Hoe Franciscus vorm te geven?
Brief
Ontmoeting met de meester
In diens atelier
Brugge, 18 september 2017
Adelheid,
De Heilige Franciscus prekend tot de vogelen des velds. (eigen foto Bart Haers) |
De Blij dat je mee bent gegaan naar het atelier
van Leo de Buysere want het gesprek werd er alleen maar levendiger door. Ook de
verwondering en bewondering voor het meesterschap van de man en diens
bescheidenheid. Toch was het zijn enthousiasme bij het tonen van en het
vertellen over zijn werken dat mij en zo te horen ook jou trof. Het zal wel
niet zo vaak voorkomen dat dat we na zo een aangename namiddag toch eens op
terugkomen, per brief, want we waren er toch bij. Dat is het nu net, denk ik,
dat we over voetbalwedstrijden voor- en nabeschouwingen krijgen, maar met
elkaar niet altijd over een bijzondere ervaring spreken, terwijl dat wellicht
ook wel betekenis kan geven.
Meer dan veertig jaar geleden kwam er een
beeld in de tuin van mijn ouders, onze tuin, een vrouw in yoga-houding, een
ontwakende vrouw, ontwakend Europa en ik herinner me nog dat het beeld met een
wafelenbak werd ingehuldigd. Het is een bijzondere ervaring zo nabij met
beelden en etsen, schilderijen om te mogen gaan en ja, dan zou je denken geprivilegieerd
te zijn opgegroeid en toch, in Vlaanderen is kunst aan de muur niet
uitzonderlijk. Er waren en er zijn veel kunstenaars maar er zijn ook heel wat
mensen die er iets voor over hebben en op zoek gaan naar wat hen aanspreekt. Zo
zullen mijn ouders bij Leo de Buysere zijn uitgekomen en hebben ze twee werken
gekocht. Toch, ondanks de kritiek dat het om vergelden van kunst gaat, ging het
om meer, om gesprekken en wederzijdse waardering. Als je dan na zovele jaren
nog eens op bezoek gaat, dan komen herinneringen, de gedachten, de beelden.
Leo de Buysere was leraar aan
de academie van Schone kunsten en zelf had ik nog les gevolgd in Waarschoot, maar ben er niet zo
lang mee door kunnen gaan. Ik had de idee dat de man ook directeur was geweest, wat wellicht typisch mag heten voor onze inschatting van succes, maatschappelijk dan toch; de kunstenaar kon als leraar tegelijk zijn eigen werk scheppen en was ideaal om vanuit de praktijk met zijn leerlingen een weg te gaan.
Toch blijft het bijzonder dat een beeld er opeens lijkt te zijn, terwijl de beeldhouwer een heel parcours aflegt, waarbij hij of zij wel kan steunen op wat er in de vingers zit. Vele uren werken? Een paar keer iets dat niet geheel lukt? Het zal wel, al kan de leek het niet helemaal inschatten. Het kan ons ontgaan hoe of de kunstenaar zich met materialen uit de slag weet te trekken, maar het is niet zo dat een brons zomaar op het stadsplein terecht komt. Er is over nagedacht, soms honderden jaren geleden. Dezer dagen kan men ook andere materialen hanteren, maar een brons blijft vaak het meest duurzame en voor ons, toeschouwers, het meest tastbare. Polymeren en andere maken dus veel mogelijk.
Toch blijft het bijzonder dat een beeld er opeens lijkt te zijn, terwijl de beeldhouwer een heel parcours aflegt, waarbij hij of zij wel kan steunen op wat er in de vingers zit. Vele uren werken? Een paar keer iets dat niet geheel lukt? Het zal wel, al kan de leek het niet helemaal inschatten. Het kan ons ontgaan hoe of de kunstenaar zich met materialen uit de slag weet te trekken, maar het is niet zo dat een brons zomaar op het stadsplein terecht komt. Er is over nagedacht, soms honderden jaren geleden. Dezer dagen kan men ook andere materialen hanteren, maar een brons blijft vaak het meest duurzame en voor ons, toeschouwers, het meest tastbare. Polymeren en andere maken dus veel mogelijk.
Aan de ene kant hebben we kunst in de
publieke ruimte en soms hoor je dat het allemaal geen naam mag hebben en soms
hoor je wel eens kritiek dat het allemaal wat ouderwets wezen zou, zo een
beeld. Toch zijn er goede voorbeelden, terwijl er soms ronde punten zijn waar
iets staat dat ook na jaren het oog niet plezieren kan. De Herbakker in Eeklo,
op de middenberm aan de Markt vertelt het verhaal van de Herbakker, dat niets
met broden te maken heeft, wel met een macabere legende over het scheiden van
het hoofd van de romp, herkneden en nadien opnieuw het hoofd op de romp zetten
met het risico er als een heethoofd of halfbakken lazarus uit te komen. Als de
GGZ van rond 1750 niet hielp kon men dus nog in Eeklo terecht. Lang had ik
gedacht dat het allemaal wat folklore was, maar een paar jaar geleden vertelde
iemand me de toedracht. Dat het een moralistisch verhaal moet heten, mag geen
bezwaar zijn om er de macabere gedachte aan te verbinden dat men wel eens een
designerbaby kon willen. Nu ziet het beeld in Eeklo er natuurlijk uit, zeven
meter hoog, als het beeld van de ambachtelijke bakker die een brood in de oven
schiet. Dat het een hoofd was, beste Adelheid was me dus lang ontgaan. Ik heb
het mij bij ons bezoek niet gerealiseerd, dat er dit verhaal aan zit.
Het is wel bizar dat men een verhaal als
dit, dat toch ook elders moet hebben bestaan op het oog slechts op een plaats
ziet. Maar belangrijker nog was voor mij de ervaring dat het beeld een andere
betekenis kreeg. Want er bestaat ook brood dat tweemaal gebakken zou worden.
Bobbel gebakken? Dat had te maken met de nood aan brood dat niet kon
beschimmelen, beschuit, scheepsbeschuit en zo. Nu goed, de kunstenaar heeft in
zijn tuin ook een exemplaar staan, maar niet op zeven meter hoogte en het maakt
wel indruk, hoewel ik onder de indruk ben van het feit dat zo een beeld in zijn
totaliteit bekeken abstract blijft, behalve de schietspaan. Maar die is dan
weer in proportie met het beeld. Rijdt men de Markt voorbij in Eeklo dan zie je
het nu eens blinken in de zon en dan weer scherp en donker afsteken tegen een
wolkendek. Het is een zaak van seconden soms, soms sta je er even stil.
Leo sprak over zijn omgang met materialen en
ook dat werd weer een heel verhaal, zonder ophef te maken, meer nog, omdat de
leeftijd en het proces van patineren ook op hem vat kreeg, kan hij niet meer
met klei werken, dat veel kracht vraagt. Een schouder die dankzij de
geneeskunde vervangen werd, maakt het op het oog onmogelijk verder te gaan.
Wel, het gebruik van andere materialen en technieken laten hem toe zijn zin te
blijven te doen en niet stil achter de geraniums te moeten zitten, handen
werkloos in de schoot. Polymeren die op de een of andere manier bewerking
toelaten, laten het hem toe zijn gedachten en inspiratie vorm te geven. Hij
maakt een mal, waarin dan weer brons of een ander polymeer, polyester gegoten
kan worden, waarbij na de stolling nog een nabewerking volgt. Weinig
kunstenaars en nog minder recensenten hoor je over de mogelijkheden en
bezwaren, nadelen van materialen spreken, terwijl een kunstwerk toch altijd ook
een materieel iets is en bovendien ook komt de vraag hoe men met afdoende
zekerheid gebruik kan maken van die materialen, namelijk dat het allemaal niet
implodeert. Ben je geraakt door een beeld, dan hoef je dat niet echt te weten,
maar zoals Michelangelo zijn verbeelding uit het marmer haalde, zo kan men ook
andere materialen aanwenden om iets te scheppen uit het niets.
Zo vond ik in het atelier een opmerkelijk
beeld, een Franciscus die tot de vogels preekt, in een positie die werkelijk de
verbeelding tart. Het staat er tussen al die andere beelden, onder meer van
Wilfried Martens, die in Sleidinge, zijn geboortedorp vereeuwigd werd. Er staat
ook een Benedictus, de stichter van de bekende orde en een van de vaders van
het beschaafde Europa. De inspiratie van de kunstenaar? Men kan er licht
overheen gaan, maar als men een beeld ziet, bijvoorbeeld de grebbeschijter, net
als de Herbakker een verbeelding van een begrip in de lokale Eeklose
verhalenschat, zij het uit minder ver afgelegen tijd, toen men in elke
zijstraat wel een paar slijterijen had, waar men jenever kon krijgen. Het geeft
te denken dat een beeldhouwer zoveel met die lokale verhalen bezig is, want,
hoor je dan, krijg je toch te maken met provincialisme? Het klinkt hol,
provincialisme, want we leven in onze omgeving en kunstwerken kunnen boven het
lokale uitstijgen, ook al gaat het om een plaatselijke figuur gaan, zoals Brabo
op de Grote Markt in Antwerpen. Brons of marmer, polymeren, ze staan de meester
ambachtsman ten dienste en zo kan er kunst tot stand komen. Juist in de omgang
met zijn materiaal laat de kunstenaar ons meedrijven, meevliegen met een haast
oeverloze verbeelding. Franciscus van Asisi kan men overigens als een wel zeer
universele figuur zien, los van de vraag of men de kerk nog wel genegen is.
Hetzelfde gaat op voor Benedictus.
Bekijkt men de sensuele beelden, niet
nagenoeg geslachtloos als wat we kennen in sommige musea, waar je een
vrouwenbeeld en de suggestie van de venusheuvel is verder te zoeken. Ook de
borsten zijn wel heel delicaat ontwikkeld. In het atelier staan enkele beelden
die jij provocatief leek te vinden en wat je overduidelijk waardeerde, want het
brave en kuise achterwege kunnen laten is vandaag op zich geen kunst, als de
bewegingen van voeten, heupen, schouders er is, dan kan ervaren we dat als
licht ophitsend. Waarom zou een beeld ons niet ook zo mogen beroeren?
Leo De Buysere vertelde hoe hij lid is van
de orde van de Herbakkers, waar ook Wilfried Martens lid van was en dat het wel
prettig is te zien dat mensen naar dat beeld kijken. Soms menen we dat
beeldhouwers vooral de inspiratie bij zichzelf halen, maar een prijsvraag of
open competitie, waarbij beeldhouwers een voorstel indienen, waarna men
uitgenodigd wordt, kan ook inspireren. Een beeld van Tineke van Heule, in
Vlaanderen een begrip, hoewel het gedicht en later de compositie van Emiel
Hullebroek vaak als een schunnig volksliedje, dus zonder auteur of componist
werd gedacht, is het dus wel degelijk een bedachte tekst, zinnestrelend en
inderdaad, het maartje kreeg in het beeld dat de Buysere mocht maken niet meer
dan d’r hemmetje en een driepikkel.
‘Liever dan een vis dien in een goudzee
zwemt,
Liever dan een vogel die geen sparen kent,
Liever dan een freule, Tineke van Heule,
Tineke, ons maartjen in haar hemd.[i]
Inspiratie is vrij, de ideeën, voorstellingen
komen vanzelf. Citeren en kijken naar andere kunsten, literatuur, beelden,
waarom zou men zich niet in die traditie mogen plaatsen en er tegelijk een
eigen verhaal van maken. De David van Michelangelo, de Kus van Rodin en “De
Smart” van Georges Minne, zij hebben ons begeleid in onze kunstverkenningen,
maar we vinden het te weinig, als we alleen dat naar waarde zouden schatten.
Het probleem met canoniseren van kunst? Men meent te weten wat de moeite waard
is, terwijl men niet weet wat er niet nog allemaal in de aanbieding is. Op dit
vlak bedienen onze media ons maar matig, want men komt altijd weer bij
dezelfden uit, Tuymans, Delvoye en in een enigszins andere categorie, Michael
Borremans. Het punt is en blijft dat men zo lichtzinnig bepaalt wat goed is en
wat men niet moet zien. De neogotische houtsnijkunst kan ook sublieme
voorwerpen voorbrengen, zoals men tegelijk de pleuranten van het praalgraf van
Karel de Stoute uit een vroegere periode.
Bij gelegenheid bezoeken we die mensen nog
eens, met een goede fles wijn en een grote bewondering. In andere tijden zou
men aan Filemon en Baucis denken, maar nu hebben ze er nog niet de leeftijd
toe, heet het. Vreemd toch, want in hun huis en doening aan het kanaal, met
erom heen, de lange dreven met popels en andere bomen, zie je wel iets van die
scène, al is er altijd iemand die meent dat onteigent moet worden voor het
algemeen nut. Men merkt dan pas, dat een bezoek aan die mensen, aan de meester
en aan die tuin, die beelden, die er wel eens kwansuis toevallig lijken
neergezet, als een wandeling buiten de tijd lijkt. Toch is het allemaal niet
gedateerd, wel integendeel, maar dat heb je ook zo ervaren, niet?
Hartelijk en tot weldra, Adelheid,
Bart Haers
[i]
De
volledige tekst kan je via deze link vinden. De dichter René de Clerq en de
toondichter Emiel Hullebroeck. Het gaat dus duidelijk om een wat grimmig
liefdesliedje.
Reacties
Een reactie posten