Burgerschap als medicijn voor zieke samenleving?


Dezer Dagen


Burgerschapsvorming
voor vrijheid, rechtschapenheid en vooruitgang


Camus schreef in verhalen en essays over wat
het voor hem betekende mens te zijn. De
opstandige mens blijft een interessante
invalshoek om over de kracht van de
revolutie na te denken en hoe we
ons daartoe kunnen verhouden. 
Na Zwarte zondag werd de roep om Burgerschap en burgerschapsvorming sterker en toch, het debat wilde niet vlotten omdat men meende te moeten uitgaan van een neutraal concept, terwijl burgerschap moeilijk als een neutraal wetenschappelijk begrip kan functioneren. Wie nog maar terugdacht aan de net vervlogen verdwenen regimes in Polen, Tsjechië en Hongarije, de DDR ook, begreep dat burgerschap verbonden is met democratie, maar daarom ook net weer getekend zal zijn door opvattingen over mens zijn, cultuur, vrijheid, recht op zelfbeschikking... tot een goede definitie komt men zo niet. Daarom denk ik dat een vak burgerschap wellicht van het goede teveel is. Burgerschap evenwel kunnen we maar beter hoog in het vaandel voeren.

Onderzoekers, zeker in de sociale wetenschappen zijn er goed in gebleven de samenleving als een ziek organisatie te beschouwen en speuren voortdurend naar mogelijke problemen. Bij de analyse gaan onderzoekers er  vanzelfsprekend vanuit dat er van alles mis is met onze samenleving en dus met mensen, waarbij men gaat turven. Maar hoe zal men burgerschap meten? Welke kenmerken moet individueel en collectief gedrag vertonen opdat men van voldragen burgerschap kan gewagen? Tja, de een zal zich beraden bij Jean-Jacques Rousseau, waarbij het concept van het Sociaal Contract voorligt, waartegen men alvast kan inbrengen dat de staat, de politiek vooral de individuele burger kansen moet geven. Anderen zullen bij Alexis de Tocqueville terechtkomen, die meende dat de democratie in de Verenigde Staten, rond 1830 een grote betrokkenheid van burgers bleek te vergen, juist als het ging om het uitbouwen van infrastructuur, van samenwerking op lokaal vlak en tegelijk mensen zeer vrij liet zelf op te komen voor zichzelf. In de "Fable of the bees", meent de heer Bernard Mandeville dat burgerschap niet per se deugdzaamheid veronderstelt, want particuliere ondeugden kunnen publieke weldaden worden. Hiertegen heeft Adam Smith in diens "Theory of moral sentiments" niet zozeer gefulmineerd als wel stellingen ingenomen, die erop wijzen dat ondeugden wel afkeurenswaardig zijn, maar dat ze nu eenmaal ons handelen bepalen, doch best door opvoeding en reflectie bijgestuurd worden. Mandeville vond het onzin te proberen mensen, individuen, laat staan groepen, aan een ideaal te laten beantwoorden, onder meer door social engeneering, al komt die term uit een andere tijd en ruimte.  

Wie het dus over burgerschap hebben wil, zal heel wat te vertellen hebben, zal er heel wat mee te stellen hebben vragen te onderzoeken over individuele vrijheid en betrokkenheid bij het wel en wee van anderen, hoe men dus enerzijds voor zichzelf kan instaan en tegelijk zorg kan opnemen voor wie daarin tekort zou schieten. Hoe leren we medeburger worden, zonder overmatige arrogantie of met overdreven zin voor idealisme? Zou dat een goede vraag wezen om het begrip burgerschap bij jongeren aan te brengen? Ik weet het, vele vragen en dat wordt een eentonig lied. Toch lijkt het me wel lastig te spreken over burgerschap als men de relatie tussen een persoon en de samenleving waarin die leeft niet helder krijgt. Hoort die persoon zich op te offeren voor het algemeen belang, zoals sommige Romeinse helden het voordeden. Of moet men net lak hebben aan het algemeen belang en zelf zijn of haar ding doen en overleven of iets meer dan dat. Oude en jonge moralisten pleiten voor een burgerschap dat de regels respecteren impliceert, terwijl anderen menen dat (blinde) gehoorzaamheid aan regels tot rampen kan leiden. De Verlichting leerde toch dat men extern gezag niet hoeft voor lief te nemen.

De vrijheid, in al zijn vormen en specifieke mogelijkheden, ligt in het burgerschap besloten, maar tegelijk lijkt burgerschap net vrijheid in te perken of te reduceren tot het toepassen van aangeleerde regels. Dat kon toch de bedoeling niet geweest zijn van lieden als Voltaire en Diderot, zelfs niet van Adam Smith. Zelfstandig optreden, nodig voor een uitgebreid en weloverwogen burgerschap, veronderstelt vrijheid van denken, opinie, informatiegaring en zelfs het recht op opstand. Misschien moet men daarom wel beginnen bij het werk van Albert Camus, "L'homme révolté", waarin Camus zich verzet tegen een opstandigheid die vanzelfsprekend voor het geweld kiest en voor vernieling om de macht van de (zittende) elite te breken. Wie in opstand komt en wil vernietigen, zal weinig tot stand brengen, maar de geest van oplettende opstandigheid, zonder het gemak van het geweld te kiezen, kan voor de opstandige mens een andere wereld denkbaar maken.

Goed onderwijs, in de verschillende werkvormen, kunnen mensen veel van burgerschap bijbrengen, als dat al als expliciet doel van het onderwijs ingeschreven wordt in de opdrachtverklaring. Ik begrijp daarom nog steeds niet waarom men ooit de term "humaniora" heeft laten vallen, want dat impliceerde net die vorming die mensen niet enkel met kennis wilde volstouwen. Goed, je diende Nederlandse, Franse, Latijnse - en eventueel Griekse - grammatica te leren en woordenlijsten te blokken. Namen van bomen, planten, dieren, geslacht, meervoudsvormen en voor Latijn, Duits en Grieks de verbuigingen. De werkwoordsvormen, de regelmatige en de onregelmatige kwamen daar dan nog eens bovenop en tot slot kwam men uit bij de syntaxis, het bouwen van zinnen uit de afzonderlijke delen en dan nog eens volgens de regelen van kunst van de modi, de wijze waarop een werkwoord aangewend moest worden, imperatief, infinitiefzin en uiteraard de conjunctief. Pas toen ik er de veelzijdigheid van zag, als een instrumentarium om iets gezegd te krijgen, begon taalkunde interessant te worden. Toen ik ging piepen bij de linguïstiek en ook wel met retorica meer voeling zocht, merkte ik dat het zo goed mogelijk formuleren van een gedachte belangrijk was, terwijl men anderzijds wel eens door gemakzucht in nietszeggende bombast kan vervallen. Taal is een delicaat instrument, maar voor het burgerschap onontbeerlijk. Meteen raken we ook een heikel punt aan, want niet iedereen beschikt over dezelfde taalvaardigheid en bovendien zijn er nog eens omgangsvormen, zodat we in onze taal al ergens verschillend kunnen zijn. Hoor ik wel eens mensen in een samenraapsel van streekidiomen over gelijkheid spreken, dan vraag ik me af of die ueberhaupt ooit echt streekidioom hebben gehoord. Zelf kan ik er niet onderuit dat ik geen dialecten spreek, er wel de invloed van heb ondergaan.

Onderwijs, taal en kennis van de wereld, het zijn alle voorwaarden om zich een kompas te construeren om zich in de wereld te bewegen en het valt op dat de voorstanders van "burgerschapsvorming" bij de onderwijshervormings-debatten nogal eens voor de vlucht vooruit kozen, het afschaffen van de schotten tussen de werkvormen in het onderwijs als remedie tegen de ongelijkheid voorop stelden en dat vooral een doorgedreven vorming van het type van de klassieke humaniora of van de wis- en natuurkunde wilden afvoeren omdat dit de ongelijkheid zou versterken, terwijl toch duidelijk is dat er vaak mensen uit weinig bevoorrechte middens toch een goede onderwijsloopbaan hebben kunnen volgen en vervolgens een goed leven leiden. De aandacht voor de misère van mensen laat onverlet dat dit nog altijd goed mogelijk is en gerealiseerd wordt.

Waar men dan toe moet komen, betreft aangeven waarom goed samenleven en burgerschap voor het eigen gemak en dat van anderen nuttig kan zijn, maar dat dit burgerschap altijd een betrachting zal blijven. Moet men er dan afzien? Welzeker niet, want we zouden veel aan comfort verliezen, als we onze medemensen totaal niet meer konden vertrouwen, wanneer beloften niet gehouden en contracten niet nageleefd werden. Maar het juridische apparaat kan ook te verfijnd en de rechtsbedeling te complex zodat mensen er geen graten meer in zien bewust wetgeving te overtreden.

Moet men dan grondig recht studeren in het middelbaar? Gezien het feit dat recht studeren, zoals taalkunde zonder meer taai uitpakt, moet men zich eerst een hoop principes en basisconcepten eigen maken voor men ermee op weg kan. Studie vormt dus de basis van het burgerschap en dat merkt men vooral als lobbyisten weer eens af komen met de vraag om meer financiële vaardigheden bij te brengen, tot en met beleggen toe.

Wil men burgerschap bevorderen, dan zal men niet enkel hameren op die factuele kennis, die men onderweg wel meekrijgt, maar ook de betekenis onderzoekend verkennen van wat het is in onze samenleving te leven. Ah ja, men kan toch maar moeilijk laten verstaan dat we het burgerschap in Myanmar onder de loep zullen nemen, tenzij als studiemateriaal. Het gaat dan om geografische en historische kennis, biologie en de evolutietheorie en zoveel meer, want veel is het, zoals we wel moeten blijven aangeven. Tegelijk is het ook wel zo, valt op te merken, dat mensen die hier opgroeien veel met de papfles meekrijgen en ook later al doende, zoals verkeersregels, niet de uitzonderingen maar wat het meest courant is, van leren naar links en naar rechts te kijken tot het leren inschatten van de snelheid van de voertuigen en de tijd nodig om een straat over te steken, te voet of per fiets.

Mag men anderen niet verwonden of materiële schade toebrengen, dan blijft er nog een eindeloos veld van mogelijkheden waar het mis kan gaan, zal de maatschappij-ingenieur zeggen, terwijl men, als we op het werk van Hans Achterhuis mogen afgaan, kan stellen dat er veel behoorlijk goed lijkt te wanneer men de aanwezigheid van geweld in onze samenlevingen bekijkt, want dag ging achteruit. Natuurlijk, er zijn omstandigheden, zoals terrorisme dat die evolutie verbergen kan, maar tegelijk is duidelijk dat ook overheden meer geweld kunnen aanwenden dan nodig is om geweld in te dammen. In de VSA heeft Donald Trump toegezegd dat het Pentagon, het ministerie van defensie zware wapens ter beschikking van politiediensten mag stellen.

Maar goed, we plegen niet alleen gewelddaden en Hannah Arendt had dan ook gelijk dat de vragen van Socrates over het plegen van een moord en waarom we dat niet zouden doen, tekortschieten, niet alleen in termen van moraal, maar ook in termen van burgerschap of humaniteit want we kunnen ook zonder een moord te plegen mensen ernstig tekort doen, waarbij het niet gaat om vrijheid te doen wat men wil, maar om zich toekennen van rechten, die men niet zomaar heeft. In die zin blijft het bijzonder dat de bestraffing van verkrachting in de praktijk van het recht niet altijd als een zware inbreuk op de fysische en psychische integriteit van een andere persoon wordt ervaren - door omstanders en door verkrachters. Het zal wel hard klinken, maar de vraag over wat burgerschap betekent heeft ook daarmee te maken. Aangezien we zoeken naar seculiere argumenten voor dat burgerschap - Augustinus had in zijn De civitate Dei al een aantal concepten ontwikkeld over burgerschap, dat voortbouwde op Romeinse tradities. We gaan hierbij aan de "Tweerijkenleer" en het manicheïstische element voorbij, maar stellen vast dat Augustinus het leven in een aardse omgeving probeert te funderen op de oude Romeinse en Aristotelische deugdenleer, maar ook uiteraard op wat er in Exodus en andere bijbelboeken te lezen valt op de fundering van de staat.

Onder meer Arendt, die een promoveerde op "Het liefdesbegrip bij Augustinus" heeft veel van dat denken proberen te seculariseren, dat wil niet enkel zeggen dat de bron een externe autoriteit was, maar zij wilde precies nagaan wat zoiets als "Agape" bij Augustinus betekenen kan. Het gaat om een maatschappelijke ingesteldheid, waarbij zij nadacht over het begrip Amor Mundi en al valt er op af te dingen en kan men vinden dat ze hier nogal hard van stapel liep, aangezien zij zowel over het actieve leven schreef, dat zij richtte op het individu, de persoon en later over geweld schreef en verder nog het leven van de geest trachtte te doorgronden, via denken, willen en oordelen, zien we dat zij die seculariserende benadering zeer doorgedreven doorwerkte. Ook haar denken over macht in de samenleving en over het bestaan van een publieke ruimte en het politieke als de ruimte tussen mensen, krijgen we een ander beeld van burgerschap.

In haar optiek kan burgerschap evenmin als bij Herder leiden tot verblind nalopen van ideologieën als communisme, nazisme, nationalisme en wellicht ook sciëntisme, omdat men dan de essentie zelf van het burgerschap onderuit haalt. Men hoeft niet met iedereen vriend te zijn al helemaal geen volkeren in het hart te sluiten, het eigen volk nog andere, maar wel in die samenhang waarin men leeft een eigen rol op te nemen. Het begrip liefde bij Arendt is niet zo zoetsappig als men meestal met het woord in verband brengt. Wel gaat het onder meer over een idee die haar zeer heeft bezig gehouden, het vermogen te beginnen, steeds opnieuw - wat ze na haar vlucht uit Duitsland en vervolgens uit Frankrijk naar de VS heeft moeten doen. Zou men het niet naast de sterfelijkheid van zoogdieren en dus ook mensen, zeker mensen, ook over de geboorlijkheid kunnen hebben? Behouden wat van waarde is en tegelijk daarom de toekomst niet uitsluiten en nieuwe inzichten te beproeven.

In de discussie over burgerschap, zoals men het nu voorstelt, gaat het noch inhoudelijk noch praktisch over het aanleveren van kompas en landkaarten, instrumenten tot plaatsbepaling en tot het vinden van een weg in het leven, waarin men moet aanvaarden dat er het persoonlijke leven is en in een moeite door het leven met anderen. Susan Neiman heeft in een essay, "Afgezien van de feiten" betoogd dat wie stelt dat mensen nooit tot zuiver altruïsme in staat zouden zijn - het gaat dus niet over de mens - voorbij gaat aan het feit dat intenties op zijn minst gemengd zijn, maar dat de oefening die men doet, onder meer door naar onze naaste verwanten in het dierenrijk te kijken, kan men vaststellen dat mensen ook tot het goede geneigd zijn. De discussie over empathie, zoals Frank de Waal dat betoogde wanneer hij chimpansees en bonobo's met elkaar ethologisch bestudeerde, dus naar hun gedrag, blijft een goed onderwerp van conversatie aan een aangename tafel. Er zijn mogelijkheden tot empathie bij mensen en bij dieren, maar het zal ook wel moeilijk ontkend kunnen worden dat empathie bij mensen niet enkel tot goed gedrag  aanleiding hoeft te geven.

Mocht burgerschap onderwijzen ertoe leiden dat we van alle jongeren modelburgers zouden maken, dan zou het misschien een rustiger samenleving worden, maar al te rustig hoeft het toch ook niet te worden. Modelburgers verbergen misschien ook weer een donkere kant en dan is het maar zo. Nadenken over burgerschap kan ik u alleen maar aanbevelen, ernaar handelen is een goede tweede, maar laten we er ons voor hoeden mensen op het procrustesbed van de ideale burger te leggen. Of zoals Blaise Pascal schreef:

l'homme est ni ange ni bête, et le malheur veut
que qui veut faire l'ange fait la bête.

Zou hij het ermee eens geweest zijn dat wie van andere mensen engeltjes wilde maken ook bij de beesten af is? In elk geval, voor zover we geloven dat burgerschap een te ijken begrip is, dat naderhand afgevinkt kan worden, zou ons dat wel eens in een utopische staat  kunnen binnenleiden. Laten we dus maar studeren, lezen en ook wel leven natuurlijk, zo goed mogelijk, maar wat dat is, moeten we telkens weer zelf ontdekken. Over rechten en plichten hebben we deze keer niet gehad, niet omdat het zo vanzelfsprekend is, vooral omdat het gaat om de vraag wie als burger en mens burgerschap wil opnemen en tentoonspreiden. Dat kan men hopen van anderen, niets meer, alles lessen ter zake ten spijt.


Bart Haers





Reacties

Populaire posts