Vlaanderen weet geschiedenis goed te negeren




Dezer Dagen


“Walen Buiten”
Vlaanderen en het recente verleden



(This is a photo of onroerend erfgoed number 42155)Een iconisch beeld van de Universiteit Leuven, de padagogie
De Valk, nu faculteit Rechten. In de strijd om Levuen en de plaats
van de twee universiteiten was de Tiensestraat vaak strijdtoneel van
studenten tegen de ordetroepen.  
“Leuven Vlaams!” Van betrokkenen, onder meer een arts leerde ik dat in die jaren 1966  en volgende in Vlaanderen en vooral Leuven de eis de gevolgen van de taalgrenswetgeving te respecteren werkelijk leefde. Men ging betogen voor de eentalig Nederlandstalige universiteit, wat men vandaag vergeten lijkt. Em. prof Louis Vos bevestigt dat er onderzoek gaande is, al een paar decennia onder zijn leiding, maar we moeten dan ook vaststellen dat de brede media er echt geen aandacht voor hebben.

Een onderzoek naar de Nederlandstalige cultuur in België liep uit over een invectieve bejegening van de bourgeois en de conservatieve “grondstroom”. Dat roept vragen op want de historicus dient niet een geschiedenis te schrijven zoals hij/zij zou willen als ze was, ook niet te steunen op capita selecta, maar de bronnen die beschikbaar zijn – vaak onnoemelijk veel – te raadplegen en op basis van de informatie die zo verzameld wordt, tot conclusies te komen, niet vooraf de conclusie formuleren en dan aan de hand van zorgvuldig uitgekozen bewijsmateriaal de these bewijzen. Dat lijkt dezer dagen een lastig geval te zijn, want de verleiding is groot net de eigen these of populistische stelling te bewijzen, want het gaat zoveel gemakkelijker.

De geschiedenis van Leuven Vlaams begint al vroeg, c.q. wanneer studenten en docenten, alumni ook de ongemakkelijke waarheid onder ogen zien dat juristen en artsen nauwelijks de taal kennen van de (volks-)mensen met wie ze beroepsmatig in contact komen. Reeds vroeg waren er advocaten, zoals George Bergmann die de eed als advocaat in het Nederlands aflegden. Hij was liberaal en orangist en dat heeft hij in het jaar 1830 en volgende geweten. Toch werd hij gemeenteraadslid, later schepen en burgemeester. Tevens was hij provincieraadslid en als zodanig actief in de politiek, waarbij hij zijn Vlaamse reflex niet onder stoelen of banken stak. Zijn zoon Anton, bekend als schrijver, volgde in zijn voetsporen. Met Jan Frans Willems was hij goed bekend, vermaagschapt en hij steunde diens inspanningen om de Vlaamse Beweging vorm te geven. Al vroeg dus werd België met de taalkwestie geconfronteerd, want er kwam nog een Grievencommissie – opgericht door Leopold I en dus met steun van de regering - onder leiding van Lucien Jottrand, maar de uitgebreide lijst van grieven werd door Charles Rogier, de feitelijke regeringsleider afgewezen. Jottrand, geboren in Waals-Brabant zou als cultuurflamingant eveneens hard mee timmeren aan de Vernederlandsing van de samenleving.

Men lijkt vandaag vergeten hoe de taalsituatie in Vlaanderen was en dat mensen die geen of onvoldoende Frans kenden weinig kansen kregen in de samenleving. Toch zou het tot de jaren 1920 duren voor duurzame taalwetten tot stand kwamen, ondanks de taalvrijheid die in de Grondwet was ingeschreven. De taalstrijd in België, vanwege Nederlandstaligen, vooral burgers, liberalen en katholieken, kan men niet zomaar afdoen als een kleinsteeds gebeuren. Of men nu verwijst naar figuren als J.F. Willems, kanunnik David of zelfs Hendrik Conscience, altijd moet men vaststellen dat deze mensen zich bewust achter de taalstrijd schaarden en dat zou zo blijven tot aan of kort na WO I. In Gent had je burgers als prof. Paul Frederik en gezusters Loveling, die ook al achter de ideeën stonden, zoals ook de oprichters van Vooruit en vooral van de Christene Werklieden, die niet door Woest of Arthur Verhaeghe wensten gekaapt te worden.

Hier komt wel wat namedropping aan te pas omdat het gewoon mensen waren, heel wat mensen die zich naar best vermogen hebben ingezet, waarvan we dus alleen de topfiguren in herinnering kunnen roepen, terwijl bijvoorbeeld in de onderwijzersopleidingen al heel wat fervente frontsoldaten werden opgeleid. Ze werden inderdaad frontsoldaten in WO I, vaak als brancardiers, zoals seminaristen, die zelf ook wel een strijdbare kern vormden voor de Vlaamse zaak. Zoals uit het verhaal van Karel van de Woestijne bleek, haakten in de nasleep van de wereldoorlog mensen af, die vonden dat het activisme een smet was voor de Vlaamse Beweging. Met het opkomen van de politieke Vlaamse Beweging ontstond een breuk tussen de klassieke taalminnaren en de zeer dynamisch geachte politieke beweging, de Fronters die na verloop van tijd ook oud-activisten opnamen in de gelederen. De verkiezing van Borms in 1928 zette overigens ook in de Vlaamse Beweging de verhoudingen op scherp. De keuze van het VNV voor een autoritaristische opvatting van mens en samenleving strookt overigens wellicht wel bij de sfeer van die periode, rond 1933, maar kan men toch niet echt Vlaams noemen, wanneer we ons herinneren hoe graag we onszelf voorstellen als gekant tegen elk overheidsgezag. Of dat klopt, blijft een boeiende kwestie, waarnaar men best eens onderzoek zou verrichten.

De collaboratie zorgde voor een nieuwe breuklijn binnen de Vlaamse Beweging en zelfs binnen de Politiek georganiseerde Vlaamse Beweging. De oprichting van de VU in 1954 door Frans Van der Elst en anderen vormde een nieuw begin, maar tot de oprichting door Dillen in de nasleep van het Egmontpact van het Vlaams Blok, nu Vlaams Belang, bleef het voor buitenstaanders gemakkelijk om de VU met de “zwartzakken” te vereenzelvigen. Intussen had er zich in Vlaanderen een eeuwlang een cultuurstrijd voorgedaan, waarbij steeds meer het Nederlands een plaats kreeg in het publieke leven, ook al omdat het aantal mensen dat college ging lopen of andere opleidingen volgde, snel toenam. In colleges en athenea waren er ook (kleine) groepen bezig het Nederlands, de Cultuurtaal te bevorderen in zogenaamde ABN-kringen. Wie mensen van de generatie geboren tussen 1920 en 1940 hoorde en die school en hoge school hadden gelopen, merkt dat deze mensen met groot gemak een mooie taal beheersten. Het was een generatie die wist dat ze bevoorrecht waren geweest te kunnen en mogen studeren, ook al hadden hun ouders het niet breed.

Na 1968 zou de toeloop naar de universiteit nog toenemen, wat de universiteiten en hogescholen dwong tot uitbreidingen. Maar toen leefde er in Gent, net als in Antwerpen nog een kring van Franstaligen die hun verlies aan invloed en betekenis niet konden aanvaarden. Zij die naar het Nederlands overschakelden konden wel hun posities behouden, spraken de talen behoorlijk en zetten als bourgeois min of meer hun oude leven verder. Anderen verhuisden naar Brussel of Wallonië en speelden dan uiteraard geen rol van betekenis meer. Noch Jo Tollebeek noch Louis Vos hechten in hun bijdragen van de afgelopen dagen in de krant De Standaard over dat beruchte “Walen Buiten” buitensporig veel belang aan de kwestie die mee Leuven Vlaams op gang trok, met name de Vernederlandsing van de Vlaamse samenleving, met dank onder meer aan de taalwetgeving die Frans van Cauwelaert tijdens het Interbellum erdoor kreeg. Maar de wet volgde hier eerder de nieuwe verhoudingen in het land, dan dat ze een nieuwe realiteit schiep, wat evenwel toch het geval was.

Voor Leuven stond er heel wat op het spel, want de stad was in de feiten bewoond door Franstaligen, hoogleraren en personeel van de Franstalige universiteit en door Nederlandstaligen die elkaar blijkbaar niet vaak ontmoetten. Of het zo was dat die Franstalige academici de neus ophaalden voor de briljante econoom en politicus Gaston Eyskens, weet ik niet, maar wellicht had men niet vergeten dat Eyskens de band met het VNV had aangehaald in 1936 en was ook zijn aanpak van de schoolstrijd en de eenheidswet hem niet in dank afgenomen. Maar nog eens, of alle Franstalige academici op hem neerkeken, valt wellicht slechts moeizaam terug te vinden. Zou het ook relevant wezen?

 Onmiskenbaar werd in België een machtsstrijd gestreden, die in Vlaanderen scherper werd aangevoeld aan beide zijden, omdat Franstalig België in Brussel en Wallonië elke noodzaak tot tweetaligheid ontkende. In de Franstalige samenleving evenwel groeide later wel het besef dat men maar beter een mondje Nederlands kon leren. Waar rond 1990 het Nederlandstalig onderwijs in Brussel op apegapen lag en men eraan dacht scholen te sluiten, bleek alras dat door de nonchalante hervormingsijver in het  Franstalig onderwijs de kwaliteit zienderogen afnam, ook van het talenonderwijs. Iedereen kon wel Secondair Onderwijs volgen, maar ouders kozen in Brussel steeds meer voor het Nederlandstalig onderwijs.

Men klaagt de laatste twintig jaar wel over het tussenvlaams dat gesproken wordt, geen cultuurtaal maar ook geen plat dialect (meer), onder meer door de invloed van televisie en radio, waar ook de openbare omroep behalve in nieuwsuitzendingen steeds vaker de standaard van een verzorgde taal en uitspraak liet vallen. In West-Vlaanderen is de situatie zo dat mensen ofwel bijna accentloos Nederlands spreken, of gewoon een soort verbasterd West-Vlaams. Claus, Hugo Claus klaagde er op zeker ogenblik over dat mensen in Vlaanderen geen gebenedijd woord deftig Nederlands konden spreken, maar goed, toen moest men bij straat- en marktinterviews ook zoeken naar een speld in een hooiberg om deftig Nederlands, enigszins bekakt te horen. Ik heb me laten vertellen dat lange tijd bij zo een straatinterviews de schoolmeester en de koster, naast andere intellectuele beroepers uitgesloten waren. Wie blijk gaf van enig verstandelijk vermogen kon men niet gebruiken.

Intussen begon de visie van Bourdieu over sociaal/cultureel kapitaal aan de universiteiten en vooral in de zogenaamde geesteswetenschappen furore te maken. Studenten vonden dat ze maar beter de tussentaal gingen spreken, om de arme dialectsprekers niet voor het hoofd te stoten of kopschuw te maken. Er deed zich ook binnen Vlaanderen en de Vlaamse samenleving, dan wel Vlaamse culturele elite een machtsstrijd voor, die nog steeds niet gestreden blijkt. Er zullen geen duidelijke overwinnaars zijn, valt te verwachten, omdat academisch geschoolden niet zo sterk meer een gedeelde cultuur delen, als men had kunnen verwachten. De strijd tussen Paul Goossens en Bart de Wever, ook by proxy gevoerd door diens woordvoerder, raakt wel zeer gepolariseerd, als Goossens de kreet “Walen Buiten”, bezwaarlijk een gallicisme, want in het andere talen, het Duits is de constructie nagenoeg dezelfde, refereren vindt aan het antisemitisme in het Duitsland tijdens het Interbellum en zeker vanaf 1933. Ach, alles kan men aan elkaar linken als men aan de onderliggende verschillen geen aandacht besteden wil.

Omdat ik zelf de geest van Mei’68 niet zo kwalijk opvat als De Wever en co doen, maar er enigszins eclectisch mee omga, kan ik wel het pseudomarxisme van die groepen in Mei ’68 moeilijk begrijpen, maar er waren ook andere bewegingen gaande, die des te interessanter waren. Terecht vreesde Pieter de Somer dat de universiteit Leuven een provincialistisch nest kon worden, als men niet voldoende oog heeft voor de internationale ontwikkelingen. Zelfgenoegzaamheid vond de rector maar niets, het recht op dwalen poneerde hij zelfs voor de paus, toen die in 1985 Leuven aandeed. Leuven werd Nederlandstalig, bewees dat het mogelijk is een zeer goed centrum voor opleiding en onderzoek te kunnen zijn met internationale faam, van identitair isolationisme lijkt me geen sprake te zijn.

Het blijft vreemd dat men de Vernederlandsing van Gent in 1930 en de Splitsing van de Leuvense universiteiten in 1968 niet meer als scharniermomenten in de geschiedenis van de Vlaamse samenleving wil zien. Goed, natuurlijk kan men kritiek hebben op het beleid van de opeenvolgende Vlaamse regeringen, of meer voor deze dan voor andere regeringen, men kan via een panoplie aan partijen aan die debatten deelnemen, in het Nederlands. Waarom moet die mijnheer Goossens dan zo uitpakken tegen Leuven Vlaams, Walen Buiten en wat dies meer zij? Omdat hij met anderen met lede ogen aanziet hoe de partij N-VA, de opvolger van de VU van Van der Elst en Schiltz een ongekend electoraal parcours heeft afgelegd en populair blijft bij de kiezers.

Men kan het kleingeestig vinden zo op te geven met Vlaanderen, met die identiteit, het valt Goossens en co duidelijk niet op, dat de huidige discussies zich vooral aftekenen op het terrein van al dan niet gedeelde Europese waarden, de waarden van de Verlichting en rechts neemt die discussie ook in dank aan. Het punt is evenwel dat Goossens en co wel het kosmopolitische wereldbeeld koesteren, maar tegelijk de gevolgen van de globalisatie en de Vrije Markt minder weten te waarderen. Kosmopolitisme heeft vooral een culturele betekenis, de globalisatie is economisch en financieel-kapitalistisch van aard. De Vlaamse Beweging was in beginsel ook cultureel van aard en heeft heel wat mensen perspectieven geboden, zoals ook de Socialistische Beweging dat vermocht, het oude liberalisme en de christelijke zuil dat vermochten. Er bestond zelfs, ten tijde van het Egmontpact een grote consensus dit pact niet te aanvaarden, laat staan te verdedigen. Anderzijds hebben deze organisaties ten tijde van de Staatshervorming van 1970, toen de grendelgrondwet er kwam, minder van zich laten horen – ik heb er vooralsnog weinig sporen van gevonden, wel van de oprichting van de Vlaamse Cultuurraad en hoe die gedurende bijna 10 jaar aan de weg timmerde. Een kwestie van voortschrijdend inzicht. Overigens heeft de Vlaamse Beweging zelf ook nadien niet altijd met grote ijver de nadelen van de grendelgrondwet te berde gebracht, ook al omdat er in se weinig tegen te doen valt, binnen het kader van de grondwet…

De splitsing van Leuven, van de universiteiten dus en vooral de geografische afbakening van het Nederlandstalige landsdeel niet herdenken, heeft op mij een kwalijke indruk gemaakt, want men kan dergelijke scharniermomenten niet negeren. Okay, men moet er geen chauvinistisch feestje van maken, wel kan men er de herinnering aan een moeilijk conflict waarin de taal centraal stond bij het publiek aan de orde stellen, zeker voor jonge mensen kan dat leerzaam zijn. Wat nog het meeste schrijnt is dat met die afwijzing ook in een keer het werk en de inzet van al die mensen die zich sinds George Bergmann met de toekomst van het Nederlands in België hebben ingelaten gewoon genegeerd wordt. Men put liever met genoegen enkele “pages d’or” uit het grote geschiedenisboek, dan de geschiedenis in werking aan de orde te stellen.

De geschiedenis in werking? Het handelen van mensen in hun context, waartoe dus ook aspiraties, ambities en persoonlijke of eerder collectieve frustraties hun betekenis hebben. Leuven Vlaams was de uitkomst van zowel een politiek conflict – waarbij (Vlaamse) politici niet durfden mee te gaan met de studenten en professoren – als van een maatschappelijk conflict, omdat men vond dat de stad Leuven een paard van Troje zou wezen om de taalgrenswetgeving te omzeilen en het “Très Grande Bruxelles” mogelijk te maken. De omstandigheden niet onderzoeken ontneemt de observator post factum ook het recht om met een oordeel te komen, laat staan met een veroordeling van de Vlaamse Studenten en professoren uit te pakken. Ook kan men dan niet ontkennen dat in de contestatie tegen de bisschoppen en de regering een aantal studenten een nieuwe wind lieten waaien, die eindigde aan de fabriekspoorten, voor sommige hardliners in de fabrieken, aan de band, maar die stroming maakte wel veel indruk, maar beheerste niet het leven van de meerderheid van studenten.  

Bart Haers

PS ik ben me ervan bewust dat behalve vele namen in dit stuk ook aannames figureren die ik nader zou moeten toelichten, omdat velen vandaag de ontwikkelingen in Vlaanderen, maatschappelijke, economische, culturele en levensbeschouwelijke niet meer kunnen plaatsen. Men besteedt op de openbare omroep jaar na jaar aandacht aan de twee wereldoorlogen waarin ons land, waaronder de burgers van dit land geleden hebben, maar men negeert straal elke mogelijkheid om uitgebreid aandacht te besteden aan de ontwikkelingen in dit land, tja, sinds de Eburonen en Ambiorix; vooral de geschiedenis vanaf de 11de eeuw zou best meer aandacht verdragen in de brede media, zoals men ook wel eens meer aandacht voor de geschiedenis van onze buren zou kunnen opbrengen. Maar goed, voor de media is de oorlog van 14 en de collaboratie van 1940 zoveel gemakkelijker te behappen. Het gaat om een gebrek aan wezenlijke interesse en de bereidheid aan te nemen dat mensen voor goed gebrachte historiografie in de vorm van documentaires wel degelijk interesse kunnen opbrengen. Er is heus meer dan die acht jaar ellende.
  

Reacties

Populaire posts