Ludendorff op esoterische sporen
Reflectie
Antroposofie, Theosofie,
Ariosofie...
Hoe gedachtewerelden ontsporen
kunnen
Ludendorff,
de held van Luik en Tannenberg, die na november 1918 verzeild raakte in occulte
bewegingen, zelfs in zee ging met een alchemist en zo in de sfeer van
oplichterij bijna ten onder ging - maar hij werd niet vervolgd -, heeft zich
blijkbaar geen houding meer weten te geven. Dat hij vanaf 1923 in contact kwam
met Mathilde von Kemnitz, een arts met interesse voor de menselijke ziel, maar
wars van de Freudiaanse benadering, zou voor hem een aanscherping betekenen van
zijn reeds woekerende inzichten. Occultisme vierde in Europa tijdens de late
19de en de vroege 20ste eeuw hoogtij. De herinnering aan Madame Blavatski was
nog behoorlijk levendig.
Men
kan de studie van de vele occulte bewegingen die in Europa en de VSA tijdens de
achttiende eeuw niet overlaten aan fantasten, want wie zou vandaag de theosofie
en antroposofie met occultisme verbinden, terwijl het uiteraard berust op
merkwaardige verbanden die in de negentiende eeuw ontstonden tussen
verschillende stromingen in het denken. Na WO I ontstonden allerlei groepjes en
clubs die met die esoterische kennis aan de slag gingen. Onder meer het
Thule-Genootschap, dat in 1918 werd opgericht zocht naar een rechtvaardiging
voor een arische suprematie en vond die in de mythe van Ultima Thule en hoe een
"noors" ras van superhelden de boel op orde houden en dat het moment,
1918, de noodzaak aan deze superhelden en hun nazaten van
onverdund bloed de zaak zullen klaren; het komt er dan wel op aan alles wat die
zuiverheid kan verzwakken, opgeruimd moet worden en onder meer de Joden krijgen
dan de schuld van de verzwakking. Iemand als Rosenberg was dan ook lid van dit
genootschap. Men kan zich maar moeilijk van de indruk ontdoen dat deze mensen,
allen mannen, zich graag met het slaan van slaatjes inlaten uit bekende
verhalen, om een bepaalde conclusie te formuleren. Het is wel duidelijk dat de
145 leden van het Thule-Genootschap, waarmee Ludendorff wel contacten moet gehad hebben,
niet samen kwamen om wille van esoterie, maar dat die esoterie doelen dienen
zou.
Ludendorff
begon al kort na WO I gedachten te delen over de rol van de joden in de
nederlaag van Duitsland, maar ook de Katholieken hadden hun aandeel gehad en
ook de loges. Lijkt dat nu niet zo origineel, dan is het wel dat hij pas na
zijn huwelijk met Mathilde von Kemnitz die inzichten meer stelselmatig zou gaan
uitdragen. De kern van haar verhaal, berust op de gedachte dat de tijd én
mensen alles corrumperen en dat vooruitgang met zich brengt dat alles aan
zuiverheid inboet, dat de ware kennis
verloren zou gaan. Reeds Johan Huizinga was zich bewust van het feit dat een
werk als "Untergang des Abendlandes", geschreven door Oswald
Spengler, de ondergangsgedachte erg
expliciteerde, maar dat het historisch en antropologisch wellicht nergens op
slaan zou. Het punt is namelijk dat culturen niet los staan van wat mensen
doen, zij die in een cultuur leven en die cultuur derhalve altijd weer vorm
geven. De roep van het boek van Spengler altijd wel ergens aandacht is blijven
krijgen. Dat voor Spengler de culturen massieve en onveranderlijke eenheden zijn
en dat veranderlijkheid besloten ligt in het groeien en tanen van de innerlijke
kracht, maakt het begrijpelijk dat hij met zijn boek in Duitsland wel kon
scoren. Maar hij verwijst niet naar een pre-faustiaanse cultuur, die van het
liberalisme, het gaat gewoon naar de verdoemenis, omdat de vitale krachten van
een cultuur uitputtelijk zouden wezen, terwijl men eerder kan stellen dat
mensen nu eenmaal leven en zolang zij hun dingen doen, de dagelijkse en banale,
maar ook andere, meer bijzondere handelingen stellen, blijft een cultuur
levendig. Wel had Spengler een zenuw geraakt die al voor Wereldoorlog I open
leek te liggen, het gevoel dat men het beste gehad had. Cultuurpessimisme komt
dan ook voort uit de gedachten aan een gouden tijd, die onherroepelijk verloren
zou zijn gaan.
Dat
men op verschillende manieren toegangen kreeg tot esoterische kennis of uit
nieuwe historische en archeologische inzichten geheime kennis ging afleiden,
had als doel en verantwoording dat de wetenschappelijke kennis die velen bevreemdend
leek, zoals ook de technologische vooruitgang, waar het industriële
productieproces ontmenselijkend leek, te voorzien van een heerlijk helder
alternatief, al berustte dat dan weer op esoterie, op zogenaamde vergeten
kennis, zelfs alchemie. Wie problemen had met de tijd waarin men leefde ging
dus op zoek naar alternatieven voor het wetenschappelijk onderbouwde mens- en
wereldbeeld. Iemand als Rudolf Steiner (1861 - 1925), die aan de technische
hogeschool wiskunde, fysica en scheikunde studeerde ontkwam niet aan zijn
filosofische impulsen, kwam in Weimar in contact met Goethe en diens enigszins
controversiële wetenschappelijke methodes, waarna hij ook nog eens bij
Nietzsche zijn gading vond. Steiner bleek dus ook niet geheel gecharmeerd door
de wetenschappelijke methode, wat men wel vaker aantreft en kon met het
vigerende mens- en wereldbeeld niet overweg. Via de Theosofische Vereniging, de
club van Madame Blavatsky kwam hij op het spoor van het Neoplatonisme en de
Gnosis, die men lang als een vergeten kennis heeft beschouwd.
Albert
Schweitzer (1875 - 1965) meende in Steiner een gelijkgestemde ziel te vinden en
die, zelf arts zijnde en filosoof, meende in Steiner een basis te vinden voor
wat men later hernieuwing en verdieping van de mens is gaan noemen en mensen
werden aangespoord zich met die inzichten in te laten, zodat men wel kan
aannemen dat veel academici geraakt werden door de visie van Steiner, die wel
eens als een goeroe leek te functioneren en dat wellicht wel wilde zijn. Die
vaststellingen moet men in kaart brengen, als men in de biografie van Erich
Ludendorff tot de vaststelling komt dat hijzelf en Mathilde von Kemnitz zich op
die sporen van esoterische leerstelsels en uiteindelijk ook in een sektarisch
gelijk verdwalen. Perry Pierik legt mooi uit hoe Ludendorff met mensen als
Rosenberg in contact komt, maar ook moet vaststellen dat de leiding van de
NSDAP bepaalde facetten, het verheerlijken van een gouden tijd in een ver
verleden, c.q. de middeleeuwen, afwijzen. Ludendorff die na zijn ontslag in
oktober '18 al zijn energie ging steken in de afwijzing van Versailles en dus
tegen de Erfühlungspolitik, de aanvaarding van Versailles en het uitvoering
geven eraan, liet zich ook in met allerlei duistere, esoterische bewegingen.
Hij zal wel geen unicum zijn geweest, want het leek een tijd waar oude
zekerheden helemaal ten onder waren gegaan, zeker voor de Duitse bevolking,
maar niet enkel voor de Duitsers.
Hoe
moet men die neiging tot het esoterisme begrijpen? Hoger bracht ik al aan dat
er een afwijzing in verscholen zat van de moderne wereld, terwijl er anderzijds
een ander vitalisme op de voorgrond trad, zoals in het Futuristisch Manifest
was vervat. Snelheid, kracht, macht waren de sleutelwoorden. Maar was het dat
wel? Mussolini beriep zich deels op het Futuristisch manifest en in zijn
architectonische dromen speelde dat zeker ook mee. Maar al voor de oorlog was de
publieke opinie doordrongen van de idee van snelheid, met het zoeken naar het
steeds nieuwe records ook, zoals Sebastian Haffner schreef in zijn
autobiografische werk (Het verhaal van een Duitser). Mensen kwamen te staan
tussen de verlokking van de snelheid en de oppervlakkigheid, zo lijkt het wel
en verdieping, het zoeken naar de kern, de ware kern der dingen.
Nu
valt het ook dat bijvoorbeeld Ludendorff zijn auteurs aanspoorde te blijven
schrijven en ook zelf deed hij het nodige, schreef soms scherpte reacties op
wat er gebeurde. Toch zal men het tragische slot van diens leven niet uit het
oog verliezen, want Ludendorff was bij leven dan wel niet meer nuttig voor
Hitler, stond hem zelfs vaak in de weg, maar tegelijk kon zijn
teraardebestelling wel nuttig blijken voor het regime. Perry Pierik laat zien
dat Hitler tegen 1938 al te kritische stemmen uit de eigen club de mond had
gesnoerd en dat zelfs letterlijk. Zoals Ludendorff waren er immers nog die
vonden dat Hitler te vaak compromissen sloot, wat wij een merkwaardige voorstelling
vinden, want ons werd bijgebracht dat Hitler nu juist elk compromis zou hebben
geweigerd.
De
haat tegen de katholieken was er bij Ludendorff zo te zien stevig ingehamerd,
want nog voor hij met Mathilde von Kemnitz gehuwd was, had hij al meer dan last
met de Beierse kroonprins, Rupprecht van Beieren, die tijdens WO I aan het
Westfront had gevochten als generaal en veldmaarschalk, zou bij het herstel van
de orde in München een rol hebben opgenomen tegen de Radenrepubliek, maar onder
meer Ludendorff vond dat de kroonprins en zijn omgeving al te katholiek waren
en ook nog eens geneigd afbreuk te doen aan de Duitse eenheid, door met de hulp
van de Fransen Beieren los te weken uit de (nieuwe) republiek. Het valt
overigens niet mee de status van de constituerende delen die het Duitse
Keizerrijk sinds 1871 vormden goed onder ogen te krijgen en hoe of de vorsten
van de afzonderlijke vorstendommen nog een taak hadden in het keizerrijk van
Bismarck. Ludendorff, die nooit goed met de keizer, Wilhelm II had kunnen
opschieten en de antipathie was wederzijds, was dan wel de keizer niet
goedgezind en dus ook niet de Hohenzellern, maar anderzijds was voor hem een
ander strijdpunt van belang en dat had te maken met de bijzondere roeping van
de Duitsers, waarvoor men dan wel allerlei uit de esoterische schappen
geplunderde verhalen muntte, maar dat Ludendorff, die zich voorheen met de
geopolitieke verhoudingen in Europa had ingelaten, mee kon gaan in een
voorstelling als zou Duitsland geen vrienden hebben, centraal gelegen was en
dus vele grenzen te verdedigen had. Maar uiteraard kwam het er ook van dat men
de vijanden ging interioriseren, dat wil zeggen dat men van vele kwesties die
zich stelden, zoals de vermeende aloude bondgenootschappen tussen Rusland en
Frankrijk, maar ook die banden tussen Turkije en Frankrijk gebruik zou maken om
Duitsland industrieel en militair te versmachten. Gezien de beperkte militaire
slagkracht zou men zich daar nog iets bij kunnen inbeelden, maar het verhaal
begint eindelijk al na Versailles te spelen, 1871 dus. Overigens, voor wie
mocht denken dat Ludendorff en een geopolitiek denker als Karl Haushofer het
schip aan het overladen waren, goed 25 jaar na de kroning van Wilhelm I tot
keizer, heersten er in Frankrijk evengoed overspannen en onredelijke
verwachtingen, die tot het herschrijven van de geschiedenis aanleiding gaven.
Heeft Ludendorff met zijn activiteiten Hitler
aan de macht geholpen? Dat is wat veel gezegd, want ze probeerden voordeel uit
de ander te puren, maar ideologisch ging Ludendorff veel verder, zolang hij er
de kans toe kreeg. Opvallend is dat zijn afkeer voor joodse medeburgers, de
kerk en de vrijmetselarij ook in het Nazisme een stevig voedingsbodem vond, omdat
de groepen die de NSDAP gingen steunen precies tot die burgerij behoorden die
zich graag laafden aan mythologie, geheime en desondanks onthulde kennis en
bovendien vond dat de nieuwe wereld waarin men was terecht gekomen niet
bevredigen kon. De grond van alles, zo kan men uit de biografie van Ludendorff
afleiden was het verlies aan persoonlijke macht en het statusverlies, als
gevolg van de langdurige crisis na WO I. Wel was Ludendorff als held van WO I
en vooral van Tannenberg - zelfs enigszins tegen zijn zin - een krachtige stem
in de Duitse samenleving. Zijn verzet tegen de republiek, tegen de Erfüllungspolitik
kreeg breed weerklank, leidde mee tot pogingen tot staatsgrepen en de inval van
Frankrijk en België in het Ruhrgebied deed het laatste restje geloofwaardigheid
van het verdrag van Versailles wegsmelten. Dat de Amerikaanse diplomatie na die
onzalige bezetting - de gevolgen voor Frankrijk waren ook niet mis, maar
daarover werd lang niet gesproken omdat de Ruhrbezetting al lang uit het
geheugen gewist is - erin slaagde de scherpe kanten van Versailles af te
veilen, zeker op financieel en economisch vlak, maar ook militair. Gustav Stresemann,
die tijdens WO I Ludendorff argumenten had aangeleverd om gebieden (blijvend) te
annexeren om de eigen Duitse economie te schragen, voerde de besprekingen en
vond zo meer stabiliteit in Duitsland. Waar Ludendorff onverzettelijk bleef,
koos voor Stresemann voor een pragmatische politiek, ten behoeve van de
burgers. Het feit dat bij de verkiezingen van 1925 en 1928 de NSDAP en andere
extreme partijen veel terrein verloren, kan aangeven dat Duitsland in rustiger
vaarwater terecht gekomen was. Toch kan ook vaststellen dat in die periode de
weerspannigheid niet wegebde, want de grote spanningen in Duitsland bleven
uiteraard hangen en daar speelde Ludendorff met zijn bladen en boekjes wel een
interessante partij.
Hoe
men het overige intellectuelen in Duitsland moet inschatten, waarbij iemand als
Johannes Fest of Victor Klemperer model kunnen staan, gaat voorbij de
mogelijkheden van deze reflectie. Het is wel van belang hierop ook zich te
krijgen. Namen als Thomas en Heinrich Mann, Anna Seghers en Einstein vallen dan
gemakkelijk, maar hoe groot hun bereik was, moet toch ook in overweging genomen
worden. De scheikunde in Duitsland bereikte nog altijd een hoog niveau en ook
de theoretische natuurkunde bleef een wereldbepalende invloed uitoefenen. Men
zou eruit kunnen afleiden dat Ludendorff en von Kemnitz daar geen deel aan
hadden, of eerder eclectisch.
Over
Mathilde von Kemnitz kan men niet spreken zonder haar feminisme te noemen,
waarbij ze die koppelde aan een antichristelijk religieus discours. Deutsche
Gotterkennung? Een bond die zich in een "nieuwgermaans" paganisme
vermeide, waarbij uiteraard de verstrengeling met het "Völkische"
ontegensprekelijk de motieven van Mathilde von Kemnitz uitdrukten. Zij wees
erop, zoals ook Ludendorff dat de vrouw en het vrouwelijke door de
Joods-christelijke opvattingen verknecht waren geworden. In welke mate zij haar
feminisme zag als een bevrijding der vrouw, hangt dus af van de
levensomstandigheden en de zelfbeschikking over de eigen vruchtbaarheid zij
vooropstelde. Daar valt niet zo heel veel over te vinden, wel dat de vrouw
anders dan in de RKK, de protestantse gezindten en het Jodendom geen slavin van
God, de priesters en hun man zou zijn. Echter, haar hele visie, die van
Ludendorff en Spengler, bestond het de wereld te zien als een achteruitgang,
want elke vooruitgang werd aangedreven door bovenstatelijke organisaties en
groepen. Joden en Christenen golden als ontwortelden, reden waarom alleen een
terugkeer naar de tijd van de Edelvolkeren, de Germanen dus, zou de mensen
opnieuw wortelen.
Belangrijk
is ook, schrijft Perry Pierik, dat Mathilde von Kemnitz zich verloor in een
gnostische wereldbeschouwing, die echter niet noodzakelijkerwijze dualistisch
of manicheïstisch hoeft te zijn. Wel is het gemakkelijker een sluitend mens- en
wereldbeeld te presenteren als een boodschap die het goede brengt, tegen alle
slechts dat in de wereld zou zijn. Zo beschouwd kan men de visie van von
Kemnitz niet echt origineel noemen, want dat beeld van een nieuwe gedachte die
alles wat verdorven en ontaard is opnieuw levensadem wil inblazen, dat is nu
eenmaal wat het christendom ook beweerde te doen, maar na eeuwen te hebben
gefungeerd als staatsgodsdienst was het natuurlijk zo dat die zelf deel van het
probleem en de ontaarding was geworden. Wie gaf, wie geeft er geen uitdrukking
aan een fundamenteel pessimisme, dat de wereld erop achteruit gaat? Net die
gedachte is in het christendom stevig aanwezig: de mens boert er sinds de
verdrijving uit de Tuin van Eden op achteruit en elke poging daartegen in te
gang is een uiting van hybris.
Net
omdat we scholen die kiezen voor de Steinerpedagogie dezer dagen eerder
progressief ogen, lijkt het wat vergezocht linken te leggen in de toenmalige
culturele smeltkroes. De jaren voor Wereldoorlog I hadden al evoluties gezien
waarin zowel het paganisme als de idee van permanente strijd van het goede
tegen het kwade laten zien en na WO I werd het klimaat er nog ontvankelijker
voor. Theosofie, Antroposofie, Ariosofie, alle putten in min of meer mate uit
het vaatje van gnostische opvattingen. Toch merkt men dat al die stromingen
niet blind zijn voor wetenschappelijke vooruitgang en ongewild wel eens
bijdroegen tot nieuwe verhelderende inzichten. Wie dus meent immuun te zijn
voor inzichten die an sich best acceptabel lijken, moet altijd nog bedenken dat
ze in een bijzondere context wel op rampen kunnen uitlopen. Ludendorff stierf
te vroeg om het falen van de NSDAP, Hitler, Himmler, Göring en Geubbels te
beleven, maar hij heeft met zijn bijdragen aan dat specifieke denken, waarin de
afwijzing van het rationele denken van belang was, wel mee de nodige argumenten
aangedragen. De scheiding der wegen, van de mislukte kandidatuur van Ludendorff
voor de opvolging van Ebert, heeft zich niet voltrokken op grond van inzichten,
want die bleven na pragmatische bijsturingen vrij gelijk opgaand, wel in wijze
waarop Ludendorff zich tegen machtige groepen in de samenleving afzette, zoals
de RKK, de vrijmetselarij en alles wat er aan bovennationale bewegingen bestond
of kon bestaan. In die zin moet men het belang van deze verkenningen zien, hoe vele
sporen door de puinen van het Duitsland van na Versailles 1919 zich trokken.
Vergeten we echter niet dat er ook andere stromingen waren, die vooral ver van
Ludendorff wilden blijven.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten