Harvey Weinstein? Niet te benijden
Kritiek
Alleen, niet inclusief, in relatie(s)?
De wereld van data en feiten
Het
mangelt niet aan cruciale momenten dezer dagen, van Catalaanse versplintering
tot discussies over “the internet of things” en de mogelijkheden van de
wetenschappelijke vooruitgang, van voedselproductie tot -consumptie in allerlei
vormen. We nemen aan en weten er niet altijd goede argumenten voor te vinden,
dat de wereld die we kennen morgen niet meer zal bestaan, dat mensen die we
kennen er morgens anders uit zullen zien. We pleiten voor solidariteit en menen
in een moeite door dat het elk voor zich is en moet zijn. We vinden geen goede
oplossing voor de vraag wat goed bestuur is in zo een wereld en negeren dat
lastige bewustzijn. We vinden vooral weinig antwoorden op de vraag waarom mensen
zoveel elkaar uitsluitende verwachtingen koesteren? Goed bestuur in een
conflictueuze samenleving, komen we ertoe hier een zinvolle benadering voor te
vinden.
Het
nationalisme is de schuld van alles, zegt men graag als men vindt dat men moet
openstaan voor alles wat er is, maar dat is vaak onoverzichtelijk veel en zelfs
wie vindt dat onze eigen Vlaamse provincie te klein is om er veel om te geven,
zal merken dat het niet eenvoudig is de vele verwachtingen van anderen een passende
plaats te geven. Neem nu de vraag hoe mannen met een groot libido en vrouwen
met verwachtingen naar een wild privéleven in een geordende omgeving met elkaar
te verbinden vallen, moet gewoon dagelijks – ook in kwaliteitskranen – de berichten
lezen over het leven van de sterretjes van deze tijd. Maar als iemand verteld
over een vergeten trauma, dan wel een trauma dat nooit geheeld is, zal die
zichzelf in een bad vol bagger terug vinden. Men gelooft haar niet. De vader
kan geen dader zijn, want hij is intussen overleden. Griet Op de Beeck heeft
mogen ervaren hoe lastig men het heeft met de waarheid van anderen. Of moeten
we nu alles op dezelfde manier bekijken, rationeel? Hoezo, wat betekent dat in
gemoede?
Er
zijn maar weinig filosofen die de gedachte van een strikt rationele verwerking
van onze omgeving niet voor mogelijk houden, er zijn geen economen die niet
ergens de aanname poneren dat we op rationele gronden onze consumptie zouden
moeten organiseren, terwijl consumeren maar een beperkt deel van ons
bekommernissen vormt, al doen we heel veel moeite om ergens goed te kunnen
eten, drinken, ons te kleden en nog wel wat van die dingen. Er wordt ons
verteld hoe allerlei mensen, instanties er zich mee bezig houden ons tot betere
gedachten te brengen, want we zouden nu eenmaal niet zonder die wijze gidsen kunnen, terwijl ze
niets meer doen dan belangen dienen, waarover ze er het liefst het zwijgen toe
doen. Waarom zou men geloven dat een stadsbestuur pas goed is als het links
georiënteerd is? Omdat men, zoals wijze mensen een kwart eeuw geleden al zegden
dat wie ook maar enigszins begint te denken wel moeten uitkomen bij de gedachte
dat Links de enige rationele uitkomst is. En zo polariseert men het denken al
voor mensen eraan beginnen.
Men
zegt dat we tegen de doodstraf moeten zijn, maar de argumentatie valt vaak zo
slap uit en zonder goede gronden. De doodstraf is een onomkeerbare straf en
bovendien kan men, als blijkt dat er een gerechtelijke dwaling in het geding
is, de zaak niet terugdraaien. Welke daden verdienen het dat men de dader het
leven ontneemt? Bovendien kan een langdurige gevangenisstraf ook wel
onmenselijk heten, want wie vijftien jaar of meer achter de tralies zit, zal
wellicht als een ander mens buiten komen. Maar wij willen voor onze veiligheid
dat daders van ernstige misdrijven voor eeuwig en drie dagen binnen blijven en
geen plaats meer hebben in de menselijke samenleving, behalve verkrachters, zo
blijkt. Bovendien, denkend aan “Schuld en Boete”, kan er van een proces ook
voor de samenleving een helende werking uitgaan, al zien we vandaag dat
advocaten veel agressiever in hun zaak staan dan nodig lijkt.
Het is
een vraag die ik me al lang stel, want waarom spreekt men voortdurend over het
beginsel dat mijn vrijheid beleven geen schade mag toebrengen aan derden,
behalve juist… Het is wel duidelijk, denk ik, dat mannen hier zichzelf
beschermen, want wie zou al niet eens over een ‘neen misschien toch niet’ zijn
heen gestapt? We troosten ons, wij mannen, met de gedachte dat als we die ene
keer niet hadden doorgetast dat het niets zou geworden zijn met de relatie of
toch die ene nacht. Criminologen stellen vast dat verkrachting vaak een zaak is
tussen mensen die elkaar op de een of manier kennen en vertrouwen. In de zaak
van de regisseur Polanski heb ik me altijd afgevraagd of men voor een zaak van
veertig jaar geleden nog iemand kan vervolgen. Zijn slachtoffer heeft hem zelf
ook het afgelopen jaar willen vrijpleiten, maar hij is voor aanklagers binnen
het Amerikaanse bestel een schitterende prooi. Ook hier komt de
rechtvaardigheid op een bizarre manier om de hoek kijken.
Dat
wilde verlangen naar iemand, dat men elke keer ervaart bij elke ontmoeting,
maar er rust een taboe op, maatschappelijk, omdat de ontmoetingen professioneel
van aard zijn of anderszins door sociale conventies en redelijke argumenten
niet gewenst, kan in een aantal omstandigheden leiden tot handtastelijkheden en
erger. De waarde van de andere is dan niet meer wat ons interesseert, maar
precies die eigen, diepe wensen en hoop. Het leven is inderdaad niet altijd
eerlijk.
We
vertrekken bij ons onderzoek van deze kwestie, waarom men verkrachters zelden
langdurig straft, tenzij er sprake is van gijzeling, knevelarij en eventueel
doodslag, moord, terwijl men de zaak minder erg vindt als het slachtoffer er
leven uit is gekomen. De vraag is of een man die zelf slachtoffer zou zijn, van
homoseksuele of zelfs heteroseksuele dwang zichzelf nog zou erkennen. Vrouwen
kunnen een man ook dwingen tot handelingen, blijkt ook telkens weer, maar hun
aanpak is doorgaans anders. Bovendien gaat het vaak om het smeden van banden
van (emotionele) afhankelijkheid. Is dat op zich crimineel gedrag? Dat valt
inderdaad te bezien. Maar die benadering laat ook toe na te gaan, waarom mensen
in zo een constellatie terecht komen.
Discriminatie
en transparantie, het zijn de woorden
van deze tijd, waarbij iedereen vooral moet zeggen dat er geen geheimen zijn,
noch persoonlijke, noch andere, want alles wat geheim zou zijn, zou wel eens
verderfelijk kunnen zijn. Men moet zijn of haar kleine en andere kwalen
opbiechten, moet ook nog eens zeggen wat men eraan doet of wat men doet om mogelijk
toekomstige kwalen te voorkomen. Het leven mag men leven, maar men moet zich
wel voegen, wat niet enkel stress bezorgt maar in wezen ook wel traumatiserend
werkt. Men neemt het mij wel eens kwalijk, dat ik de meedogenloze jacht op
rokers betreur terwijl men het eerder vergoelijkend heeft over middelengebruik,
van xtc tot coke en wiet. Drankgebruik is des duivels, maar even gaan snuiven
in het toilet, daar mag men niets over zeggen. Men voelt aan dat de strijd tegen
de drugshandel in en rond Antwerpen er niet zou zijn als er niet zoveel
gebruikers zouden zijn, maar die blijken hoogstens slachtoffers. Het is een
publiek geheim dat de gemeenschap van gebruikers niet bepaald volks is, maar
goed, die inconsistentie, waarbij in media drugsgebruik met alle mogelijke
narigheid van het volkje in de achterstandswijken wordt geassocieerd, maakt het
moeilijk er echt tegenin te gaan. Door de tussenhandel te vervolgen moet men
niet over de gebruikers spreken, behalve als ze schade aanrichten in het
verkeer.
Het
valt me op dat bij dat alles zelden of niet aan het goede leven aandacht wordt
besteed en wat dat moet betekenen. Ik hoorde en las dat de openbare omroep een
kritische kijk op de rusthuizen had geopend in een uitzending en de verhalen
over onderbemande diensten en velerlei misstanden. Wellicht zijn die er wel,
maar vaak stel ik vast dat men het personeel dat daar veel eer in tracht te
leggen, niet enkele weken of maanden, maar vele jaren, onrecht aandoet. Ook de
bewoners doet men onrecht, want hun verwachtingen kan men niet zomaar
vergelijken met wat frisse senioren die nog genieten van een prettige nazomer
in hun leven, die nog op reis kunnen en van alles ondernemen. Toch merk ik dat
men vaak niet ontkomt aan de gedachte dat die arme oudjes hun esthetische en
zelfs ethische aanvoelen niet te hoog moet inschatten. Men kan beweren dat
mensen met ouder worden liever niet meer met de moeilijke dingen in aanraking
komen, zeker als Alzheimer in het spel is, maar tegelijk kan men hen herinneren
aan hun vroegere leven, waar ze wel nog voorstellingen bij hebben.
Het
goede leven is niet iets wat men universeel kan bepalen en ook heeft elke
leeftijd eigen noden en behoeften, maar ook verleidingen die wel eens getemperd
moeten worden. Nadenken over zaken als epicurisme kan men dus maar beter tijdig
ter sprake brengen, waarbij men dat ook nog eens moet proberen te behandelen in
bevattelijke termen. Epicurisme, Stoa, ascetisme, het zijn mogelijke
levenshoudingen en als men ziet hoe geleerden en anderen voortdurend zeggen dat
we onze aarde naar de verdoemenis aan het helpen zijn, omdat we nu eenmaal
teveel grondstoffen gebruiken, maar ook teveel de biosfeer met afval, uitstoot
van roet en fijn stof, methaan en CO² belasten om nog te zwijgen van de zeeën
die we vervuilen, waardoor we ons wel schuldig moeten voelen, terwijl men
anderzijds moet vaststellen dat bepaalde bevindingen na nieuw onderzoek niet zo
stevig staan. En consumeren we niet, dan is het ook weer niet goed.
Is het
wenselijk te bedenken dat we onze leefbare aarde naar de verdoemenis helpen,
dan is het evengoed nuttig dat we de oplossingen niet al te simpel voorstellen.
Het gevaar bestaat dat we onszelf dan een onmogelijk vol te houden discipline
zouden opleggen. De keuzes dienen gemaakt te worden, maar tegelijk kan men zich
niet aan de verantwoordelijkheid onttrekken zelf ook het nodige te doen. Af en
toe hoor en lees je van mensen die de klimaatzaak zijn toegedaan, maar toch
maar even een weekje naar Gran Canaria reizen, omdat ze dringend aan rust toe
zijn, of beter, aan nieuwe ervaringen. Het blijft een risico hen van
inconsistent gedrag te verdenken, omdat ze er goede redenen voor kunnen hebben
en hun ecologische voetafdruk via een of andere app consolideren door ergens
bos te laten aanplanten. Men kan zich ook na-ijverig of afgunstig te tonen en
dat zijn geen sociaal wenselijke attitudes.
Het
goede leven als individu betekent niet zo heel veel als men zich niet ook op
het goede leven van anderen richt. Dat laatste heeft niet enkel te maken met de
idee dat we evolutionair biologisch nu eenmaal egocentrisch of zelfzuchtig
zouden moeten zijn, maar omdat we, in het licht van de voortplanting ook nog
eens andere kwaliteiten moeten hebben. De verantwoording voor wreedheid zoeken
in de natuur en tegelijk de cultuur als een dun brokkelig laagje vernis
afschilderen, komt dan wat te gemakkelijk voor. Onze omgang met de samenleving
draagt er immers toe bij dat we inderdaad bij het opgroeien met waarden
geconfronteerd worden die we niet meteen kunnen duiden en op een bepaald moment
ook kunnen afwijzen, tot we tot andere inzichten komen. In de media evenwel is
er sprake van een grote mate van dubbelhartigheid: men zegt met luide stemme
wat onacceptabel zou zijn, maar tegelijk adoreert men figuren die zich vaak aan
onacceptabel gedrag te buiten gaan. En ja, wat moet nu “niet acceptabel”
betekenen? Vroeger bepaalden de pastoor, de schoolmeester en de (liberale)
brouwer dan wel dokter dat, vandaag is het beeld eerder diffuus.
Waarom
raken mensen vereenzaamd? Voelen ze zich al eens uitgesloten uit de
samenleving? Wie het weet, mag het zeggen, maar er zullen altijd meer mogelijke
omstandigheden, attitudes zijn dan psychologen en sociologen kunnen verzinnen,
maar dat het ermee te maken kan hebben dat we geen goede omgang met onze
omgeving weten te bewerkstelligen en tegelijk ook niet goed zien hoe anderen van
ons iets verwachten. We leven in een drukke wereld, al zeker vergeleken met de
tijd die de evolutionair psychologen als referentie aannemen, al is niet altijd
duidelijk of zij nu De Mens voor ogen hebben, of proberen aan de weet te komen
hoe onze voorzaten en hun neven, nichten leefden, Neanderthalers,
Denisov-mensen en andere exemplaren, waarvan we toevallig nog geen spoor hebben
gevonden. Toen leefden mensen in groepen van dertig, veertig leden en wellicht
had men er weet van dat er in de omgeving nog enkele andere groepen leefden. Of
die ontmoetingen dan vanzelfsprekend gewelddadig verliepen, valt zelfs niet met
beste archeologische methodes na te gaan, behalve dan dat we nu weten dat er
meer DNA van Neanderthalers in ons gestel aanwezig zou zijn dat tot voor enige
tijd aangenomen, althans in Europa en Westelijk Azië, want in Afrika zou de
Neanderthaler niet geleefd hebben.
Hoe
boeiend het ook is de complexe geschiedenis en genealogie van homo sapiens te
doorgronden, het kan toch niet zomaar gelden dat hun (ons vooralsnog) onbekende
gedrag in de groep en tegenover andere groepen voor ons alleen maar zou leiden
tot de gedachte aan de oorlog van allen tegen allen? Waarom zou er niet
inderdaad sprake zijn van wederzijdse ondersteuning. Zelfs mensen die menen dat
zoiets als een nationale identiteit zou bestaan, zijn zich wel uitermate bewust
van hun behoren tot een familie, een soort clan. Of daar verplichtingen uit
voort zouden vloeien? Dat ziet men wel eens. Het probleem is immers dat zo een
groep, een clan om te overleven ook wel elke generatie nieuw bloed nodig heeft
en dus was het aangewezen dat er vreedzame ontmoeten tussen groepen plaats
konden hebben, met de nodige zorg voor rituelen om de vrede te bewaren. In
sedentaire culturen is het vaak genoeg voorgekomen dat dorpsgemeenschappen
zozeer vermaagschapt waren dat ze zonder inbreng van een andere genenpoel
tenonder zouden gaan. Wellicht kan men de roof van de Sabijnse maagden in die
context bekijken. Overigens, tot begin twintigste eeuw was het vieren van de
kermis in een naburig dorp een goede gelegenheid om iemand te ontmoeten, maar
ook gevaarlijk, want de jonge mannen beschermden hun clan. Messentrekken viel
dus voor en had een reden, maar voorkwam niet altijd huwelijken over de
dorpsgrens heen. En ja, soms trouwde een man pas op iets latere leeftijd en dan
werd met charivari hiertegen gespot, tekeergegaan, maar even vaak was dat
vergeefs. Een rijke boer kon zich wel een faux pas veroorloven en de jonge
mannen zagen een mooie bruid aan hen voorbij gaan. Het waren vormen van sociale
controle die zowel het bestaan van een clangevoel bevestigden als de noodzaak
van verbintenissen buiten de eigen maagschap.
Het
kan toch geen raadsel zijn dat de technologische en bio-psychosociale
ontwikkelingen van onze samenlevingen het zelfbeeld van mensen hebben
gewijzigd. Bestaat er iets als onvoorwaardelijke acceptatie van anderen? Over
onvoorwaardelijke liefde heb ik het dan nog niet, want dat is van een andere
orde en wellicht vooral mogelijk in relaties tussen ouders en kinderen, al
blijkt ook dat die ook dan niet altijd aanwezig is. Omgang met wildvreemden in een
massasamenleving vergt onvoorstelbaar veel vertrouwen, zeg maar naïviteit, want
anders zou het systeem niet werken, dat van handel, financiële transacties en
wat al niet meer. Het systeem dat inderdaad ontegensprekelijk competitief
blijkt, vergt ook een zekere mate van tegemoetkomendheid naar omstanders. We
weten dat vele mensen met een hogere opleiding ergens in hun studie Jean-Paul
Sartre mochten ontmoeten, die met werken als “La nausée” en “huis clos” zo
weten wij dat het leven in feite
waardeloos moet heten en samenleven erger dan een gevangenisstraf op een
onbewoond eiland. Dat is althans de geldende interpretatie, maar de eenakter “Huis
Clos” laat zien dat als de hel de anderen zijn, dan geldt ook dat we er iets
beters van kunnen maken. Deze roman – La nausée - uit 1938 van Sartre wordt
wellicht niet altijd meer gelezen, velen kennen wel verwaterde afgietsels van,
want veel romans zijn op de een of andere manier op dezelfde leest geschoeid en
wekken de indruk dat er niet veel is dat echt van waarde mag heten.
Het
blijft een raadsel waarom men er niet toe komt andere benaderingen ook een kans
te geven, zoals de gedachte van Albert Camus, dat we maar geen grote
filosofische vraag hebben: zelfmoord. Of waarom we hoe dan ook blijven leven en
hopen op een goed en rijk gevuld leven. Zijn referentie aan Sisyphus, of beter,
zijn opnieuw uitwerken van de oude mythe, laat zien dat we het leven inderdaad
niet zelf kiezen en dat elk leven dan wel in beginsel absurd is, in het leven
zelf van dat leven, kunnen we daar met veel geduld en frustratie, het telkens
weer omhoog duwen van de rots die vervolgens weer naar beneden dondert en die
activiteit, zegt Camus, kan Sisyphus toch gaan waarderen, voor lief nemen, lief
hebben. Er zijn nog andere benaderingen ontwikkeld, de afgelopen eeuw(en),
zoals bij Arendt die de geboorlijkheid van mensen hoger inschatte dan de
sterfelijkheid; de vraag van Safranski over de aard van het kwaad als
voorwaarde voor onze lotsbestemming, vrijheid vorm te geven, komt ook al niet
aan bod, tenzij om het bestaan van een god af te wijzen.
In een
wereld van data en feiten, die alleen als data en feiten gelden, zonder
interpretatie of zonder verhaal, kan men natuurlijk de focus richten op dat wat
in het eigen kraam past, juist, dus toch een verhaal. Men hanteert dezer dagen
zo vaak principes en kijkt met die bril op naar feiten en data, dat men er
vanzelf weer een verhaal van maakt, een niet te ontkrachten verhaal nog wel.
Het alternatief? Aanvaarden dat feiten en data alleen als zodanig erkend worden
vanuit een welbepaalde en zelfgekozen invalshoek, terwijl dat laatste wellicht
genuanceerd kan worden: de cultuur waarin men leeft bepalen mee welke
invalshoek men kiest. De kritiek op het eigen, democratische, parlementaire
bestel, op het kapitalisme kan gerechtvaardigd zijn, wanneer ze niet tevens
nieuwe arbeidsverhoudingen in rekening brengt, kan ze hoogstens een zoveelste
poging lijken het bestel te verbeteren. Als mensen algoritmen zijn, te
beschrijven dus in wiskundige formules, dan blijkt men vooralsnog het probleem
niet te hebben opgelost dat elke waarschijnlijke positie van een individu in
een gegeven culturele omgeving altijd nog anders kan uitpakken en daarom kan
elk individu op meerdere wijzen omgaan met de dingen die hij of zij aantreft,
dan men graag zou hebben dat zij zouden doen.
Als
Harvey Weinstein of Hugh Heffner, naast talloze anderen in een relatieve
machtspositie hun seksuele lusten botvieren op personen die zich op dat moment
en tegenover hen in een positie van machteloosheid bevinden en daarmee wegkomen
en zelfs, zoals ene Donald J. Trump zegde, zich de vrijheid kon veroorloven hen
bij hun “p*ssy” te grijpen, dan nog is daarmee niet veel gezegd of en hoe
seksualiteit in de toekomst zal evolueren. Er bestaan al langer mogelijke
relaties die berusten op het elkaar gunnen van genot, in vriendschappen en
daarbij is het geslacht van geen doorslaggevend belang meer. Het is een
vrijheid evenwel die nog altijd botst met wat in de samenleving voor juist
wordt ervaren. Toen Hollande zich achter het homohuwelijk als wettelijke
verbintenis schaarde, liepen in Parijs mensen te hoop die zich daartegen
verzetten. Terwijl personen zich openlijk afvragen of ze nu wel vrouw zijn of
man, soms het een en dan weer het ander, of zich laten overgaan naar het
geslacht van hun gevoel, dankzij medicijnen en operatieve ingrepen, dan blijft
daar een grote weerstand tegenover bestaan. Het helpt niet die mensen voor
achterlijk te houden, wel om het gesprek aan te gaan over wat men als gegeven
dient te beschouwen, door de natuur, door een dode god of welke serendipiteit dan ook, dan nog zegt dit niets
over het vermogen van die personen of ze aan hun seksuele omgang met anderen
iets zullen ervaren dat hun welbevinden versterkt. De data die bepalen of
iemand man of vrouw is, heeft belang voor het deelnemen aan sportieve competities,
maar blijkt, merkwaardig genoeg in bijvoorbeeld de muziek ook nog van gewicht
te zijn, of in de film.
Waar
in de achttiende eeuw om religieuze redenen in vele steden en staten vrouwen
niet op de bühne mochten staan, werd het in andere centra wel mogelijk dat
vrouwen mannenrollen op zich namen, zoals in opera’s van Mozart. Toch zien we
dat in de literatuur van de negentiende en zelfs twintigste eeuw vrouwen zelden
een dominante rol kregen, die de gang van de verwikkelingen bepaalden, tenzij
het om hun ondergang moest gaan, zoals bij Flaubert, Louis Couperus – al wijzigde
die zijn inzicht in de loop van zijn oeuvre wel – en Frederik van Eden.
Onaangepaste vrouwen? Soms hadden ze een verrassend goed leven, maar Tolstoj
diende Anna Karenina te laten overgaan tot zelfmoord, omdat ze maatschappelijk
niet meer paste bij de geplogenheden van haar elitaire omgeving. Deels had ze
zelf ook wel schuld want ze werd bezitterig tegenover Graaf Vronsky en
afgunstig, jaloers. Ljewin daarentegen kreeg zijn Kity niet vanzelf en bleek
als echtgenoot wel degelijk betrouwbare kerel die zijn vrienden niet vergeefs
liet wachten op zijn attenties, al had hij dan weer problemen met zijn aan tbc
lijdende broer.
Dit
zijn romans uit een andere tijd en men meent er weinig mee te kunnen aanvangen,
dezer dagen. De keuzes die wij kunnen maken zijn, heet het, van een andere
orde, omdat we via Tinder of andere apps vluchtige contacten kunnen organiseren
waarvan we hopen dat ze niet op verbintenissen zullen uitlopen. Bezitterigheid,
afgunst, zelfverheerlijking, ze hebben op dat moment geen betekenis en kunnen
het moment van ontmoeting schaden. Het resultaat kan zijn dat men alleen
achtergelaten wordt, terwijl de karavaan verder trekt. Toch laat er zich een
ander patroon onderscheiden, want jonge mensen kiezen dan wel niet voor het
huwelijk, ze kiezen, op iets latere leeftijd toch voor een stabiele relatie.
Wat ze daarvoor in te brengen hebben? Het blijft een kwestie van geven en nemen,
maar aangezien het niet langer de vrouw is die minder kansen heeft op de
arbeidsmarkt en minder geschoold is, zal ook dat nog wel voor verschuivingen
leiden. Buiten deze heteroseksuele verbanden en verbintenissen zijn er ook nog
andere vormen denkbaar, met complexe onderlinge banden, waarbij liefde en lust
naast gedeelde materiële belangen aan invloed winnen.
Toch
blijkt ook dat het voor personen niet altijd gemakkelijk is in onduidelijke
relaties te leven. Het gaat dan wellicht niet om geluk als zodanig, wel om
welbevinden, dat ervaringen van geluk mogelijk kan maken. Kan men dit in data,
feiten en algoritmen beschrijven? Kan men dat ervaren van een gunstig klimaat
waarin men zijn of haar leven een betekenis kan geven in allerlei soorten
activiteiten, van betaalde arbeid tot aangenaam tijdverdrijf en
bezigheidstherapie, ook in formules gieten? Het zijn vragen die vandaag voor
politici en intellectuelen, rechtse en linkse nog op behandeling wachten. Wat
het opzet daarvan moet zijn, kan men inderdaad niet zomaar in klassieke vormen
gieten, wel zal men onderzoeken of bepaalde ongewisheden wel aanvaardbaar zijn
voor u en mij. De strijd om het gemoed, om de betekenis van emoties wordt dan
wel gevoerd, meestal blijft men hangen in de gedachte dat men die rationeel kan
opvatten. Vandaar dat pogingen om mensen tot sociaal wenselijk gedrag te
bewegen via allerlei data, keuzes die iemand ooit maakte – op het internet –
altijd nog in een rationele argumenten tracht te vatten, terwijl we tegelijk
vaak net op onze emoties worden aangesproken, wat vanzelfsprekend een
contradictorische observatie moet heten.
Het
mag duidelijk zijn, we zijn nog niet aan de gekookte patatjes toe, want we
trekken nu nieuwe lijnen in het bestaan, waarbij soms discussies van generaties
ver opnieuw gevoerd worden en soms kan dat nuttig wezen. Zijn er mensen die,
zoals sommige populaire helden, Prince en Michael Jackson, David Bowie ook, die
gedurende hun leven steeds weer nieuwe rollen en verschijningsvormen aannamen,
bij dames als Lady Gaga, Madonna… viel dat als uiting van vrouwelijke
creativiteit met schoonheidsaccessoires te rijmen, bij de mannen was het op het
oog eerder een poging zichzelf heruit te vinden. Die fantasieën zijn overigens
niet meer voorbehouden voor enkelingen met diepe zakken, maar raken op de een
of andere wijder verbreid, wat dan weer reacties oproept, geschreeuw over
decadentie – en soms kan men het ook niet anders noemen. Aan de ene kant Hugh
Heffner, Harvey Weinstein, de voormalige bisschop van Geluwe die blijk gaven
van hun macht en er graag mee pochten, aan de andere kant stijliconen als
Prince en Jackson, die jongeren tot experimenteren aanzetten en zo wellicht ook
grote macht verwierven, die ze echter niet maatschappelijk mobiliseerden.
Tot
slot moeten we dus concluderen dat we aan de vooravond staan, of liever het
ochtendgloren verbeiden van nieuwe tijden, nieuwe levensvormen? Het heeft er
alle schijn van en het maakt ons, velen onder ons zenuwachtig, omdat hun zelf
bedachte rol, de rol die voorheen voor hen was bedacht niet afdoende weten in
te vullen. Tegelijk zien we dat het streven naar geluk – niet het vinden van
geluk – in intermenselijke gebeurtenissen er niet eenvoudiger op is geworden worden,
omdat we teleurgesteld worden in onze verwachtingen en onze eigen verwachtingen
niet altijd sporen met die van de andere. Net dat is geen modern gegeven, wel
blijkt de aandacht voor geluk en gevoel, emoties behoorlijk toegenomen, terwijl
die bevinding ons er nog niet toe aangezet hebben, met die verwachtingen
rekening te houden, ook al omdat ze tegelijk evident lijken en onuitgesproken
blijven. Feiten, data? Belangrijk, maar
het is niet alles, zo kan men bedenken, wil men het hebben over welbevinden,
eventueel over geluk. Moet een man dan Harvey Weinstein benijden? Of is het
inderdaad een sukkel, die met arglist zijn veroveringen moest binnenhalen? Kan
zo iemand nog een andere houding aannemen? Welke dan is wenselijk?
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten