Jan Six, vier eeuwen Amsterdam




Recensie



De Koningen van de Republiek
Hoe de familie Six de eeuwen doorstond




Geert Mak. De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis. AtlasContact 2016 (eerste druk). 444 pp. €34,90 (gebonden)[i]

Geert Mak is intussen befaamd om zijn vertelkunst, waarbij hij de stad Amsterdam zelf tot leven kon wekken, het wedervaren van Europa doorheen de XXe eeuw onder de aandacht bracht en ook eens de eeuw van zijn vader op muziek zette. Heeft het dan nog zin een boek over de familie Six – intussen bijna twee jaar geleden gepubliceerd? – iets te vertellen. Ik hoorde het boek weinig weerklank krijgen hier te onzent, terwijl het wel behoorlijk goed over de toonbank ging. Hebben onze recensenten echt geen zin om zich met Nederlandse geschiedenis in te laten? Overladen met details mag het lijken, de crux ligt toch bij het scheppen van context, met zorg voor de overzichtelijkheid en behapbaarheid.

De Gouden eeuw kennen we intussen, zal u zeggen, maar is dat wel zo? Er was veel gaande en er leek zich een economisch wonder voor te doen. Het is een welvaart die opgebouwd werd door toedoen van mensen uit het zuiden, uit Vlaanderen en Brabant, dat onder het koninkrijk Spanje bleef ressorteren. Ook de Sixen kwamen uit deze streek, uit Armentières en ook wel Sint-Omaars. Binnen twee generaties konden ze zich nestelen in het hart van de republiek, raakten ze vermaagschapt met de grote families van dat Amsterdam. Vier eeuwen later is er nog wel een Jan Six die het in Amsterdam kan uitzingen. Toch laten de levens van al die Jannen zien hoe de omstandigheden veranderden, waarbij het persoonlijke en het familiale hun invloed uitoefenden.

Was men vrij als lid van de regentenfamilies? Men beschikte over een hoop geld, over prestige en uitgebreide netwerken, waarbij men een rol kon blijven opnemen of zich op de achtergrond houden. Of men mee profiteren van een uit de hand gelopen cultuur van interen op de publieke middelen. Men kon zich vermeien in wetenschappelijke studies zonder zich aan een universiteit te verbinden of men kon integendeel zelf in het academische leven duiken. De mogelijkheden waren evenwel niet grenzeloos, wel integendeel. Toch nam een Jan Six het op zich zelf te gaan werken in het bedrijfsleven en bleef hij intussen behoren tot de koningen van de republiek behoren.

De bescherming van erfenissen doorheen de eeuwen is een andere constante, al kon er door een fout huwelijk of verkeerde beleggingen ook wel een en ander fout gaan. Valt het aan de nieuwe tijd te wijten of te danken dat ook de Sixen hun keuzes moeten maken, rond het bezit van gronden en huizen, zoals Jachtlust? Geert Mak laat zien hoe levens niet gezien kunnen worden zonder de context, zonder inzicht in de regelgeving, maar tegelijk dat ons handelen zelf mee (ongeschreven) regels schrijven. Gewoonten en de normen die we impliciet voor juist houden, al valt er bij nader toezien wel iets op aan te merken, maar voor de betrokkenen geldt dat die regels het verkeer, maatschappelijke verkeer vereenvoudigen, helder maken.

De heren en dames van stand, zo blijkt, droegen tijdens de Gouden eeuw graag opvallend gekleurde kleren, wat net de familie Six goed uitkwam, want ze verdienden hun boterham met beleg door stoffen te verven, tot in de negentiende eeuw een duurzame bron van inkomsten, maar toen waren de Six al lang niet meer actief in handel en industrie. Hoe ver het kon doorslaan met dat regentendom lezen we ook in dit werk, want tijdens de achttiende eeuw kon de toenmalige Jan Six zich te goed doen aan sinecures, terwijl de stad Amsterdam noch de Republiek zich die uitgaven   konden veroorloven, terwijl ze vaak ook niets opbrachten, geen meerwaarde genereerden.

Pas met de latere Jan Sixen, die op de kleintjes gingen letten, soms zozeer dat hun soberheid het levensplezier kon vergallen, bleken ze in staat eigen activiteiten te ontwikkelen, zoals die ene, die bevriend was met Veth en van Toorop, ontstond een mogelijkheid om zich als academicus een eigen verdienste te verwerven, dat wil zeggen, nuttig te wezen voor de samenleving. De vader, ook een Jan Six was een “privaatgeleerde” geweest die erin slaagde als botanicus met professionelen en academici te corresponderen en omwille van zijn kennis gewaardeerd te worden. De volgende stap zette de zoon en kleinzoon van de geleerden, hij werd verkoper en later directeur van de bekende brouwerij Amstel, die toen blijkbaar beter aangeschreven stond dan Heineken.

Zijn de centrale figuren telkens nazaten van Jan Six, met dezelfde naam gezegend, dan passeren ook de tijdgenoten, van Vondel, Rembrandt in de zeventiende eeuw tot prins Bernard in de twintigste eeuw, de revue omdat de Six-familie dan wel even tijd nodig had om zich in de kring van regenten te scharen, aan het einde van het verhaal zijn er nog maar weinig regentenfamilies over, die deel hebben aan het leven van de top van de samenleving in Nederland. Telkens ziet men hoe de ene Jan Six meer dan de andere ook betrokken is in netwerken, in coterieën ook, waar ze niet altijd de hoofdrol spelen, maar wel blijkbaar stevig hun plaats hebben. Toch zijn er ook die op zeker ogenblik de boel de boel laten en een nieuw gezin stichten in den Haag. Alles wat mensen uitrichten, komt ook bij de Sixen op de een of andere manier voor, behalve moord, als ik het wel heb.

Dan zijn er nog de vrouwen in de familie, die ook op de een of andere manier bepalend zijn gebleken. Zoals Anna Wijmer, die erin slaagde het bedrijf van Jean Six verder te zetten en haar zonen toegang te verlenen tot de jeunesse dorée van het toenmalige Amsterdam. Hij studeerde wellicht en ging op reis door Italië, naar de oases van kunst en ook wel levenskunst. Baldassere Castiglione schreef in 1528 “il libro del Cortegiano”, het boek van de hoveling, of beter, een leerboek over hoe een hoveling zich hoort te gedragen, waarvan een eeuw later een vertaling gemaakt werd en opgedragen aan Jan Six.

Diezelfde Jan Six werd ook een kunstverzamelaar, die voor alles eigentijdse kunst verzamelde, waaronder enkele portretten van Rembrandt, met wie Six lange tijd gemoedelijk omging, zelfs kreeg de schilder nog een lening, maar later verkocht Six die, omdat omgang met de nukkige schilder niet meer sociaal acceptabel was. Ook met Vondel had Jan Six goede betrekkingen, waarbij opgemerkt mag worden dat Jan Six in Amsterdam een autoriteit werd inzake de kunsten, maar ook met drukkers en uitgevers een nauwe band ontwikkelde. Generaties lang zouden Jan Sixen met de boekhandel en uitgeverij goede banden hebben. Intussen blijkt dat Jan Six I, na een jeugd en jonge jaren als pronkende jonker zou huwen met de dochter van de door Rembrandt vereeuwigde dr. Tulp, juist, die van de Anatomische les. Nicolaes Tulp was arts -afgestudeerd in Leiden -, politicus, meerdere malen Burgemeester en ook nog eens een contraremontrantse gelovige, terwijl Jan Six behoorde tot de eerder liberale remonstranten, een gezindheid die bij de elite in Amsterdam eerder steun vond. Toen in 1672 Johan de Witt onder druk van de omstandigheden terugtrad en vervolgens met zijn broer Cornelis gelyncht werd in den Den Haag, eindigde voor een deel van de oude regenten een tijdperk, maar de oude Tulp en ook Jan Six overleefden het verzetten van de Wet door Willem III. Na enige tijd werden de sancties opgeheven en kwamen de oude families terug. Six bleef tot het einde, 1699, betrokken bij het bestuur van de Republiek Amsterdam, schreef tijdsgedichten en was een gezien burger. Hij heeft ook een toneelstuk geschreven, dat werd uitgegeven met een frontispice van de hand van Rembrandt van Rijn.

Het belang van dit boek bestaat erin dat we zicht krijgen op facetten van de samenleving die we niet altijd meekrijgen als we ons inlaten met de disputen tussen remonstranten en contraremonstranten of de Engelse Zeeoorlogen. Het gaat over gewoonten en gebruiken binnen de elite in Amsterdam, die zich opvallend snel gevormd heeft eens de Republiek een feit werd, vanaf 1598. De familie Six sloot doorheen de eeuwen enkele voordelige huwelijken af, verzamelde massa’s voorwerpen, schilderijen, boeken en andere optuigingen voor het betere leven; ook nam de familie bezit van buitens, eerst bescheiden, later eerder vorstelijke residenties om er de zomer door te brengen. Ook kon daar een titel aan verbonden zijn, wat de Sixen ook niet lieten liggen. Zo werd Six op een gegeven ogenblik “Six van Hillegom”, waarbij gezegd moet worden dat deze Jan een eeuw later leefde. Feit is dat in die tijd ook het interen op oude fortuinen, van de stad en de staat schering en inslag werd. Toch werd in de negentiende eeuw het buiten Hillegom als een landbouwexploitatie een belangrijke bron van inkomsten. Tegelijk zien we met dat alles wel enkele figuren, vooral de echtgenotes over het hoofd, want dat zou een eigen behandeling vergen.

De ene Six is duidelijk ook niet inwisselbaar voor de andere, want elk had zijn gaven en ook wel gebreken. Allen evenwel hadden in hun tijd te maken met de mogelijkheden en vooral moeilijkheden om op stand te leven. Een beetje overzicht, goed investeren en deelnemen aan nieuwe ondernemingen, in landbouw, konden helpen. Geert Mak geeft het eerder terloops, maar tijdens die beruchte achttiende eeuw, zien we dat de elite begreep dat de oude bronnen van welvaart opgedroogd waren, zoals de zeer uitgebreide scheepsbouw, de zeevaart zelf en uiteraard de exploitatie van wingewesten in Oost en West. De kolonie was er nog, maar de greep op de wereldzeeën verschoof geleidelijk naar nieuwe mogendheden, onder meer Engeland en Frankrijk. Toch laat precies de opeenvolging van generaties in de familie Six dat er wel momenten lijken op te duiken waar het minder ging, waarna op de een of andere manier de oude luister hervonden wordt. Wel belegden de Sixen in de achttiende eeuw wellicht eerder in Londen, waar goede rendementen verwacht mochten worden.

Met dat alles biedt Geert Mak in dit boek een mooie mentaliteitsgeschiedenis, of beter de geschiedenis van een mentaliteit, c.q. die van de elite, doorheen vier eeuwen en komen we bij vragen over de status van mensen wanneer alles ten onder lijkt te gaan. Armoedevrees blijkt de familie niet zo vaak maar toch bezocht te hebben. Het heeft ermee te maken dat zij op verschillende momenten door leken te hebben dat de tijden veranderen en dat op de oude leest voortdoen niet veel zal uithalen. Waar andere families uitsterven, blijven zij op de ene of andere wijze de financiële bronnen te vinden om door te gaan, zoals goede huwelijken, zonder daarbij (helemaal) uit de eerste coterie te vallen. Ook zien we wel kinderen voortijdig sterven, nog in de wieg, aan de andere kant gebeurt het wel eens dat er eentje uit de band springt, doorgaans blijkt het om oplettende lieden te gaan, die hun plaats in de samenleving kennen en daar niet moeilijk over doen, al zijn er dan weer die hen op de vingers kijken en net wel moeilijk doen.

Een element in dit verhaal vormt het erven, van landgoederen, kapitalen, kunst ook, waarbij men het Mak moet nageven, hij durft een tere snaar van deze tijd aan te raken, namelijk het onrecht dat de positie van de Sixen zou impliceren, al voegen die zich dezer dagen naar de mores van de tijd: werken en niet meer rekenen op de privilegies van rang en stand. Nu, sinds 1672 is er veel veranderd en ook het spel van corruptie met ambten in de achttiende eeuw is voorbij – al zien we nog wel eens rare kronkels in het benoemingsbeleid opduiken. De meeste gronden en buitenplaatsen, zoals Jachtlust werden verkocht, zo te zien, terwijl het huis aan de Amstel in een stichting kon worden ondergebracht. Het vermogen aan kunstwerken, maar ook van het huis zelf zijn zo veiliggesteld, maar de familie is er ook nog slechts de behoeder van. De bezoeken van Geert Mak, zijn impressies laten zien dat het echt wel de moeite waard is een opvallend patrimonium te beschermen. Evengoed kan men zeggen dat ze al die eeuwen lang weinig of geen belastingen betaald hebben, behalve wat ze strikt genomen te betalen hadden. Het onrecht werd fiscaal in de loop van de negentiende en twintigste eeuw ongedaan gemaakt, maar wat men het sociaal kapitaal noemt, wat is daarmee gebeurd? Geert Mak laat zien dat dit niet zo gauw verdampt, al kan men zien dat jongere generaties zich in het actieve leven hebben gestort, zoals dat ook te onzent gebeurde en het geval is.

Men kan altijd nog jaloers zijn op grote vermogens, blijkbaar betekende dat ook dat men niet altijd zo vrij was, als wij geneigd zijn te denken. Waken over rang en stand kan betekenen dat wie eraan wil ontsnappen ook onterfd wordt, geheel of gedeeltelijk, zoals met een jongedame is gebeurd. De huwelijksmarkt was beperkt en dus konden niet alle dochters huwen, ook niet alle zonden overigens. Zij koos voor een gewoner leven aan de zijde van een ambtenaar, liever dan op stand een oude vrijster te worden. Andere dames kozen net voor dat statuut van ongehuwde vrouwen om hun eigen leven vorm te geven, al dan niet mee door omstandigheden genoopt. Er spelen ook na nog andere factoren mee, maar blijkbaar bracht het feit dat dochters, zusters niet huwden mee dat het patrimonium daadwerkelijk beschermd en gekoesterd werd. De huizen van de familie, de huizen waar de familie leefde, aan de Amstel, de Herengracht en de buitens, ze speelden in het voortbestaan en doorgeven van de familie een bijzondere rol, met modeverschijnselen en vormvereisten. Huwelijken bracht wel nieuw kapitaal in de familie.

In dit boek laat Geert Mak zien hoe de Familie van Jan Six niet enkel een Nederlands fenomeen is, maar dat het verschijnsel ook elders in eigen vormen tevoorschijn kwam, zoals zijn referenties aan “De Buddenbrooks” van Thomas Mann laten zien. Mak had ook kunnen verwijzen naar de familie Klamroth[ii], wat dichter bij de werkelijkheid, maar ook minder gedegen op het oog. Er zijn immers in die tijd, de negentiende eeuw als gevolg van de Industriële revolutie in Europa wel meer nieuwe fortuinen tot stand gekomen. Het is dan ook best boeiend om te zien hoe een Jan Six directeur werd van een grote brouwerij en tegelijk bevriend raakte met Juliana en prins Bernhard. En dan neemt de tijd of de “zeitgeist” het over, worden jonge nazaten van de Sixen gewoon arts of jurist…

Een mooi hoofdstuk vormt de relatie tussen Piet Six en het verzet, terwijl zijn broer Jan zich bezondigde aan economische collaboratie – al zouden er ook joodse onderduikers op de terreinen van brouwerij Amstel zijn verstopt geworden. De rol van Six in relatie tot de “roof” door bankiers Gijsbrecht en vooral Walraven van Hall van de Nederlandse Bank, ten behoeve van het verzet, om onderduikers te kunnen voeden, om onkosten te delgen voor koeriers en andere zaken, krijgt mooi een plaats. Gijsbrecht van Hall was ook burgemeester maar kon met Provo en de contestatie niet om en trad af, gedwongen in 1967. Piet Six wilde er niet veel over kwijt, redde, om prins Karel te citeren, de Hollandse brol, omdat de regering weg was en anderen graag spelletjes leken te spelen. Hij wilde het niet overroepen en geeft daarmee natuurlijk te denken, want hoe kan een mens die erkend wordt als held zich zo op de achtergrond houden.  

Het boek is meer dan een stapeling van feiten, vertelt in verschillende toonaarden het wedervaren van de eerste Jan Six, want daarover blijkt nog heel wat bronnenmateriaal beschikbaar. De materiële cultuur, de boeken, de kunstwerken, maar ook het handelen van Six, van Nicolaes Tulp en het wedervaren van de Republiek Amsterdam, de relatie tussen de breeddenkende  remonstranten met families die eerder de contraremonstranten, strak in de leer, genegen waren en later de deelname aan de vormen van cliëntelisme, rent seeking behavior oftewel het plunderen van de stadskas met sinecures die overdadig betaald werden. Later werd de familie iets minder voyant, maar bleef ze wel tot de “eerste coterie” horen, tot de geleerde heren Jan Six en Jan Six, de professor het statusgedoe dwingend vonden. Hun zonen, geboren aan het einde van de negentiende eeuw, Jan en Piet leken nergens meer naar te talen, maar gaven wel de familie een nieuw elan, net door zich van de eisen aan de leden van de eerste coterie gesteld, onder meer niet deelnemen aan het werkzame leven niets meer aan te trekken. Baas worden van een brouwerij, het doet denken aan het begin, toen Jean Six en Anna Wijmer de ververij van Charles overnamen.

Wellicht gaat het niet over de goede fortuin van de familie, over de kapitalen waarover men door de eeuwen kon beschikken, maar vooral over het feit dat geleidelijk het besef groeide te behoren tot iets dat bijzonder genoeg is, om eraan te hechten. Soms waren de relaties met het personeel welwillend, soms ook uiterst formeel, zelfs feodaal, afhankelijk van de omstandigheden. Het feit dat zoveel kunst sinds de tijd van Jan Six I door de familie werd verzameld, soms via erfenissen en huwelijken bij hen terecht kwam, tot en met fraaie huwelijksjurken laat toe, via Geert Mak iets van zijn historische sensatie te ervaren. Maar hij laat ook zien hoe hij vaak stukken, doeken opnieuw gaat bekijken.

Hoewel de lezer de indruk krijgt fraaie anekdotes en losse feiten aangereikt te krijgen, merkt deze dat de auteur – en zijn medewerkers, gesprekspartners… - ons wel degelijk meenemen op een boeiend pad. Het is niet de essentie die hier van belang is, wel de context, de samenhang. Zou het mogelijk zijn van de Oranjes een dergelijk portret te maken? Of zou het minder de kracht zelf van de Amsterdamse elite, maar ook de zwaktes ervan tonen. De context is voor de historicus v/m altijd weer een krachttoer die goed in de vingers te krijgen en goed over te dragen, zodat lezers er iets mee aan kunnen vangen. Net daarom kan men het boek wel handelend over een Amsterdamse Regentenfamilie noemen, maar het levert wel inzichten die dat kader overstijgen.

Bart Haers



[i] Of het werk in Vlaanderen nog echt in de boekhandel te vinden is, valt te bezien. De media vonden het zo te zien te Amsterdams.
[ii] https://www.perlentaucher.de/buch/wibke-bruhns/meines-vaters-land.html

Reacties

Populaire posts