Inclusie en respect voor personen met beperking
Dezer
Dagen
Inclusie, respect en kwetsbaarheid
Wie was ook weer Meester Laureyns,
in Gent in het klein begijnhof?
De
discussie over inclusie van personen met een beperking laat ten overvloede zien
hoe lastig het is een nobel principe in de complexe werkelijkheid tot een goed
gebalanceerd instrument te maken ter verbetering van het persoonlijke welbevinden
van personen met en personen zonder beperking. De volledige inclusie is voor
personen met een beperking niet altijd mogelijk, omdat ze niet per se over de
mogelijkheden beschikken om de onderscheidingen te maken die wij evident
achten. Als de taal ontbreekt wordt het nog moeilijker.
Het
M-decreet wil, zoals de meeste teksten over inclusie, abstractie maken van deze
complexe vormen van beperkingen. Ze zijn complex omdat ze niet enkel met de
betrekking tot de concrete beperking van een persoon van belang zijn, maar ook
omdat de beperking consequenties heeft op andere terreinen van het leven, ook
van het schoolse leven. De ontwikkeling van kinderen verloopt volgens bepaalde
patronen en er worden meetinstrumenten ingezet, vergelijkende tabellen om die
ontwikkelingen vast te stellen bij baby’s, peuters en kleuters en dat kan men
een grote vooruitgang noemen, ook al kan het voor ouders wel moeilijk zijn vast
te moeten stellen dat er iets mis gaat. In het inclusiedebat wordt de proces
van woede en onbegrip tot aanvaarding zelden aangekaart, want de wereld moet
maar klaar zijn om elk kind in dezelfde leefomgeving, lees: de school een plaats
te geven en ook ouders willen niets liever dan dat hun kind zo een plaats krijgt.
Ook als de wereld, de samenleving, c.q. de schoolgemeenschap er niet toe
uitgerust is, ook niet pedagogisch.
De
wenselijkheid van inclusie staat buiten kijf, maar hoeveel mensen weten er
blijf mee? Het is goed te bedenken dat mensen fysieke afkeer kunnen hebben van
zieke mensen of mensen met een beperking. Het kan zijn omdat hun eigen open
zenuwen geraakt worden. Zoals in discussies over discriminatie merkt men dat we
elkaar met hoge morele eisen belagen, zonder dat we zelf durven te
veronderstellen dat we zelf ook niet zomaar alles kunnen aanvaarden. Het
draagvlak voor het M-decreet, kan men lezen zou in de scholen groot zijn, maar
tegelijk hoort men van onderwijsmensen hoe lastig hun opdracht is geworden.
Vergeten we niet dat in een lagere school sowieso al een grote verscheidenheid
aan kinderen zitten en dat de ene sneller leert schrijven dan de andere, beter
leert rekenen dan de andere. Schoolmeesters en vooral juffen doen hun uiterste
best om iedereen mee te krijgen, maar dat lukt domweg niet, waarbij dus ook
talent een rol speelt, of noem het intelligentie, al dan niet uitgedrukt in een
IQ. Ook daar hebben onderwijstheoretici en politici het al eens lastig mee,
vanuit een zeer radicale interpretatie van het begrip gelijkheid en zogenaamde
gevoeligheid voor onrecht(vaardigheid).
Het is
best mogelijk dat sommige kinderen net niet mee kunnen, als gevolg van een
beperking, terwijl andere helemaal niet in staat zijn mee te kunnen om de stap
te zetten van “drie aardbeien” naar drie, van het concrete aantal naar het
getal. Het is inderdaad lastig voor ouders, als die zelf primussen waren, om te
moeten onder ogen zien dat het kind er niet in slagen zal een gewone
schoolloopbaan te volgen. Ook als broer is dat verhaal niet zo eenvoudig, denk
ik, om dat anders zijn te onderkennen en naarmate men opgroeit, neemt dat
verschil uiteraard toe, al is er altijd wel toewijding en acceptatie – die geleidelijk
groeit.
Mensen
die pleiten voor inclusie, zonder meer, zonder begrip voor omstandigheden,
gedragen zich fundamentalistisch. Ten gronde hebben ze gelijk, zeggen dat
mensen gelijk zijn, of ze nu slim zijn of sloom, een beperking hebben of niet.
Kan men het onrechtvaardig vinden dat een blinde het werk “De Dulle Griet” niet
kan zien, het zal maar beperkt helpen het schilderij te beschrijven, ook al
omdat we er niet altijd goed toe in staat zijn een schilderij uit te leggen, te
verklaren. De visuele reminiscenties, die we zelf oppikken, maar niet altijd
bewust waarnemen, tenzij we een uitermate grondige studie maken van het werk,
waardoor we evenwel niet meer over het concrete spreken, maar een hoop aan het
werk refererende verhalen gaan vertellen, kan dan wel levendig zijn, het wekt het
werk niet tot leven. Is het onrechtvaardig dat iemand blind is? Jawel, allicht,
tenzij het om Oedipus gaat, die zichzelf de ogen uitstak. Doorgaans gaat het om
gebeurtenissen, om perinatale gebeurtenissen en/of genetische problemen. Men
kan de natuur van alles aanwrijven, men heeft die grootheid nog niet onder controle.
Het
doel dat het M-decreet moet waarmaken berust op een aanname die men slechts met
grote moeite ethisch verantwoord kan noemen, omdat men zou kunnen stellen dat
personen met een beperking maar moeten meedoen met de rest, zonder oog te
hebben voor hun specifieke noden, tenzij men daar extra op zou inzetten,
vanwege de overheid, terwijl een beperking, zeker een mentale beperking niet
alleen een kwestie van noden mag heten. Wat ik moest leren, wat men moet
onderkennen is dat het moeilijk is respect op te brengen voor personen met een
beperking en daar gaat het M-decreet aan voorbij. Het mag weinig respectvol
klinken, maar kan men een persoon zonder armen en benen wel tot watergewenning
brengen en in sommige gevallen tot enige zwemvaardigheid, men zal begrijpen dat
de persoon die niet over (normaal) ontwikkelde armen en benen beschikt,
wellicht ook gefrustreerd kan geraken over die omstandigheid en dus liever niet
in een publiek zwembad opduikt. Een politicus die dit argument op tafel gooide,
kreeg flink onder zijn voeten, terwijl men er alleen in las dat het
onrechtvaardig zou zijn een kind met dergelijke beperkingen niet te leren
zwemmen. Iemand met een zwak ontwikkeld coördinatievermogen zal ook maar
moeilijk schoolslag leren, toch?
Het
valt me op dat het pleidooi voor inclusie zowel personen met een beperking van
die personen vergen dat ze niet zelf met hun beperking omgaan, maar dat anderen
hen aansturen. In wezen kom ik uit bij een gebrek aan respect voor personen met
een handicap, of ze nu voor het overige wel verstandig zijn of net als gevolg
daarvan ook psychische problemen hebben.
Respect
is geen woord, is een attitude waar we onszelf al eens mee in de knel komen,
want hoe uit respect zich? Niet door “respect man” te kwelen, maar door in het
concrete en momentane blijk te geven van iets dat de ander als respect opvat en
daar heeft men dus geen controle over. Richard Sennett heeft dat probleem van
respect in de omgang met zorgbehoevenden onder ogen genomen, vanuit zijn eigen
ervaringen in een woonblok in Chicago, waar hij met zijn moeder opgroeide. Men
kan respect in een deontologische code opnemen, men kan vertellen dat een
onderwijzer of juf met respect de leerlingen moet bejegenen, ook als ze een
beperking hebben, maar houdt men er dan wel een respectvolle houding op na
tegenover die leraren v/m, die al zoveel kwaliteiten aan de dag moeten leggen?
In het
debat krijgt men ook al eens iets als kwetsbaarheid te horen, wat ook weer een woord
is, maar zich virulent kan uiten in woede of agressie. Kwetsbaarheid is iets
waar mensen mee door het leven moeten en het kan dat sommige mensen door het
leven gaan met een harnas, doorgaans hebben we allemaal wel onze min of meer
open zenuwen. Kinderen en volwassenen met een beperking – nog eens, de term is
zo vaag geworden dat iedereen wel een beperking lijkt te hebben -, personen die
niet horen, of niet zien, niet kunnen spreken of gewoon - ? – zwaar mentaal
gehandicapt zijn, alle eufemismen ten spijt, weten vaak wel wat hen ontbreekt,
maar mogen het zelfs niet altijd zeggen of uiten. Onze omgang met personen met
een ernstige beperking blijft altijd wel een brokkenparcours, maar als men er
mensen mee opzadelt die ook voor andere kinderen moet zorgen, kan het goed fout
gaan.
Het
wordt dus tijd dat men de idee van totale inclusie laat varen, want het getuigt
van weinig respect voor de omstandigheden waarmee een persoon met een beperking
af te rekenen heeft, niet eenmaal, of bij gelegenheid maar zolang het leven duurt.
Totale inclusie is ook voor andere mensen niet altijd wenselijk. Men zegt dat
dit een mensenrecht zou zijn, waarbij het bestaan van het buitengewoon
onderwijs een schandvlek zou zijn. Men kan niet zonder meer stellen dat
inclusie zou bijdragen aan het welbevinden van personen met een (ernstige) mentale
beperking, terwijl het voor een persoon met een verlamming lastig kan zijn geen
kansen in te krijgen, omdat hij of zij met de rolstoel niet overal terecht kan.
Voor en in naam van die mensen die weten hoeveel inzet leraren v/m in het
buitengewoon onderwijs gedurende al die decennia hun best hebben gedaan, denk
ik dat precies de ontwikkeling van die onderwijsvorm een daad van humanisme
was, van respect en plichtsbetrachting.
Als
kinderen met een beperking naar een gewone school moeten en zich daar niet thuis
voelen, gepest worden of gemanipuleerd, wat moeten ouders dan doen? Nu blijkt
dat de CLB’s alles moeten doen om te verhinderen dat zo een kind toch naar een
meer beschutte omgeving zou gaan. Want dat is wat het Buitengewoon Onderwijs –
hier in de Vlaamse situatie gehanteerd – biedt en bood aan ouders van kinderen
met een handicap. Zou een ouder gerust zijn als zoon of dochterlief met Down
dag na dag werd gepest, mismeesterd? Voor het buitengewoon onderwijs bestond
werden de kinderen vaak opgevangen in gezinsvervangende omstandigheden van christelijke
snit – althans, dat is naar men mij vertelde het geval geweest – waarbij zusterkes
of broeders hun best deden om de kinderen te voeden en al eens een plezierig
moment te geven. Ontkennen dat het concept van het buitengewoon onderwijs
inhumaan zou zijn kwam wellicht uit de vermenging van medische en pedagogische
parameters bij het bepalen of een kind/persoon een “ernstige” beperking onder
de leden heeft.
Zowel
de broeders van liefde als andere congregaties, maar zeker ook vrijzinnige
artsen en filantropen hebben er reeds tijdens de negentiende eeuw toe
bijgedragen dat ook kinderen met een beperking een plaats kregen[i].
Helaas, zou men kunnen zeggen, leidde dat vaak tot een verdere exclusie, in de
mate dat de opvang wel degelijk buiten de samenleving werd gehouden, zoals dat
ook met psychiatrische patiënten het geval was. Inclusie bereiken? Via school,
via allerlei vrijwillige organisaties, zoals scouts, akabee, of andere kringen,
het bestaat en er is soms een probleem om mensen te vinden die zich willen
engageren. Uit ervaring weet ik hoeveel die mensen aan energie en inzet aan de
dag leggen om met respect de mensen die hen zijn toevertrouwd, voor enkele uren
per week of zelfs per maand te bejegenen en hen een gelukkige stonde te gunnen.
Men
zal dus de eis van inclusie op een menselijke maat schoeien, wil men vermijden
dat mensen er het slachtoffer van worden, vooral zij die al getroffen zijn door
een beperking. Ik denk dat ten gronde mensen wel degelijk aanvaarden dat ze in
contact komen met personen met een beperking, maar tegelijk denk ik dat men
niet van elkeen zoveel ruimhartigheid kan verwachten. Ook zij kunnen kwetsbaar
zijn. Een goed buitengewoon onderwijs kan mensen helpen een naar omstandigheden
goed leven te hebben. Mag ik mij afvragen of personen die voor onverkorte inclusie
pleiten, voor de mensen om wie het gaat, geen respect opbrengen? Het klinkt hard,
maar ik denk met Guido Gezelle dat men voor ogen moet houden: bezint eer ge
begint en denk al doende verder na. Het nobele principe kan men huldigen, maar
zonder oog te hebben voor de mensen om wie het gaat, de mensen met een beperking,
kan men onheil niet vermijden. De ene beperking laat meer inclusie toe dan de
andere, uiteraard en dat moet men wel nastreven, een optimale inclusie, op maat
van de betrokkene en dan kan het degelijke buitengewoon onderwijs dat we
kennen, wel degelijk veel bereiken.
Bart
Haers
[i] https://cov.acv-online.be/Images/Basis-11-Schoolwijzer-geschiedenis-buitengewoon-onderwijs-tcm194-396023.pdf
Reacties
Een reactie posten