Inclusie en respect voor personen met beperking




Dezer Dagen



Inclusie, respect en kwetsbaarheid


Wie was ook weer Meester Laureyns, 
in Gent in het klein begijnhof?



DC Mozaïek te Oostakker vangt volwassen personen met een
mentale beperking op. Men kan echter niet zeggen dat de bewoners
van de wereld worden afgesloten. Aan de oogststoet aan het einde
van de zomer nemen er bewoners deel, ze gaan naar Ikea en doen
ook wel eens een stapje in de wereld. Maar altijd naar draagvlak
en vermogen. Voor de bewoners brengt dat momenten met intense vreugde.  
De discussie over inclusie van personen met een beperking laat ten overvloede zien hoe lastig het is een nobel principe in de complexe werkelijkheid tot een goed gebalanceerd instrument te maken ter verbetering van het persoonlijke welbevinden van personen met en personen zonder beperking. De volledige inclusie is voor personen met een beperking niet altijd mogelijk, omdat ze niet per se over de mogelijkheden beschikken om de onderscheidingen te maken die wij evident achten. Als de taal ontbreekt wordt het nog moeilijker.

Het M-decreet wil, zoals de meeste teksten over inclusie, abstractie maken van deze complexe vormen van beperkingen. Ze zijn complex omdat ze niet enkel met de betrekking tot de concrete beperking van een persoon van belang zijn, maar ook omdat de beperking consequenties heeft op andere terreinen van het leven, ook van het schoolse leven. De ontwikkeling van kinderen verloopt volgens bepaalde patronen en er worden meetinstrumenten ingezet, vergelijkende tabellen om die ontwikkelingen vast te stellen bij baby’s, peuters en kleuters en dat kan men een grote vooruitgang noemen, ook al kan het voor ouders wel moeilijk zijn vast te moeten stellen dat er iets mis gaat. In het inclusiedebat wordt de proces van woede en onbegrip tot aanvaarding zelden aangekaart, want de wereld moet maar klaar zijn om elk kind in dezelfde leefomgeving, lees: de school een plaats te geven en ook ouders willen niets liever dan dat hun kind zo een plaats krijgt. Ook als de wereld, de samenleving, c.q. de schoolgemeenschap er niet toe uitgerust is, ook niet pedagogisch.

De wenselijkheid van inclusie staat buiten kijf, maar hoeveel mensen weten er blijf mee? Het is goed te bedenken dat mensen fysieke afkeer kunnen hebben van zieke mensen of mensen met een beperking. Het kan zijn omdat hun eigen open zenuwen geraakt worden. Zoals in discussies over discriminatie merkt men dat we elkaar met hoge morele eisen belagen, zonder dat we zelf durven te veronderstellen dat we zelf ook niet zomaar alles kunnen aanvaarden. Het draagvlak voor het M-decreet, kan men lezen zou in de scholen groot zijn, maar tegelijk hoort men van onderwijsmensen hoe lastig hun opdracht is geworden. Vergeten we niet dat in een lagere school sowieso al een grote verscheidenheid aan kinderen zitten en dat de ene sneller leert schrijven dan de andere, beter leert rekenen dan de andere. Schoolmeesters en vooral juffen doen hun uiterste best om iedereen mee te krijgen, maar dat lukt domweg niet, waarbij dus ook talent een rol speelt, of noem het intelligentie, al dan niet uitgedrukt in een IQ. Ook daar hebben onderwijstheoretici en politici het al eens lastig mee, vanuit een zeer radicale interpretatie van het begrip gelijkheid en zogenaamde gevoeligheid voor onrecht(vaardigheid).

Het is best mogelijk dat sommige kinderen net niet mee kunnen, als gevolg van een beperking, terwijl andere helemaal niet in staat zijn mee te kunnen om de stap te zetten van “drie aardbeien” naar drie, van het concrete aantal naar het getal. Het is inderdaad lastig voor ouders, als die zelf primussen waren, om te moeten onder ogen zien dat het kind er niet in slagen zal een gewone schoolloopbaan te volgen. Ook als broer is dat verhaal niet zo eenvoudig, denk ik, om dat anders zijn te onderkennen en naarmate men opgroeit, neemt dat verschil uiteraard toe, al is er altijd wel toewijding en acceptatie – die geleidelijk groeit.

Mensen die pleiten voor inclusie, zonder meer, zonder begrip voor omstandigheden, gedragen zich fundamentalistisch. Ten gronde hebben ze gelijk, zeggen dat mensen gelijk zijn, of ze nu slim zijn of sloom, een beperking hebben of niet. Kan men het onrechtvaardig vinden dat een blinde het werk “De Dulle Griet” niet kan zien, het zal maar beperkt helpen het schilderij te beschrijven, ook al omdat we er niet altijd goed toe in staat zijn een schilderij uit te leggen, te verklaren. De visuele reminiscenties, die we zelf oppikken, maar niet altijd bewust waarnemen, tenzij we een uitermate grondige studie maken van het werk, waardoor we evenwel niet meer over het concrete spreken, maar een hoop aan het werk refererende verhalen gaan vertellen, kan dan wel levendig zijn, het wekt het werk niet tot leven. Is het onrechtvaardig dat iemand blind is? Jawel, allicht, tenzij het om Oedipus gaat, die zichzelf de ogen uitstak. Doorgaans gaat het om gebeurtenissen, om perinatale gebeurtenissen en/of genetische problemen. Men kan de natuur van alles aanwrijven, men heeft die grootheid nog niet onder controle.

Het doel dat het M-decreet moet waarmaken berust op een aanname die men slechts met grote moeite ethisch verantwoord kan noemen, omdat men zou kunnen stellen dat personen met een beperking maar moeten meedoen met de rest, zonder oog te hebben voor hun specifieke noden, tenzij men daar extra op zou inzetten, vanwege de overheid, terwijl een beperking, zeker een mentale beperking niet alleen een kwestie van noden mag heten. Wat ik moest leren, wat men moet onderkennen is dat het moeilijk is respect op te brengen voor personen met een beperking en daar gaat het M-decreet aan voorbij. Het mag weinig respectvol klinken, maar kan men een persoon zonder armen en benen wel tot watergewenning brengen en in sommige gevallen tot enige zwemvaardigheid, men zal begrijpen dat de persoon die niet over (normaal) ontwikkelde armen en benen beschikt, wellicht ook gefrustreerd kan geraken over die omstandigheid en dus liever niet in een publiek zwembad opduikt. Een politicus die dit argument op tafel gooide, kreeg flink onder zijn voeten, terwijl men er alleen in las dat het onrechtvaardig zou zijn een kind met dergelijke beperkingen niet te leren zwemmen. Iemand met een zwak ontwikkeld coördinatievermogen zal ook maar moeilijk schoolslag leren, toch?

Het valt me op dat het pleidooi voor inclusie zowel personen met een beperking van die personen vergen dat ze niet zelf met hun beperking omgaan, maar dat anderen hen aansturen. In wezen kom ik uit bij een gebrek aan respect voor personen met een handicap, of ze nu voor het overige wel verstandig zijn of net als gevolg daarvan ook psychische problemen hebben.

Respect is geen woord, is een attitude waar we onszelf al eens mee in de knel komen, want hoe uit respect zich? Niet door “respect man” te kwelen, maar door in het concrete en momentane blijk te geven van iets dat de ander als respect opvat en daar heeft men dus geen controle over. Richard Sennett heeft dat probleem van respect in de omgang met zorgbehoevenden onder ogen genomen, vanuit zijn eigen ervaringen in een woonblok in Chicago, waar hij met zijn moeder opgroeide. Men kan respect in een deontologische code opnemen, men kan vertellen dat een onderwijzer of juf met respect de leerlingen moet bejegenen, ook als ze een beperking hebben, maar houdt men er dan wel een respectvolle houding op na tegenover die leraren v/m, die al zoveel kwaliteiten aan de dag moeten leggen?

In het debat krijgt men ook al eens iets als kwetsbaarheid te horen, wat ook weer een woord is, maar zich virulent kan uiten in woede of agressie. Kwetsbaarheid is iets waar mensen mee door het leven moeten en het kan dat sommige mensen door het leven gaan met een harnas, doorgaans hebben we allemaal wel onze min of meer open zenuwen. Kinderen en volwassenen met een beperking – nog eens, de term is zo vaag geworden dat iedereen wel een beperking lijkt te hebben -, personen die niet horen, of niet zien, niet kunnen spreken of gewoon - ? – zwaar mentaal gehandicapt zijn, alle eufemismen ten spijt, weten vaak wel wat hen ontbreekt, maar mogen het zelfs niet altijd zeggen of uiten. Onze omgang met personen met een ernstige beperking blijft altijd wel een brokkenparcours, maar als men er mensen mee opzadelt die ook voor andere kinderen moet zorgen, kan het goed fout gaan.

Het wordt dus tijd dat men de idee van totale inclusie laat varen, want het getuigt van weinig respect voor de omstandigheden waarmee een persoon met een beperking af te rekenen heeft, niet eenmaal, of bij gelegenheid maar zolang het leven duurt. Totale inclusie is ook voor andere mensen niet altijd wenselijk. Men zegt dat dit een mensenrecht zou zijn, waarbij het bestaan van het buitengewoon onderwijs een schandvlek zou zijn. Men kan niet zonder meer stellen dat inclusie zou bijdragen aan het welbevinden van personen met een (ernstige) mentale beperking, terwijl het voor een persoon met een verlamming lastig kan zijn geen kansen in te krijgen, omdat hij of zij met de rolstoel niet overal terecht kan. Voor en in naam van die mensen die weten hoeveel inzet leraren v/m in het buitengewoon onderwijs gedurende al die decennia hun best hebben gedaan, denk ik dat precies de ontwikkeling van die onderwijsvorm een daad van humanisme was, van respect en plichtsbetrachting.

Als kinderen met een beperking naar een gewone school moeten en zich daar niet thuis voelen, gepest worden of gemanipuleerd, wat moeten ouders dan doen? Nu blijkt dat de CLB’s alles moeten doen om te verhinderen dat zo een kind toch naar een meer beschutte omgeving zou gaan. Want dat is wat het Buitengewoon Onderwijs – hier in de Vlaamse situatie gehanteerd – biedt en bood aan ouders van kinderen met een handicap. Zou een ouder gerust zijn als zoon of dochterlief met Down dag na dag werd gepest, mismeesterd? Voor het buitengewoon onderwijs bestond werden de kinderen vaak opgevangen in gezinsvervangende omstandigheden van christelijke snit – althans, dat is naar men mij vertelde het geval geweest – waarbij zusterkes of broeders hun best deden om de kinderen te voeden en al eens een plezierig moment te geven. Ontkennen dat het concept van het buitengewoon onderwijs inhumaan zou zijn kwam wellicht uit de vermenging van medische en pedagogische parameters bij het bepalen of een kind/persoon een “ernstige” beperking onder de leden heeft.

Zowel de broeders van liefde als andere congregaties, maar zeker ook vrijzinnige artsen en filantropen hebben er reeds tijdens de negentiende eeuw toe bijgedragen dat ook kinderen met een beperking een plaats kregen[i]. Helaas, zou men kunnen zeggen, leidde dat vaak tot een verdere exclusie, in de mate dat de opvang wel degelijk buiten de samenleving werd gehouden, zoals dat ook met psychiatrische patiënten het geval was. Inclusie bereiken? Via school, via allerlei vrijwillige organisaties, zoals scouts, akabee, of andere kringen, het bestaat en er is soms een probleem om mensen te vinden die zich willen engageren. Uit ervaring weet ik hoeveel die mensen aan energie en inzet aan de dag leggen om met respect de mensen die hen zijn toevertrouwd, voor enkele uren per week of zelfs per maand te bejegenen en hen een gelukkige stonde te gunnen.

Men zal dus de eis van inclusie op een menselijke maat schoeien, wil men vermijden dat mensen er het slachtoffer van worden, vooral zij die al getroffen zijn door een beperking. Ik denk dat ten gronde mensen wel degelijk aanvaarden dat ze in contact komen met personen met een beperking, maar tegelijk denk ik dat men niet van elkeen zoveel ruimhartigheid kan verwachten. Ook zij kunnen kwetsbaar zijn. Een goed buitengewoon onderwijs kan mensen helpen een naar omstandigheden goed leven te hebben. Mag ik mij afvragen of personen die voor onverkorte inclusie pleiten, voor de mensen om wie het gaat, geen respect opbrengen? Het klinkt hard, maar ik denk met Guido Gezelle dat men voor ogen moet houden: bezint eer ge begint en denk al doende verder na. Het nobele principe kan men huldigen, maar zonder oog te hebben voor de mensen om wie het gaat, de mensen met een beperking, kan men onheil niet vermijden. De ene beperking laat meer inclusie toe dan de andere, uiteraard en dat moet men wel nastreven, een optimale inclusie, op maat van de betrokkene en dan kan het degelijke buitengewoon onderwijs dat we kennen, wel degelijk veel bereiken.


Bart Haers



[i] https://cov.acv-online.be/Images/Basis-11-Schoolwijzer-geschiedenis-buitengewoon-onderwijs-tcm194-396023.pdf

Reacties

Populaire posts