Godsdienstvrijheid
Reflectie
Vrijheid van Godsdienst?
Afschaffen of heroverwegen
Dezer
dagen gaan er stemmen op om het schoolse vak godsdienst opnieuw meer te richten
op kennis van de religie, c.q. de katholieke leer en doctrine. Anderen menen
dat de vrijheid van godsdienst voldoende beschermd is door de andere vrijheden,
vrijheid van mening onder meer.
Rik
Torfs meent dat de kerk de afgelopen jaren kansen had om bepaalde disfuncties,
zoals de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen in het ambt aan te passen,
maar meent dat de vrijheid van godsdienst wel iets bijzonders blijft, omdat een
levensbeschouwing, a fortiori een religie meer is dan kennis ervan hebben en
rationele afwegingen maken. Maarten Boudry meent dan weer zeer voorspelbaar dat
religies op illusies berusten. Was het Christendom ten tijde van Paulus nog zeer
chiliastisch en utopisch, levend in de verwachting van de nakende eindtijd, maar
net doorheen de contacten met onder meer het neoplatonisme maar ook met de Stoa
en zelfs, aldus Foucault, met de cynici, navolgers van Diogenes van Synape,
werd het vrij complex verhaal. De hang naar ascese kreeg in de kerk een
opvallende plaats, maar getuigt tevens van het feit dat het christendom op
zeker ogenblik het product werd van syncretisme, waar onder meer de gnosis niet
vreemd aan bleef. Het maakt de lectuur van de Griekse en Latijnse patristiek,
de kerkvaders niet enkel relevant voor het begrijpen van het christendom zelf,
het laat zien, doceerde Foucault n het Collège de France in 1983 hoe het
christendom de notie van de zelfzorg, die al bij Socrates aantoonbaar is, bij
de Stoa en dus ook, averechts, bij de cynici tot ontwikkeling was gekomen over
heeft genomen, maar in het christendom wel afgezwakt werd tot pastorale zorg, zodat
wie het heeft over een Judeo-christelijke cultuur over het hoofd ziet dat er
ook heel elementen uit de klassieke filosofische scholen hun plaats vonden, meer
nog, ook mysteriegodsdiensten kregen in het christendom hun inbreng, al zien we
dat niet altijd meer goed.
Toch
is het niet zonder belang, zoals onder meer Jan Dumon wel eens uitlegt in
lezingen, dat het christendom begon als een subversieve beweging, die mensen
kansen bood hun ongenoegen in de gang van zaken in de samenleving te ventileren.
Eenmaal Constantijn de Grote de christenen incorporeerde in zijn rijk en er de
staatsgodsdienst van maakte, verdween de subversieve toon, maar niet helemaal.
De uitleggingen van teksten tot en met Augustinus bleven zowel de idee van
zelfzorg ondersteunen, als de vragen over de legitimiteit van vorsten in het
licht van het goddelijke heilsplan open houden. Pas met de 12de eeuwse
renaissance zal een hele traditie in enkele concilies samengebracht worden,
waarin ook het celibaat van priesters werd geregeld - waarvoor de bestuurlijke
zorg dat niemand goederen van de kerk zou patrimonialiseren wellicht wel
theologich kon geduid worden, maar, zoals ook Francis Fukuyama vaststelde, zeer
zeker aanwezig was - of de betekenis van de sacramenten werden gestroomlijnd,
een kerkelijke justitie op het niveau van bisdommen ingesteld of verder
ontwikkeld, de officialiteiten, het zijn alle bronnen van een zekere
bewondering, want men zag dat wereldse heren, vorsten, jaloers naar die bestuurlijke
slagvaardigheid keken. Tot en met Mazarin en later onder Louis XV mensen als
Duboy en Fleury maar later koos Louis XV juristen uit de kringen die zich
verzetten tegen het Parlement van Parijs, waren goed opgeleide priesters ideale
staatambtenaren, wegens geen kinderen - tenzij bastaarden - en dus ook niet
geneigd tot vervreemding van goederen van het rijk, patrimonialiseren dus. Vaardigheid,
kennis, vrijheid waren belangwekkende redenen om hen te kiezen.
De
verwevenheid van vorst en kerk, stelt men vandaag voor als een ongezonde
situatie, maar bestuurlijk bleken sommige administrateurs strategisch en
politiek heel goed in staat de belangen van de staat te dienen, vaak tegen de
inzichten van de koningen. Stelt men dat Louis XV een incompetente koning was,
kan men putten uit een groot aantal pamfletten die bewaard zijn gebleven en ook
uit bon mots die werden rondgestrooid. De werkelijkheid is dat de oppositie
tegen Louis XV te maken had met partijstrijd, waarbij Jansenisten een
belangwekkende rol op zich namen, maar ineens zo het publieke debat
aanzwengelde, wat men wel uniek kan noemen. De idee dat de Verlichting alleen
maar speelde rond de strijd tegen de kerk, verbergt de bitse strijd binnen de
kerk tussen verschillende stromingen.
De
ontwikkeling van de doctrine van de kerk is iets waar men dezer dagen
nauwelijks aandacht aan blijkt te besteden, omdat men de resultaten niet accepteert
of het hele verhaal een illusie voor gevorderden vindt. Maar toch, sinds Nicea,
toen voor het eerst een Credo werd vast- en opgelegd, waaraan elke gelovige
zich diende te committeren en die niet in vraag kon worden gesteld, tot het
Vaticaans concilie dat Johannes XXIII had samengeroepen en waar de
modernisering van die doctrine werd aangevat, maar nauwelijks tot een voldragen
nieuwe doctrine kon worden omgewerkt, heeft men vele conflicten zien opduiken
in de kerk, van praktische aard en vooral van theologische aard. Het probleem
is natuurlijk altijd dat men dan eenvoudige waarheden moet aanvaarden als
"daar is maar geen god" en "gij zult geen andere voor uw
aanschijn hebben"... tot zaken die we compleet van de pot gerukt vinden
als "De onbevlekte ontvangenis van Maria" en de Heilige
Drievuldigheid, waar je inderdaad alleen maar in kan geloven of het afdoen als
een illusie.
Nu,
religies wijzigen doorheen de tijd en wat op het ene moment voor het
allerheiligste wordt gehouden, zal een paar eeuwen later wellicht minder wegen.
De ontwikkeling van wat Jan Art de Volkskerk - dat betekende dat men in het
Bisdom Gent na 1836 de herkerstening van Vlaanderen voor ogen had, want in die
periode was na de Brabantse Omwenteling en vervolgens de Franse Revolutie een
heel nieuw klimaat ontstaan - als doel had gekozen wat relatief lukte, want het
aantal gelovigen nam toe vanwege de demografische evolutie, maar ook het aantal
atheïsten en vrijzinnigen nam toe en ook kwamen er meer protestanten in België
wonen als gevolg van de succesvolle industriële revolutie, terwijl ook joodse
mensen in Antwerpen en Brussel veilige havens vonden. De vrijheid van godsdienst,
die in de grondwet ingeschreven werd, zorgde voor het overige dat een
monopoliepositie van de kerk niet meer gerealiseerd werd, al zal tot ongeveer
1965 een meerderheid de indruk hebben gehad dat er geen heil is buiten de kerk.
Het werd er dan ook goed in gestampt, in de catechese, maar iemand als Felix
Timmermans laat zien dat mensen soms wel eens een zijpadje vonden om hun
verplichtingen te voldoen, zonder risico's te lopen. Walschap heeft met Salut
en Merci de poorten van de kerk achter zich dichtgegooid en toch, in zijn
romans zie je niet enkel kerkelijke feiten en scènes opduiken, omdat het leven
nu eenmaal zo verliep, maar ook in formuleringen dringt de leer door, de
redeneerwijze...
Doorheen
de geschiedenis hebben commentatoren zich niet altijd even gestreng aan regels
van de logica gehouden, maar met Abelard en Thomas van Aquino kwamen filosofen
in beeld die de tegenstellingen in de leer gingen onderzoeken en wat werkelijk
te gortig was, werd eruit gekieperd. Thomas schreef dan zijn bekende summae,
waarmee hij op een aantal terreinen al te fantastische voorstellingen onderuit
haalde en een rationele benadering voor kon staan. Tegelijk gingen anderen dan
weer de weg op van de mystiek, zoals Meester Eckhardt, Hildegard van Binnen en
later Johannes van het Kruis.
Hoe
het verder ging, beste lezer valt niet binnen dit bestek te beschrijven, al zal
men dan niet voor Geert Grote, Jan Hus, Erasmus en Spinoza heen kunnen. Vanaf
de veertiende eeuw komt de kerk steeds meer onder vuur te liggen van
professoren van haar eigen universiteiten en van volkspredikers. De eenheid die
de kerk claimde, werd haast nooit volkomen bewaarheid, ook al omdat de kerk de
politieke conflicten ten prooi of zelfs als wereldlijke macht eigen accenten
kon en moest leggen.
Wat
men dus zou moeten weten over de kerkelijke doctrine is veel, want de
kerkelijke leer is veelomvattend, volgens sommigen kan men er op alles een
antwoord vinden. Dat hebben de grote religies met elkaar gemeen, maar ook het
scheurmaken is de kerkelijken, in de hiërarchie en daarbuiten niet vreemd. Van
de roep om tolerantie, zoals Henri IV in Frankrijk die afkondigde tot die in de
Republiek der Nederlanden die feitelijk was, maar met veel interne conflicten
gelardeerd tot de vrijheid van godsdienst zoals die in de Belgische grondwet
werd ingeschreven, werd een lange weg afgelegd, waarbij onder meer als gevolg
van bloedige oorlogen de praktijk van vrije keuzes stilaan ingang kon vinden,
maar waar gemeenschappen zich vaak gingen afsluiten, zeker als ze klein bleken
tegenover de meerderheid, heeft men wegen gezocht om die eigen weg mogelijk te
maken.
Het
probleem dat godsdienstigheid vandaag oproept is dat het individuele keuzes en
vrijheden zou bemoeilijken, terwijl men doorheen de geschiedenis kon zien, dat
mensen zich van diezelfde kerk gingen bedienen om eigen macht en aanzien op te
bouwen en anderen om zich veilig te weten. Ook die processen blijken weer
complexer dan men graag wil aannemen, anders gezegd, voor mensen was het goed
en nuttig dat er een pastoor was die zegde hoe het hoorde, die kwam troosten
als er weer een kind of moeder stierf bij het kraambed en ja, af en toe werd
met hel en verdoemenis gezwaaid, maar dat blijkt zeker in de negentiende eeuw
deel te hebben uitgemaakt van dat herkersteningsoffensief waarover Jan Art
schreef. Vandaag lijkt veel zich af te
spelen op een eigen weg, een eigen, persoonlijk parcours en hangt het af van de
scholing of men daarbij echt in die christelijke wereld nog een toegang kan
vinden. Men kan ook christen zijn, denk ik, zonder enige aanhankelijkheid aan
de kerk aan de dag te leggen en men kan zich inlaten met de intellectuele
rijkdom van de kerk, zonder nog mee te gaan in pogingen de kerk als instituur
sterker te willen maken, waarbij dan wel de ultramontanen op het pad zullen
vinden, die zo iemand randkatholiek zou noemen. Alleen al dat begrip
Ultramontaans vergt een uitleg die vele bladzijden in beslag zou nemen, al
lijkt het simpel: ultramontanen erkennen de macht van Rome en de Paus als enige
relevante bron van uitspraken over de zaken des geloofs.
Godsdienstvrijheid
blijft belangrijk, net omdat, zoals geschetst werd die kerk enerzijds en de
doctrine van het katholieke geloof heel wat stipuleert, ambieert en aanreikt. Ongetwijfeld
heeft die kerk onze leefwereld getekend, kerken nagelaten en kloosters,
schilderkunst en beeldhouwkunst en literatuur, veel literatuur, maar heeft ook
de kritiek aangezwengeld en zo indirect ook de Westerse wereld sterk beïnvloed.
Men kan dus niet goed voorstellen dat we terug zouden komen op die vrijheid van
godsdienst, al hoeft dat niet te betekenen dat men zelf verplicht wordt zich
ergens toe te bekennen.
Men
heeft mij al vaker verweten een kryptokatholiek te wezen, wat op sommige
terreinen meebrengt dat ik stellingen inneem die enigszins sporen met de
doctrine, maar op andere ga ik toch andere wegen op. Ethische kwesties willen
afhandelen in enkele zinnen, het lijkt me weinig zinvol. De praktijk van
euthanasie en abortus om leed te voorkomen of geen onnodig leed toe te voegen
kan ik volgen, meer nog, blijkt een goede aanbreng om in concrete gevallen -
casuïstiek - tot een besluit te komen. Wat me moeilijk lijkt is dat je persoon
zou geacht worden te zwijgen over een bepaalde keuze, er alleen met de arts
over te spreken en finaal het aan hem overlaten. Dat mensen die uitbehandeld
zijn of die weten dat hun aandoening ongeneeslijk is, hun omgeving betrekken
bij de vraag wat te doen, lijkt voor sommigen naast de kwestie, maar ik denk
nog altijd dat we sociale wezens zijn. Ook denk ik dat men niemand kan
verbieden bij die oude bronnen van inzichten te rade te gaan, om zich een oordeel
te vormen. Wat ik ook niet wil: dat iemand mij komt zeggen, hoe ik over een
zaak, kwestie, verwachting moet nadenken.
In
die zin blijft Pascal Mercier emblematisch met zijn uitspraak in 'Nachttrein
naar Lissabon" die hij een Portugese arts in de mond legt :
"Ik wil niet in een wereld leven zonder
kathedralen. Ik heb de glans van de ramen nodig, de koele stilte die er heerst,
het gebiedende zwijgen. k heb het bruisen van het orgel nodig en de heilige
devotie van biddende mensen. Ik heb de heiligheid van de woorden nodig , de
verhevenheid grote poëzie. Dat alles heb ik nodig. Maar evenzeer heb ik de
vrijheid nodig en de vijandschap tegen alles wat wreed is. Want het een is niet
zonder het ander. En laat niemand het in zijn hoofd halen mij te dwingen tot
een keuze.
Net
omdat bepaalde kwesties ons nog steeds met een zekere huivering kunnen
vervullen, kan men zich ook afvragen of we al die moeite die sommigen zich
geven om aan te tonen dat de Waarheden des geloofs nergens op slaan, beter
aanwenden om voor deze tijd een weg te vinden in het huiveringwekkende en
fascinerende van deze tijd. Stevin, Spinoza begrepen dat er heel wat
wonderlijks ten onrechte als zodanig beschouwd werd, terwijl er een perfect
logische en feitelijke verklaring voor te vinden kon zijn, die men alleen dient
te vinden, via onderzoek, liefst vrij onderzoek in de betekenis die men er in
vrijzinnige middens aan hecht, dat wil zeggen dat autoriteiten niet over het
doel van het onderzoek noch over de benadering kunnen tussenkomen, maar men zal
er als onderzoeker wel over waken de regels van het onderzoek zelf zoveel als
mogelijk te volgen en zekere ethische grenzen niet overschrijden. Geen bisschop
maar ook geen rector kan hier een halt toeroepen, alleen de onderzoeker kan
zelf bepalen dat zijn onderzoek te gevaarlijk is voor derden, maatschappelijke
onrust veroorzaken - al mag dat laatste geen beletsel wezen.
De
vrijheid van godsdienst ondergraven valt niet zo heel moeilijk, maar in het
kader van de vrijheden die we via de grondwet en via internationale verdragen
hebben afgesloten is de vrijheid van
godsdienst voor wie de vrijheid van anderen respecteert en dus erkent dat men
van zijn geloof mag afvallen cruciaal. Voor het overige, wanneer men nog maar
eens lijstjes aanlegt van de kerk allemaal zo verschrikkelijk fout heeft
gedaan, waarbij zelfs over de rol van de inquisitie nog wel eens een boom kan
opzetten, ook het goede benoemen, zoals de instelling van ziekenzorg, vanaf de
oprichting van leprozerieën tot en met de ontwikkeling van antwoorden op nieuw
zorgvragen, het onderwijs ook en zelfs het instellen van veilige plaatsen en
momenten, vredes, godsvredes... want ook daar had die kerk de hand in. Alleen,
het vergt enige kennis van de geschiedenis om er zicht op te krijgen, van de
literatuur, de iconografie waarmee kunstenaars bepaalde inzichten uitdrukking
gaven. En soms kan het nuttig zijn een oud ritueel te heroverweging om het -
eventueel buiten elke inbreng van kerk en bedienaren - iets mee aan te vangen.
Als
jongeren dus dorsten naar meer kennis over de kerk, de leer, de gedachten, dan
zal men die aanbieden, niet om te laten zien het een beetje belachelijk zou
zijn of te gek voor woorden, maar ook om te laten zien hoe mensen een en ander
in vraag gingen stellen en daardoor onhoudbare posities verlaten werden. Daarom
alleen is het, zoals Prof. dr. Ludo Milis ons meegaf, antropologisch een
schatkamer van het menselijke vernuft, de menselijke wreedheid ook, maar van
wat toewijding aan mensen kan zijn. Heeft men de kerk nodig om een goed mens te
zijn? Of kan men binnen de kerk geen goed mens zijn?
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten