Van dingen die voorbij lijken
Kleinbeeld
Een generatie ontvalt ons
over het belang van cultuur en kunst
Onze
voorgangers houden op onder ons te verblijven en sterven, zo is het leven.
Verdriet voor de nabestaanden en rouw, maar ook dankbaarheid en het besef dat
er niet veel meer rest, dat het leven geleefd was. Een huisvriend ging en
daarmee vergaat een generatie die voor Vlaanderen wel wat betekend heeft.
Een
ronde tafel in de woonkamer, mijn vader en een paar vrienden praten, terwijl
mijn moeder toch wel stil hoopt dat het gesprek eens zal ophouden. Maar de
dokter, twee apothekers en mijn vader, zij lachen zich een beroerte om grappen
die mijn jonge oortjes, zes of zeven toen, nog niet moeten horen. Ik hoorde te
slapen, maar was met oorpijn uit bed gekomen en zo in de vriendenclub terecht
gekomen. Wat ze vertelden en waarom ze lachten, weet ik niet meer maar dat is
niet echt wat ertoe deed, we hebben het vaak mogen meemaken.
Deze
ochtend was ik dus weer genood om een uitvaart bij te wonen en hoewel het
altijd wel pijnlijk is, afscheid nemen, hangt er bij deze oude mensen een zweem
van nostalgie en vertrouwen, want het afscheid is onvermijdelijk, dat wat zijn
kinderen en ook wij, die verderaf stonden meekregen, blijft bestaan. Ook bij
deze uitvaart was het opvallend, hoe onlosmakelijk onze levens slechts vorm
krijgen doorheen onze taal, onze culturele vormgeving. Dat laatste mag vreemd
klinken, maar ik probeer slechts aan te geven hoezeer mensen juist aan de
overdracht van wat er was hun wereld vorm gaan geven, maar pas als men een
traditie als afgesloten beschouwt, sacrosanct, afgerond, wordt het steriel.
Opvallend was het dus ook deze ochtend hoezeer M.V. de apotheker op rust zich
doorheen zijn leven met kunst had ingelaten en ook zijn kinderen waren er,
zoals altijd, in gespreide slagorde vatbaar voor, al veranderen mensen op dat
vlak wel, komt er iets van het vroegere soms later weer aandienen.
Tijdens
de uitvaartdienst klonk er muziek van Händel, Bach, von Beethoven en Arvö Pärt,
terwijl er ook uitgebreid gerefereerd werd aan de literatuur die hij zomaar kon
voordragen. Het behoorde tot het opleidingsmodel van die generatie dat men veel
uit het hoofd had te leren en moest kunnen opdreunen; later ging men er
abusievelijk van uit dat papegaaienwerk geen zin heeft, vergetende dat een
kinderhoofd best toch wel veel leert verwerken. Het zinloze drillen van
tekstjes en voorbeeldzinnetjes, zoals men naar ik verneem in sommige scholen in
Kenya doet zou wel eens weinig productief kunnen zijn. Het memoriseren van teksten,
gezangen, zie de Ilias en de Odyssee, Ovidius en Horatius, Vergilius ook, het
was wat jongeren in de klassieke humaniora meekregen en men diende ook te
kunnen memoriseren. Wat er overblijft als men het niet heeft hoeven te doen,
zeker niet teksten van die oudere dichters, maar dus ook geen M. Vasalis, Anton
van Wilderode of dichters van heden, Maud Vanhauwaert, dat is dat men alles
gaat opzoeken en niet altijd blijft het hangen.
Mijn
vader en de man wiens uitvaart ik bijwoonde, waren van die mensen die op een
boerenbedrijf opgroeiden en hun eigen wegen mochten gaan, studeren mocht en dan
deed men het ook goed. Het doel was vorming, zichzelf vormen en dat ook
overdragen. M.V. liep college in Sint-Lievens te Gent en als ik het wel heb had
hij een retoricaleraar die mijn vader nog had gehad, een aantal jaren vroeger
in Eeklo. Beide hielden van de natuur maar waren tegelijk ook zeer gedreven de
natuur te genieten, wat in het boerenmilieu zelf wel eens grappig werd
bevonden. Op het erf op Langeboeken in Zomergem zag ik ooit een kalfje gehaald
worden, met stevige middelen, omdat het niet vanzelf ging. Dat is wat men van
het leven leren kan en toch, deze mensen - ook als het over landbouw ging -
waren mee en bereid de nieuwste technieken te leren en erover na te denken, te
zien wat oplichterij zou kunnen zijn en wat van waarde.
"De ploeger"
Ik vraag geen oogst, ik heb geen schuren-
Ik sta in uwen dienst, zonder bezit -
Maar ik ben rijk in dit:
Dat ik de ploeg van uw woord mag besturen
En dat gij mij hebt toegewezen
dit afgelegen land en deze
Hooge Landouwen, waar - als in het uur
Der schafte bij de paarden van mijn wil
Ik leun vermoeid en stil -
De zee mij zichtbaar is zoover ik tuur
Ik vraag maar een ding: kracht
Te dulden dit besef, dat ik geboren ben
in 't najaar van een wereld
en daarin sterven moet
Gij weet hoe, als de ritselende klacht
van die voorbije schoonheid mij omdwerelt,
mij talmen doet
tot ik welhaast voor u verloren ben -
Ik zal de halmen niet meer zien
noch binden ooit de volle schoven
Maar doe mij in de oogst geloven
Waarvoor ik dien -
Opdat nog in de laatste voor,
ik weten mag dat mij uw doel verkoor
Te zijn een eeuwige ploeger op de landen
van een te worden schoonheid, eenzaam tegen
Der eigen liefde
dalend avondrood, -
Die ziet beneden aan de sprong der wegen
Adriaan Roland Holst
Dit
gedicht was nog relatief jong, toen die generatie het opnam in hun canon en dus
leerde te memoriseren, leerde ermee om te gaan, het begrijpen wilde. Dat is wat
men vandaag gelukkig nog wel zien kan, dat mensen jongeren iets bijbrengen
willen, niet omdat het moet, maar omdat het als het vullen van een schuur is,
die men vervolgens weer leegmaken zal, tijdens de winter, schoven brengend naar
de deel, waar het dorsen en het wannen plaats greep.
Deze
wereld is niet ten einde, vele dingen gaan toch voorbij; het is aan ons, hoop
ik dan, er betekenis aan te geven. Men kan niet zomaar oude verhalen blijven
debiteren, maar ze vergeten is ook niet alles. Wees absoluut modern, dichtte
Arthur Rimbaud en het blijft altijd nog zaak te weten wat dat betekenen kan.
Het nieuwe niet schuwen en het ouwe niet negerend, kan men het leven, het eigen
leven en dat van anderen vorm geven en zelf beleven, aandachtig, wrochtend,
genoeglijk ook. Na concerten heb ik nog wel eens mee een goed glas gedronken en
ging het gesprek over muziek en over literatuur. Een keer kwam ik hem tegen in
Lembeke, in de bossen waar hij wandelde en begonnen we een gesprek over
geschiedenis, waar hij me iets gevraagd had over de abdij van Waarschoot. Ik
denk dat ik toen begreep dat je als jongeman wel denkt iets te weten, maar
tegelijk dat het perspectief zich nog niet gevormd had.
Zo
schrijf ik weer over iemand die stierf, omdat het deel is van ons bestaan, dat
levenseinde en we wensen elkaar bij verjaardagen nog vele jaren toe, gelukkige
en goede jaren. Deze mensen, die in hun goede jaren hard werkten, maar ook
genieten konden van sport en van goed eten, in de betere restaurants. Ze waren
wel meer voorbeelden, al wilden we dat niet geweten hebben en nu we zelf op de
eerste rijen komen te staan, moeten we ons wel eens afvragen wat we zelf te
bieden hebben. Hun scholing hebben ze nooit verzaakt en toch stonden ze
kritisch tegenover leraren die hun job niet goed deden, spraken over het verval
maar zagen ook de toekomst gloren.
Een
cultuur vergaat niet zomaar, stelde ik vast, stel ik vast, maar het hangt er
maar vanaf of het we zelf mee om en uitdragen. Tja, wordt men een beter mens
als men een dichter kan citeren? Niet echt maar deze zogenaamde kleine
bourgeoisie, zij leefden niet geheel voor zichzelf, hadden oog voor hun
omgeving, echtgenotes namen soms een rol als weldoenster op zich, ongeweten,
ook voor de eigen kinderen. Bescheidenheid was een deugd, maar zelfbewustzijn
ook.
Sic
transit gloria mundi! Ik hoorde het hen eens zeggen, aan een borreltafel, of
beter, een cognactafel, waar ze zaten te mijmeren over hoe Nixon toch zo dom
had kunnen zijn. Zoals wij nu discussiëren over Georges Busch en Obama, elk met
eigen inzichten en verwachtingen. Te vaak gaan bekende lui, spraakmakende
opiniemakers ervan uit dat hun woorden niet enkel ernstig genomen worden, maar
ook nog eens voetstoots aanvaard, terwijl ik van hen, mijn vader en de anderen
leerde dat zelfs een hooggeleerde heer zich kan vergissen. Maar kritiek mocht
niet zomaar gespuid, het diende doordacht geformuleerd.
Opnieuw
kwam ik in een kerk en naderde ik zelfs de tafel des heren, nam deel aan de
maaltijd die hij heeft aangericht en merkte ik hoe evident de afgestorvene en
zijn generatie gelovig konden blijven en toch kritisch het woord van bisschop
en paus bejegenden. Maar ter kerke bleven ze gaan en dachten van de preek het
hunne. Nu ja, deze notabelen in ons dorp, zij hadden gestudeerd, artsenij,
tandartsenij en apothekerij, lazen kranten en bladen en vonden dat het soms
goed, soms deplorabel was. Maar zij bejegenden ook een professor Vermeersch
even streng als de president van het Groot-Seminarie en konden zich ergeren aan
slecht sprekende politici. Hun tijd ligt nu achter ons, wat er komt, daar
hebben wij al iets aan bijgedragen, maar het werk is niet af. Elk levert een
eigen bijdrage en dat maakt dat het niet altijd van hetzelfde laken een pak is.
Mooi is verscheidenheid, zag ik en dat moeten we dan maar zelf ook verder
uitdragen. Zijn we niet allen zaaiers, dan weten we wel uit ervaring waar er
vruchtbare grond ligt. Toch komt het zaad niet altijd goed terecht, wat te
betreuren valt, maar laten we vooral de vreugde koesteren van wat goed terecht
kwam en duizendvoudig vrucht mag dragen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten