Debat, conflict en bondgenootschappen
Dezer
Dagen
(Objectieve) bondgenoten
Populisme, hypocrisie en verstandhouding
Oostenrijk
verkiest een jonge knaap als premier en die laat zien dat het inhoudelijke
debat vervangen is door enkele beelden en straffe uitspraken. De leeftijd mag
geen rol spelen, maar de politieke scène een beetje kennende zal het wel zo
zijn dat oudgedienden nu gaan antichambreren bij de nieuwe chef. Merkwaardig,
aan de ene kant halen oudjes als Sanders, Corbyn en Trump het gemakkelijk, aan
de andere kant komen jonge honden opzetten. Maar in beide gevallen moet ik me
bevreemd afvragen: wat hebben zij te vertellen?
Niall
Fergusson verwijst in een stuk naar de risico’s dat de (Amerikaanse) Republiek
ongemerkt veranderde van een ‘congresdemocratie’ naar een plebiscitaire
presidentiële democratie. De man die het best pootjes geeft en zich het meest
aanschurkt bij wat “het plebs” te vertellen heeft, kan dan president worden.
Wacht dan even en bedenk dat men de voorganger van Trump, Barak Obama een hele
kerel vond en die werd dus ook verkozen door hetzelfde volk. Niall Fergusson
schrijft behartigenswaardige zaken, onder meer over het instellen van
voorkiezingen – die dus niet in 1787 werden ingevoerd, Alexander Hamilton had
al door dat een democratie ondergraven kan worden als het publieke debat
uitgehold zou worden. De kruiperige hengelaars naar volksgunst kunnen
uitgroeien tot tirannen. Het punt is dan, denk ik, dat in de politieke analyses
de nuchterheid ontbreekt en dat kranten- en mediabazen als Rupert Murdoch en
zonen hun imperium hanteren om de politieke agenda te richten naar hun
belangen. Tony Blair kon premier worden na een bezoek aan Murdoch, wordt
gezegd. Maar leest men krantencommentaren of luistert men naar welbespraakte
lieden op televisie, dan merkt men vaak hoe de inhoudelijke behandeling van
prangende kwesties, van de militaire veiligheid van Europa tot de verzekering
van de mobiliteit en dus vrijheid zich eens ergens heen te begeven achterwege
blijkt.
Men
zal nu de diesel helemaal uitrangeren, maar niemand weet of we voldoende
capaciteit hebben om al die auto’s op elektriciteit te laten rijden. Men neemt
maatregelen, zegt dat het nooit genoeg
is, maar vraagt zich niet af waarom er dan nog publiciteit gemaakt wordt om
naar een of ander vakantieparadijs te reizen, krijgen we eerst een bericht over
kwalijke praktijken in een slachthuis en vervolgens een over de beste sommelier
en een al even uitstekende kok, die ons succulente gerechten met
varkenswangetjes voorzet. Ik vraag me wel eens af of mensen dat niet moe worden
van dat tegenstrijdige over en weer slingeren, journalisten in elk geval niet.
Groen en Rood gaan samen in Antwerpen met als enige doel de huidige
bestuursploeg uit het zadel te lichten, omdat het Stad mismeesterd zou worden.
Wie heeft de LEZ uitgerold? Wie is bezig met de grote assen in de stad heraan
te leggen? Met veel ergernis tot gevolg. Zou Wouter van Besien nu echt mensen
willen verbieden nog een auto te bezitten en te gebruiken. Feit is dat de stedelijkheid
eraan zal geloven, want men sluit de steden, ook Gent en Brugge doen dat:
toerisme is zeer welkom, maar mensen uit het krachtveld van een stad die eens
met de auto langskomen voor een concert, een tentoonstelling of vriendenbezoek?
Beter niet. De binnensteden worden steeds meer steriel, waarbij de middenklasse
nieuwe redenen krijgt om de stad te verlaten.
Prachtig,
dat men de luchtzuiverheid bevorderen wil, waarbij men vergeet dat een stad een
leefomgeving is. De drang naar zuiverheid? Voor de een gaat het om zuivere
lucht, voor de andere, minder gewenst, om zuivere en homogene leefgebieden.
Zuiverheid dus en alweer.
Het
verlangen van mensen om goed te leven, wordt steeds weer besmet door allerlei
onvolkomenheden tot grote problemen te promoveren en er prioriteit aan te
geven. De ontwikkelingen op allerlei terreinen gaan inderdaad zeer snel, die
ons leven heel erg overhoop halen, waarbij niet duidelijk is wie de zaak onder
controle heeft, terwijl iedereen dat lijkt te verwachten, onder meer van
politici. De vraag is hoever zij staan, wat de kennis betreft, nodig minstens
zicht te hebben over allerlei kwesties, van het levenseinde tot het ontwikkelen
van prenatale diagnostiek en anderzijds de toenemende vraag naar energie en de
wijze waarop die te produceren. Zo kunnen we de lijst van kennisdomeinen waar
politici kennis van zouden moeten hebben nog een eindje verder invullen. Het
punt is niet dat één persoon dat allemaal onder de knie kan krijgen, wel dat we
verwachten dat een politicus, zeker aan de top van alles op de hoogte zou zijn
en dat kan ten enenmale niemand, ook niet een president van de VSA, die
nauwelijks een hogere opleiding blijkt te hebben gehad, die ook nodig eens spot
met mensen die wel kennis hebben verworven en er iets zinvols mee zouden kunnen
aanvangen.
Echter,
ook aan de universiteiten merkt men dat kennis delen over verschillende
disciplines niet evident is, omdat niemand zich door een expert in een andere
discipline de les wil laten spellen. Daar komt bij dat zij vergeten dat in de
loop van afgelopen decennia een hoop mensen is opgeleid die out there in de samenleving hun kennis
aanwenden op zogenaamd bescheiden niveau, het onderwijs, in laboratoria en wat
al niet meer. Aangezien de basiskennis – tot op een hoog niveau – wel degelijk
breder verspreid blijkt, maar politici en de kringen rond de centra van macht
liever de idee verkondigen dat daar
buiten de mensen niet half weten hoe de vork aan de steel zit, ontstaat er
een diep gravend misverstand over wat er aan de hand is, wat mogelijk is en
uiteindelijk wat wenselijk is.
Al
verschillende decennia spreken mensen over leiderschap, over staatmanschap,
maar wellicht gaat het om iets anders, om een minder competitieve omgang met
macht, maar dan moet men de machtsvraag wel durven te stellen. Het zou meer
opdracht moeten zijn om mensen bij elkaar te brengen, waarbij men zou kennen
denken aan de oplossingen die David van Reybroeck voorstelde, zoals de G1000.
Het zou wel meer van belang zijn als er inderdaad kringen waren, niet in een
serviceclub, maar op een geregelde basis waar mensen zich vrijwillig kunnen
inschakelen in groepen waar het politieke gesprek gevoerd kan worden. De
uitkomsten daarvan zullen wellicht niet altijd tot regelgeving leiden, want zo
een groep heeft niet per se een grotere legitimiteit dan deelnemers aan een
tooggesprek. Wel is het van belang dat mensen met elkaar over politieke
kwesties het gesprek voeren en van zichzelf vergen dat ze hun argumenten goed
afwegen.
Neem
nu de kwestie van mensen die hier al meerdere jaren leven en plots vernemen dat
ze terug gestuurd kunnen of zullen worden naar het land van herkomst. Waarom
moeten mensen terug gestuurd worden? Overlast? De idee dat migratie niet hoeft
als het land veilig is, terwijl op televisie “Ik Vertrek” mensen toont die per
se ergens in de Corrège een oude hoeve willen omvormen tot B&B of een manege
voor jeugdkampen willen beginnen. Vrij verkeer van mensen? Natuurlijk kan men
niet alles op een hoop gooien en dat is nu net wat we doen als we nadenken. Wie
zegt dat er geen reden is om mensen uit oorlogsgebieden niet toe te laten, moet
bedenken wat hun argument waard is, dat ze recht hebben op vluchten. Tegelijk
moet wie ertegen gekant is, waarom mensen niet naar veiliger oorden zouden
vertrekken, nagaan wat hij of zij zou doen. Men kan verwijzen naar WO I en de
Belgen in Nederland, Frankrijk, het UK of verder, die veiligheid zochten voor
zichzelf en hun kinderen. Of die vluchtelingen welgekomen waren? In Nederland
zorgde het voor problemen, omdat er aan het begin van de oorlog bijna een
miljoen waren. En Nederland zou, ondanks de neutraliteit wel last krijgen met
de stilvallende handel, waardoor ook Nederland met tekorten inzake petroleum en
andere grondstoffen, maar ook voedingswaren af te rekenen kreeg. Oorlog is geen
zaak van het leger, of beter, de legers houden ze zich relatief weinig bezig
met de burgers, wat voor regeringen dan weer anders uitpakt, want zij moeten
het vertrouwen van de burgers voor zich weten vast te houden.
Zijn
de omstandigheden sinds 1917 grondig veranderd, dan geldt dat de
afhankelijkheid van mensen van het bevoorradingssysteem exponentieel is toegenomen
en wellicht zal dat verder toenemen, al weten we niet goed wat illusie of
fantasma is en wat realiteit zal kunnen worden. De toekomst is inderdaad
ongewis, meer dan ooit omdat we niet weten wat nieuwe technologische
mogelijkheden aan baten zullen brengen, maar ook aan nadelige of ongewenste
neveneffecten. De strijd tegen ggo’s werd met grote toewijding gevoerd, maar
duidelijk is niet of de gevaren die men ziet echt opwegen tegen de voordelen,
zoals het overbodig maken van herbiciden en insecticiden. Echter, weten we hoe
dieren zich zullen gedragen tegenover nieuwe gewassen, die zo te zien geen
natuurlijke vijanden meer zullen hebben, of beter, die niet (meer) opgenomen
zijn in de bestaande voedselketting. Zullen noodzakelijke bacteriën nog gedijen
en zo niet, wat zal dat voor andere organismen voor gevolgen met zich brengen?
Blijken
we wel eens zelfverzekerd om te gaan met de natuur en bestaat er tegelijkertijd
nogal wat discussie over hoe we de aarde voor een Paaseilandenscenario te
behoeden, dan valt op dat in het publieke debat de mediatoren van de argumenten
vergaand te vereenvoudigen. De samenhang van natuurlijke, ecologische systemen
werd al door Alexander von Humboldt vastgesteld, net als de gevoeligheid van
organismen voor klimaatwijzigingen, want wat hij zag op een kegelvormige
vulkaan, met de verschillende soorten fauna per klimaatgordel, liet hem toe
beter te begrijpen hoe klimaatzones zich op de aarde tot elkaar verhouden. De
samenhang tussen stromingen in zee en luchtstromingen zou hij ook gezien
hebben, maar het duurde tot de luchtvaart grote omvang kreeg voor men zich
bewust werd van de straalstroom over het Noordelijk halfrond, die op klimaat,
vruchtbaarheid en woestijnvorming grote invloed had en heeft. Hoe dan zouden we
nu moeten omgaan met eenvoudige data als de evolutie van de temperatuurverschillen
op aarde, in plaats van op die 2 graden die de temperatuur niet meer hoger mag
klimmen, zal dat een snellere en steviger aanpak vergen?
Men
heeft ons geleerd, terecht of niet dat we als mensen, als soort ons moeten
gedragen als rentmeesters, maar in vroeger tijden betekende evengoed
conservatie van het patrimonium als het tijdig vernieuwen van de eigendommen.
Rentmeesterschap impliceerde een ethische houding tegenover de wereld der
dingen en dieren op een landgoed, alleen de mensen leken wel eens de
gemakkelijkst te vervangen energievorm, wat eigenaren en rentmeesters wel eens
duur te staan kon komen. Rentmeesterschap leek geen kapitalistische opzet, terwijl
het beroepsprofiel net ontwikkeld werd naarmate de eigenaren meer om de
opbrengsten, vooral in klinkende munt gaven omdat ze zelf nu eenmaal meer nood
hadden aan geldelijke middelen, in plaats van te leven van wat het domein op
kon brengen via herendiensten en ruil.
Rentmeesterschap
botst nu uiteraard ook met concepten over dierenrechten die sommigen wel erg
verregaand willen uitbreiden, waardoor de mens in feite gedoemd zal zijn de
eigen behoeften aan vlees op te heffen. Kan iedereen daartoe gedwongen worden?
Wat als we alleen nog plantaardige voeding tot ons zullen nemen? Zal onze
leefwereld dan niet op het Utopia van Thomas More gaan lijken, waarbij dus ook
zoiets als vrijheid verloren zou gaan? Ook daar heeft men een antwoord voor
klaar, want bestaat er wel zoiets als vrije wil? Tastbaar is die niet,
naspeurbaar in het brein ook niet, al weet men intussen wel al dat zowel bij
zoogdieren als bij mensen een bewustzijn bestaat, dat bij mensen verder ontwikkeld
is dan bij dieren – de verschillen zijn gradueel maar daarom niet minder
bepalend – en dat het ontwikkelen van voorkeuren inzake voeding, gewoonten en
voorkeuren een kwestie is van natuur en opvoeding dan wel het gebrek eraan. Het
vermogen te weerstaan aan een onmiddellijke bevrediging van een verlangen
behoort er ook toe, evengoed als de idee dat goede omgang met anderen ons kan
helpen onze doelen vlotter te realiseren. Het betekent ook dat we in feite
kunnen kiezen tussen mensbeelden, waarbij de wetenschappelijke status
quaestionis best interessant kan zijn, terwijl het allemaal evengoed verwarrend
blijkt. Dat betekent ook dat politieke opties, in verband met de kernvraag: de
vrede bewaren of de oorlog accepteren en aanvallen, tal van afwegingen
veronderstelt, die niet in een handomdraai tot een conclusie kunnen voeren.
Tegelijk bespeurt men dat er zich conflictstof aan het opstapelen is, rond de
behoeften aan zoet water, aan areaal waar men nog voldoende voedsel kan telen
en aan logistieke diensten die het allemaal ter plaatse moeten brengen.
We
kunnen blijven geloven dat we op globale schaal in een competitie verwikkeld
zitten, zonder genade. Maar wie zijn de leidende krachten? Landen of bedrijven?
Het blijft moeilijk te bevatten dat er bedrijven zijn met een patrimonium dat
de omvang van het nationale patrimonium van welvarende landen overstijgt. Het
vermogen om winst te maken is veel groter dan het vermogen om belastingen te
heffen voor nationale staten. Toch moeten we met zijn allen verder, of is dat
niet meer zo evident? Zijn we bondgenoten op ruimteschip Aarde of vechten we
elkaar de tent uit?
Er
speelt daarbij een vraagstuk waar we zelden over spreken en dat is dat de
vergrijzing van de wereldbevolking een grotere invloed heeft op de invloed van
de totale menselijke populatie dan de geboortecijfers, waar we ons te
gemakzuchtig eenzijdig op richten. De verwachtingen blijven dus voortdurend met
elkaar botsen, omdat we ook verschillend in het leven staan en wie zou daar
verbaasd over kunnen zijn. Net dat geeft aan wat er mogelijkheden zijn, maar
ook de moeilijk te overbruggen hinderpalen. Ethische normen opleggen zonder
gedegen debat zal dan niet meer helpen. Of we erin slagen zal afhangen van de
urgentie van kwesties als mondiale veiligheid, gezondheid, maar het zal ook
betekenen dat we zelf op ons verwachtingen wellicht zullen moeten korten. Dat
zal niet vanzelf gaan, want er zijn altijd redenen die de rede niet kent of
begrijpen kan en dat brengt ons ertoe te zoeken naar modaliteiten, waarbij we
elkaar niet gaan verwijten de anderen soberheid op te leggen. Want rechts en
links, ecologisten en vooruitgangsdromers willen anderen voortdurend dwingen
tot inbinden. Het juiste, zoals Michael J. Sandel, heeft natuurlijk betekenis,
wat juist is in welk opzicht, vraagt hij dan. Wat wetenschappelijk bewezen is
of heet te zijn.
De
vraag wie bondgenoten zijn, kunnen zijn in deze wereld, kan niet zomaar
vastgesteld zijn en toch, als we het leven op deze planeet in stand willen
houden en tegelijk tegemoet willen komen aan redelijke verwachtingen van wie
hier leeft, nu en in de (nabije) toekomst, zal merken dat het allemaal zowel
degelijke wetenschappelijk onderzoek zal vragen en tegelijk wederzijds overleg,
op het niveau van het concrete niveau van het samenleven en op het niveau van
staten en statenverbanden zoals de UNO. Ook de culturele samenhang zal van
belang zijn en dus heeft de Unesco wel degelijk een rol, al blijkt men er dezer
dagen veel moeilijkheden mee te hebben. Nadenken over identiteit en over het
belang van metissage blijft aan de orde. Hoe dat zal uitpakken, met andere
woorden, of wij onze cultuur zullen verliezen door de instroom van islamitische
migranten, blijft een vraag, maar die hangt minstens ook van onszelf af, of wij
kwesties als persoonlijke vrijheid ook blijven zien als een universele waarde.
Als de wetenschappelijke bevindingen dan beweren dat het allemaal illusie is, wie
zal dan het menselijke, het humanisme bewaren?
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten