worden.
Daarom denk ik wel eens dat
het veel is als we het "bene agere et laetari" betrachten. Maar
tegelijk geloof ik stellig dat Sloterdijk ons aangeeft hoe we dat kunnen: door
oefening. Met dat alles valt het me wel op dat ook onder de perystilia waar de
filosofen elkaar ontmoeten de dialoog ver te zoeken valt, want of men zit in
een stramien van denken dat alles voor bepaald houdt, terwijl in de andere hoek
van de luxueuze binnenhof een aantal dames en heren samenklitten die het
menselijke voor autonoom houden en overdenken hoe we inderdaad ons leven lang
kunnen oefenen, hoe we ons bewust kunnen zijn van onze primaire aandriften en
tegelijk er proberen iets van beschaving aan mee te geven zonder het vervolgens
een laagje vernis te noemen, maar iets waar we diep doordrongen van kunnen
zijn.
Er zijn er nog andere, die de
binnenhof der filosofen ostentatief verlaten hebben en menen dat alleen de
wetenschap geldige antwoorden kan geven. In het domein van het menselijke
handelen evenwel hebben de sociale wetenschappen nu net laten blijken dat ampel
onderzoek dat verricht werd om onze primaire aard, of onze primatennatuur nog
altijd overwegend ons denken en handelen zou bepalen aan een aantal aannames
onderhevig is, die bij nader toezien niet meer hard te maken zijn. Daarom
kunnen we maar beter proberen dat op te brengen dat kan leiden tot het goede
betrachten en verheugd te wezen. Ook als we van God los zijn, wat in de feiten
het geval is, want ook van de natuur zijn we wel zeer vervreemd, kan men dus
een seculiere benadering ontwikkelen die met die gedachte van Spinoza
aanknoopt.
Bart Haers
HHannah Arendt, Vita Activa. Het spreek
voor zich dat we hier wel een zeer korte samenvatting geven van het
uitgangspunt van Arendt. Immers, zij werkt net op deze inzichten haar visie uit
dat filosofie, dat denken niet een andere, betere wereld betreft, maar het
bestaan in de wereld kan sturen. In deze zin wilde ze ook niet zomaar onder de
wandelgangen der filosofen haar opwachting te maken. Ze onderzocht de wereld om
haar heen en stipuleerde later dat ons denken ons weliswaar even buiten de gang
der dingen kan plaatsen, maar het voorwerp van het denken blijft de wereld
zoals die is en het handelen speelt zich af onder mensen zoals die zijn.
Reacties
Een reactie posten